ECLI:NL:RBMNE:2023:4468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/825
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan bevoegdheid gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een WOZ-beschikking. Eiseres, vertegenwoordigd door Mr. D.A.N. Bartels MRE, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en had een aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing opgelegd. Eiseres ging in beroep tegen de uitspraak op bezwaar, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank oordeelde dat Bartels niet kon aantonen dat hij bevoegd was om namens eiseres, een besloten vennootschap, beroep in te stellen. Ondanks meerdere verzoeken om de benodigde machtigingen en documenten aan te leveren, kon de rechtbank niet vaststellen dat Bartels de juiste bevoegdheid had. De statuten van eiseres gaven aan dat de bestuurders gezamenlijk bevoegd zijn, en er was geen machtiging van de andere bestuurder overgelegd. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep komen.

Daarnaast had Bartels verzocht om schadevergoeding wegens een onredelijk lange procedure, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld dat eiseres daadwerkelijk beroep wilde instellen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/825
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023 in de zaak tussen
Mr. D.A.N. Bartels MRE veronderstellenderwijs handelend namens [eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: M. Boerlage).

Procesverloop

Met de beschikking van 28 februari 2021 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak op het adres [adres] in [gemeente] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2020.
De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de onroerende zaken ook een aanslag onroerendezaakbelasting en een aanslag watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 17 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard de WOZ-waardes gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 10 juli 2023. Bartels was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, M. Boerlage, vergezeld door [A] (taxateur).
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Het beroep is ingesteld door Bartels.
2. De rechtbank heeft bij brief van 28 februari 2022 Bartels bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft hem daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een schriftelijke machtiging, waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen, alsnog toe te sturen.
3. In deze brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld.
4. Bartels heeft bij brief van 18 maart 2022 gereageerd op de brief van 28 februari 2022 en heeft ondertekende volmachten van “februari/maart/april 2021” overgelegd. In deze volmachten machtigt [B] Bartels om (onder meer) beroep in te stellen.
5. De rechtbank heeft bij brief van 11 april 2022 Bartels bericht dat het beroep niet voldoet aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank heeft hem daarom in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt wie als bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
6. Ook in deze brief is nadrukkelijk vermeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren, indien het geconstateerde verzuim niet tijdig wordt hersteld.
7. Bartels heeft bij brief van 17 juni 2022 gereageerd op de brief van 11 april 2022 en heeft een uittreksel uit het handelsregister van [eiseres] B.V., [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. overgelegd. Ook zijn de statuten van [eiseres] B.V. overgelegd.
8. De rechtbank kan hiermee niet vaststellen dat Bartels bevoegd is om namens eiser [eiseres] B.V. beroep in te stellen. De bestuurders van [eiseres] B.V. zijn [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., van wie de bestuurders [C] en [B] zijn. Uit de statuten blijkt dat de bestuurders alleen gezamenlijk bevoegd zijn en dat één bestuurder niet alleen voor de rechtspersoon kan opkomen. Er was dus een machtiging nodig van [C] , naast de verstrekte machtiging van [B] . Bartels heeft met de brieven van 18 maart 2022 en 27 juni 2022 de door de rechtbank gevraagde – maar onherleidbare – stukken toegestuurd, kort na de brieven van de rechtbank. Met de brieven van 28 februari 2022 en 11 april 2022 is Bartels in de gelegenheid is gesteld het geconstateerde verzuim te herstellen in de zin van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop het proces-verbaal van deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer). Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat. U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.