ECLI:NL:RBMNE:2023:4437

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/527471 / HA ZA 21-616
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over huurovereenkomsten en eigendomsrechten van percelen met woonarken

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2023, gaat het om een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de eigendom en de huurovereenkomsten van percelen waarop woonarken zijn gelegen. Beide partijen waren gezamenlijk eigenaar van een aantal percelen, waarvan de eigendomsverdeling aanleiding gaf tot juridische conflicten. De percelen zijn toebedeeld aan [eiser], maar de ligplaatsen voor de woonarken waren al verhuurd door [gedaagde] aan de Gebruikers voordat de eigendomsoverdracht plaatsvond. De centrale vraag is of [eiser] gebonden is aan de huurovereenkomsten die [gedaagde] met de Gebruikers heeft gesloten. De rechtbank oordeelt dat [eiser] wel degelijk gebonden is aan deze overeenkomsten, ondanks zijn verweer dat hij niet verantwoordelijk is voor de afspraken die door [gedaagde] zijn gemaakt. De rechtbank concludeert dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig zijn en dat de Gebruikers erop mochten vertrouwen dat [gedaagde] bevoegd was om deze overeenkomsten aan te gaan. Daarnaast zijn er ook allonges gesloten die de rechten van de Gebruikers verder uitbreiden, wat leidt tot een complexe juridische situatie. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af en bevestigt de geldigheid van de huurovereenkomsten, terwijl ook de vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden afgewezen. De rechtbank legt diverse verplichtingen op aan [eiser] met betrekking tot de parkeerplaatsen en de energievoorziening voor de Gebruikers, en bepaalt dat de kosten van de procedure door iedere partij zelf gedragen worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/527471 / HA ZA 21-616
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verweerder in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in de conventie in de tussenkomst,
eiser in reconventie in de tussenkomst,
advocaten mr. P.L. Visser en mr. R. Hosselet te Amsterdam in de hoofdzaak,
advocaten mr. T.C. Boer te Amsterdam in de tussenkomst,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
gedaagde in conventie in de tussenkomst,
eiser in reconventie in de tussenkomst,
advocaat mr. A.C.J. Hanrath te Zaandam.
in welke zaak zijn tussengekomen:

1.[eiser in de tussenkomst sub 1]

2. [eiser in de tussenkomst sub 2]

3. [eiser in de tussenkomst sub 3.1] en [eiseres in de tussenkomst sub 3.2]

4. [eiser in de tussenkomst sub 4.1] en [eiseres in de tussenkomst sub 4.2]

allen wonende te [woonplaats 3] ,
eisers in conventie in de tussenkomst,
verweerders in de reconventie in de tussenkomst,
advocaten mr. J.P.H. Jacobs en mr. J.G. van de Waerdt.
Eiser en gedaagde in de hoofdzaak zullen hierna respectievelijk [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. De tussenkomende partijen zullen gezamenlijk de Gebruikers genoemd worden en ieder afzonderlijk respectievelijk [eiser in de tussenkomst sub 1] , [eiser in de tussenkomst sub 2] , [eiser in de tussenkomst sub 3.1] en [eiser in de tussenkomst sub 4.1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 6 juli 2022,
  • de conclusie van antwoord in reconventie in de hoofdzaak, tevens akte houdende aanvullende producties van [eiser] met bijgevoegde producties 22 – 24,
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens wijziging van eis in conventie tevens verzoek om descente ex artikel 201 Rv met producties 30 – 52 van de Gebruikers,
  • het rolbericht van 23 december 2022 waarin staat dat een mondelinge behandeling is gepland op 16 mei 2023,
  • het herhaalde verzoek namens de Gebruikers in de brief van 10 januari 2023 om een descente en daarnaast tot behandeling van de zaak door een meervoudige kamer,
  • het bericht van de rechtbank van 11 januari 2023 waaruit blijkt (i) dat de rechtbank akkoord gaat met het houden van een descente, mits partijen zorgdragen voor een plek waar aansluitend de mondelinge behandeling kan plaatsvinden, en (ii) de rechter na de mondelinge behandeling zal beslissen of de zaak daarna door een meervoudige kamer behandeld moet worden,
  • de brief van de Gebruikers van 19 januari 2023 waarin de locatie wordt genoemd,
  • de uitnodiging van de rechtbank van 2 februari 2023 voor een descente met aansluitend mondelinge behandeling op 16 mei 2023,
  • de akte met aanvullende producties 28 – 47 in de tussenkomst van [eiser] ,
  • de akte overlegging aanvullende producties 53 – 63 in de tussenkomst van de Gebruikers.
1.2.
Op 16 mei 2023 heeft de plaatsopneming op het adres [adres 1] te [plaats] plaatsgevonden en aansluitend de mondelinge behandeling op het adres [adres 2] te [plaats] . Tijdens de mondelinge behandeling hebben de advocaten naar aanleiding van vragen van de rechtbank de standpunten van partijen nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vonnis wordt gewezen.
1.3.
De rechtbank zal de zaak enkelvoudig afdoen. Er is onvoldoende reden om, zoals gevorderd door de Gebruikers, deze meervoudig voort te zetten.

2.Het geschil

De kern van het geschil

2.1.
[eiser] en [gedaagde] waren gezamenlijk eigenaar van een aantal percelen in [plaats] , waaronder perceel [kadastraal nummer 1] . De percelen van [gedaagde] zijn toegedeeld aan [eiser] . Op perceel [kadastraal nummer 1] bevinden zich 4 woonarken. De ligplaatsen voor deze woonarken zijn door [gedaagde] al vóór de toedeling aan [eiser] verhuurd aan de Gebruikers. De vraag is of [eiser] is gebonden aan de (aanvullende)overeenkomsten die [gedaagde] met de Gebruikers heeft gesloten. Verder hebben de Gebruikers met [eiser] een geschil over zijn verplichtingen op grond van de overeenkomsten.
Korte weergave van de lange voorgeschiedenis
2.2.
De vaders van [eiser] en [gedaagde] , [A] en [B] , hebben in 1935 de vennootschap onder firma ‘ [bedrijf 1] ’ opgericht, hierna de VOF. De VOF exploiteerde een aantal percelen aan de [locatie] , die [A] en [B] hadden ingebracht in de VOF. Tot de percelen van de VOF behoorden onder andere de percelen met kadastrale nummers [kadastraal nummer 1] , [kadastraal nummer 2] en [kadastraal nummer 3] .
2.3.
In 1972 hebben [A] en [B] onderhandeld over een beëindiging van de VOF en verdeling van de percelen. Daarover zijn ze het niet eens geworden. Wel zijn ze vanaf dat moment ieder hun eigen weg gegaan. Ze hebben een verdeling gemaakt van percelen die ze daarna zelfstandig gingen exploiteren. Dat deden ze samen met de percelen waar ze zelfstandig eigenaar van waren. Na hun overlijden is dat voortgezet door hun zoons: [eiser] en [gedaagde] .
2.4.
In de periode vanaf 1972 hebben [A] en [B] talloze procedures tegen elkaar gevoerd. Zo heeft de Hoge Raad op 17 december 1992 een arrest gewezen tussen [A] en [B] .
2.5.
In 2015 heeft de rechtbank Amsterdam in de procedure tussen [eiser] en [gedaagde] voor recht verklaard dat de vof na 13 november 2001 is voortgezet, met als vennoten [eiser] en [gedaagde] en de vof ontbonden per 1 februari 2015. [eiser] is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Op 19 januari 2021 heeft het hof Amsterdam bekrachtigd dat de vof per 1 februari 2015 is ontbonden en alle percelen van de VOF, waaronder perceel [kadastraal nummer 1] , toebedeeld aan [eiser] . [eiser] moest aan [gedaagde] daarvoor € 529.159,85 betalen. Dat arrest is uitgevoerd zodat [eiser] nu eigenaar is van perceel [kadastraal nummer 1] .
2.6.
Op perceel [kadastraal nummer 1] bevinden zich 4 woonarken, de ligplaatsen zijn door [gedaagde] verhuurd aan de Gebruikers. Het gaat om langlopende huurovereenkomsten (30 jaar met verlenging van 15 jaar). Ook heeft [gedaagde] in mei/juni 2020 aanvullende overeenkomsten bij de huurovereenkomsten gesloten; hierna genoemd allonges.
2.7.
Volgens [eiser] is hij niet gebonden aan de allonges en de huurovereenkomsten. [eiser] en de Gebruikers hebben tegen [eiser] geprocedeerd bij de rechtbank en het Hof over voorlopige voorzieningen. De Gebruikers hebben zich als partij gevoegd in deze procedure die in gestart is als een procedure van [eiser] tegen [gedaagde] .
2.8.
De vorderingen van partijen zijn aan dit vonnis toegevoegd.

3.De beoordeling

1. Over de huurovereenkomsten

a. De bevoegdheid van [gedaagde]
3.1.
De centrale vraag is of [eiser] gebonden is aan de huurovereenkomsten die [gedaagde] met de Gebruikers heeft gesloten.
3.2.
Uitgangspunt is dat een eigenaar vrij over zijn eigendom moet kunnen beschikken, tenzij dat recht wordt beperkt door de wet, de daarop gebaseerde regelgeving of rechten van anderen. Hierna gaat het om de vraag in hoeverre [eiser] gebonden is aan de langjarige huurovereenkomsten die [gedaagde] en/of zijn zoon [C] en/of de [bedrijf 2] vof met [eiser in de tussenkomst sub 4.1] (vanaf 1995), [eiser in de tussenkomst sub 2] (vanaf 2012), [eiser in de tussenkomst sub 3.1] (vanaf 2012) en [eiser in de tussenkomst sub 1] (vanaf 1 juni 2020) zijn aangegaan.
3.3.
[gedaagde] was op basis van de vennootschapsovereenkomst niet zelfstandig bevoegd om langjarige huurcontracten te sluiten voor ligplaatsen. Het sluiten van langjarige huurovereenkomsten kan niet worden gezien als een beheertaak. Dit valt onder ‘
in het algemeen het aangaan van overeenkomsten waarvan het onderwerp de som of de waarde van driehonderd gulden te boven gaat’in artikel 5 van de VOF overeenkomst [1] . In dat artikel wordt de zelfstandige bevoegdheid van de vennoten geregeld. Ook als die driehonderd gulden wordt verhoogd naar het equivalent op het moment van het afsluiten van de verschillende overeenkomsten was voor deze huurovereenkomsten de medewerking van [eiser] nodig. Met het einde van de VOF in 2015 zijn die bevoegdheidsregels in beginsel niet ruimer geworden.
3.4.
Partijen hebben deze bevoegdheidsregels echter helemaal losgelaten. Zij hebben feitelijk niet gehandeld overeenkomstig deze bevoegdheidsverdeling, net als hun vaders dat niet hebben gedaan. Dat blijkt uit het volgende.
  • Beiden exploiteerden de percelen die zij in beheer hadden volledig zelfstandig en onder eigen naam. Voor [gedaagde] is dat (geworden) onder de naam van [bedrijf 2] VOF en voor [eiser] [bedrijf 3] . In feite hebben [A] en [B] gehandeld alsof zij op het perceel dat bij hen in beheer was, zelf eigenaar waren en niet samen met de ander. Die situatie is vanaf begin jaren 70 doorgegaan tot het arrest van het Hof van 19 januari 2021; ongeveer 50 jaar.
  • Beide partijen hebben dus allerlei overeenkomsten afgesloten en handelingen verricht waarvoor toestemming van de andere partij nodig was. Zo heeft [eiser] een landtong die (gedeeltelijk) op perceel [kadastraal nummer 1] ligt, vergroot ten koste van het water daar. [gedaagde] heeft opstallen op perceel [kadastraal nummer 2] gesloopt, zonder dat [eiser] daar wat van heeft gezegd. [gedaagde] heeft de haven uitgebreid door een steiger te verlengen het water in en zo meer plek te creëren voor woonarken. Daaraan heeft [eiser in de tussenkomst sub 4.1] een grote woonark gelegd.
  • In de procedures tussen partijen bij het Hof is aan de orde gekomen dat er sprake was van langlopende huurcontracten voor de woonarken op [kadastraal nummer 1] . De deskundige heeft die huurcontracten na het eerste concept rapport gezien en meegenomen in de waardering. Hij heeft de waarde van [kadastraal nummer 1] verlaagd van € 763.900 naar € 599.619. [eiser] heeft toen deze huurovereenkomsten geaccepteerd als waardebepalend. Hij had ook kunnen zeggen dat die huurovereenkomsten niet bevoegd waren aangegaan door [gedaagde] en dus niet moesten worden meegenomen. Als perceel [kadastraal nummer 1] aan [gedaagde] zou zijn toebedeeld, was dat wel in zijn belang geweest.
  • Met de toedeling aan [eiser] is verdisconteerd dat de huurovereenkomsten van de Gebruikers geldig zijn. De waarde van [kadastraal nummer 1] is daardoor verlaagd. Dat betekent dat [eiser] minder hoeft te betalen aan [gedaagde] voor overdracht van zijn onverdeelde helft in de eigendom van de percelen van de VOF. Als het standpunt van [eiser] in deze procedure zou worden gehonoreerd, heeft [eiser] voor een te laag bedrag [kadastraal nummer 1] toebedeeld gekregen.
3.5.
Partijen hebben dus allebei op eigen naam al zo’n 50 jaar anders gehandeld dan paste bij de VOF overeenkomst. Uit dat gedrag volgt dat zij beiden vonden dat de beperkingen van de VOF overeenkomst niet golden. De enige beperking die zij hadden, was dat zij het perceel of een gedeelte daarvan, niet konden overdragen zonder medewerking van de ander. Er gold dus ook niet de beperking dat een wijziging moest kunnen worden teruggedraaid of bijvoorbeeld een huurovereenkomst alleen een heel beperkte duur mocht hebben. Dat blijkt nergens uit. Omdat de zelfstandige exploitatie van de percelen uiteindelijk 50 jaar heeft geduurd, ligt dat ook niet voor de hand. Partijen hebben over en weer gezien wat de ander op het perceel deed. Ze zijn daar over een weer niet tegen opgetreden, ook niet als het definitief was (de sloop van gebouwen bijvoorbeeld). De woonark van bijvoorbeeld [eiser in de tussenkomst sub 4.1] had een zodanige omvang dat voor de hand lag dat hij daarvoor een langlopend huurovereenkomst had. Om de aankoop van een woonark te financieren met een hypothecaire lening is een langlopend huurcontract ook een voorwaarde.
[gedaagde] was dus bevoegd om langlopende huurcontracten te sluiten met de Gebruikers.
b. De gebondenheid van [eiser]
3.6.
Door [eiser] is aangevoerd dat hij niet is gebonden aan de huurovereenkomsten, omdat deze zijn afgesloten door [gedaagde] dan wel [bedrijf 2] vof en niet op naam van de VOF. Volgens [eiser] is hij dus geen opvolgend verhuurder in de zin van artikel 7:226 BW [2] . Hij heeft het aandeel van [gedaagde] in de VOF overgenomen. De Gebruikers zouden als huurders dan niet zijn beschermd vanwege de vergaande gevolgen die het wel beschermen van de Gebruikers heeft voor de nieuwe eigenaar.
Onder verwijzing naar de overwegingen hiervoor, is [eiser] wel een opvolgend verhuurder in de zin van 7:226 BW. [eiser] hoeft niet te worden beschermd zoals het geval was in de jurisprudentie die hij aanhaalt. Ook hijzelf handelde voor perceel [kadastraal nummer 2] op eigen naam en niet namens de VOF. Hij wist ook vóór de toedeling van de huurovereenkomsten en heeft die geaccepteerd als waardebepalend element. Hij heeft dit verweer ook niet gevoerd toen de huurovereenkomsten aan de orde waren bij de vaststelling van de waarde van [kadastraal nummer 1] .
2. Over de allonges
a. Inhoud allonges
3.7.
De volgende vraag is of [eiser] ook is gebonden aan de allonges die [gedaagde] in mei/juni 2020 met de Gebruikers is overeengekomen. Kort weergegeven geldt op grond van de allonges dat:
  • i) de huurovereenkomst eeuwigdurend wordt voortgezet door de huurder en dat iedere opzeggingsbevoegdheid van de verhuurder wordt uitgesloten,
  • ii) de huursom voor de onder (i) genoemde periode € 50.000 bedraagt,
  • iii) de beslissingen met betrekking tot perceel [kadastraal nummer 1] door de verhuurder en huurders met 2/3 meerderheid moeten worden genomen, waarbij de huurders elk 1 stem hebben en de verhuurder 2 stemmen,
  • iv) het terrein op perceel [kadastraal nummer 1] wordt afgesloten met een slagboom waarna het terrein alleen toegankelijk blijft voor de huurders en andere bewoners van de woonarken en de huurders ieder drie parkeerplaatsen tot hun beschikking krijgen op het terrein van de jachthaven.
  • v) een recht tot eerste koop van de ligplaats als de verhuurder het wil verkopen voor een bedrag van per saldo € 100.000.
b. Bevoegdheid [gedaagde] bij het sluiten van de allonges
3.8.
[gedaagde] is te ver gegaan met het sluiten van de allonges vlak vóór de uitspraak van het hof Amsterdam op 19 januari 2021 over de verdeling van perceel [kadastraal nummer 1] . Op het moment dat de allonges tot stand kwamen, hielden [gedaagde] en [eiser] ieder de onverdeelde helft van de eigendom van de percelen voor de ontbonden vof, waaronder perceel [kadastraal nummer 1] . Tussen hen bestond een eenvoudige gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW. Die rechtsbetrekking wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid. Waar hiervoor is vastgesteld dat [gedaagde] langlopende huurcontracten mocht afsluiten, stond [gedaagde] niet vrij om deze allonges zelfstandig aan te gaan. Daarvoor zijn de volgende redenen:
  • De allonges maken een zeer vergaande inbreuk op het eigendomsrecht van de grond. Met de betaling van € 50.000 hebben huurders geen enkele verplichting meer. Zij kunnen onbeperkt blijven zitten, zonder een vergoeding te betalen.
  • De verhuurder is verplicht te dulden dat de huurders meebeslissen over wat hij op het perceel [kadastraal nummer 1] gaat doen. Huurders vormen gezamenlijk een tweederde meerderheid in die besluitvorming. Strikt genomen zouden huurders een beslissing kunnen nemen waaraan kosten zijn verbonden die verhuurder dan zou moeten voldoen.
  • De huurders hebben een recht van koop tegen een vooraf vastgestelde prijs van
  • De allonges zijn gesloten ruim een half jaar vóór het arrest van het Hof. In die procedure was uitdrukkelijk aan de orde dat het Hof perceel [kadastraal nummer 1] zou toebedelen aan [eiser] .
c. Gebruikers
3.9.
Als de Gebruikers er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat [gedaagde] de allonges zelfstandig mocht aangaan, is [eiser] toch gebonden aan de gemaakte afspraken; ook al is [gedaagde] onbevoegd. Er is geen gerechtvaardigd vertrouwen van de Gebruikers als het gaat om de allonges. Daarvoor zijn de volgende redenen.
 De Gebruikers wisten dat er tussen [eiser] en [gedaagde] een geschil was over de verdeling van de percelen van de ontbonden vof. In de allonges wordt dit expliciet vermeld [3] .
  • Volgens [gedaagde] zijn voor het ondertekenen van de allonges besprekingen geweest. Daar was een advocaat bij die [gedaagde] en de Gebruikers gezamenlijk hadden ingeschakeld. De rechtspositie van [gedaagde] is aan de orde geweest en de Gebruikers hebben alle stukken over de procedure bij het hof Amsterdam ontvangen, aldus [gedaagde] . De Gebruikers konden er dus niet vanuit gaan dat het alleen ging om de waardering van het perceel.
  • Deze allonges zijn aangegaan ruim na de bepaling van de waarde van [kadastraal nummer 1]
  • Er is geen duidelijke reden waarom de Gebruikers deze allonges op dat moment hebben afgesloten. Dat de zoon van [gedaagde] ging verhuizen, is niet voldoende als reden. Daarvoor was voldoende geweest dat zij deze afspraken alleen zouden gelden als [kadastraal nummer 1] zou worden toebedeeld aan [gedaagde] .
  • Het beroep van de Gebruikers dat de VOF niet meer stond ingeschreven in het Handelsregister, is evenmin een reden voor gebondenheid van [eiser] . Zij wisten dat [gedaagde] samen met [eiser] eigenaar was van [kadastraal nummer 1] .
  • De allonges zijn een erg grote beperking van het eigendomsrecht. Alleen al daarom konden zij er niet op vertrouwen dat [gedaagde] ook [eiser] kon binden.
d. Schade van [eiser]
3.10.
Omdat de Gebruikers zich tegenover van [eiser] niet kunnen beroepen op de allonges, heeft [eiser] geen schade geleden in de zin dat op het perceel [kadastraal nummer 1] meer beperkingen rusten dan waar hij rekening mee moest houden. Daarbij is van belang dat de Gebruikers in deze procedure zijn tussengekomen en [eiser] in reconventie in de tussenkomst vordert dat de Gebruikers de gemiste huurinkomsten vergoeden. Dat zal verderop worden beoordeeld. De Gebruikers hebben wel ten onrechte aan [gedaagde] betalingen gedaan voor toekomstige huurtermijnen. Deze bedragen zullen zij van [gedaagde] moeten terugvorderen. In deze procedure kan dit buiten beschouwing blijven; er is door de gebruikers geen vordering ingesteld tegen [gedaagde] .
3.11.
[gedaagde] is ook niet om een andere reden schadevergoeding verschuldigd aan [eiser] . [eiser] vordert vergoeding van de werkelijke proceskosten. Hij verwijt [gedaagde] dat hij toerekenbaar tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld door het afsluiten van de allonges en [eiser] daarover niet direct te informeren. [eiser] vraagt vergoeding van de schade die hij daardoor heeft geleden, ook als hij niet gebonden is aan de allonges. Het gaat om werkelijke kosten van zijn juridische bijstand.
3.12.
Voor toewijzing van deze vordering is geen plaats. Het aangaan van de allonges was op zichzelf namelijk niet onrechtmatig. Het stond [gedaagde] en de Gebruikers vrij om afspraken te maken over het gebruik van het perceel. Zij hadden ook redenen om dat te doen. Op die manier konden de Gebruikers hun investeringen in de woonarken en de plek financieren. Daarbij komt dat niet onaannemelijk is dat zowel [gedaagde] als de Gebruikers er vanuit gingen dat het perceel aan [gedaagde] zou worden toebedeeld zodat hij daarna gebonden zou zijn aan de allonges. De verwachting was dat de feitelijke situatie na de toedeling zou worden voortgezet. Aan de allonges had wel toegevoegd moeten worden dat deze niet zouden gelden als perceel [kadastraal nummer 1] aan [eiser] zou worden toebedeeld. Dat is ten onrechte niet gebeurd. Gelet op de omstandigheden waaronder de allonges tot stand zijn gekomen kan er echter niet vanuit worden gegaan dat deze bepaling alleen niet is opgenomen omdat [gedaagde] [eiser] wilde benadelen. Dit betekent dat geen sprake is van een tekortschieten of onrechtmatig handelen van [gedaagde] , zodat er geen grond is voor vergoeding van schade.
Er is overigens ook onvoldoende reden voor een veroordeling in de werkelijke proceskosten omdat er veel geschilpunten zijn tussen [eiser] en [gedaagde] en in het verlengde daarvan de Gebruikers. De geschillen over de allonges zijn daarvan slechts een onderdeel. [eiser] heeft voor al deze geschillen kosten moeten maken.
3. Conclusie in de hoofdzaak tussen [eiser] en [gedaagde] – overige vorderingen
3.13.
De schadevorderingen van [eiser] in conventie in de hoofdzaak tegen [gedaagde] worden dus afgewezen. [gedaagde] is niet aansprakelijk tegenover [eiser] . Ook de verklaring die [gedaagde] heeft gevraagd, wordt afgewezen. [gedaagde] heeft het bedrag van € 200.000 niet rechtsgeldig verrekend met zijn vordering op [eiser] . Die € 200.000 is [gedaagde] niet schuldig aan [eiser] . In vervolg daarop is [eiser] ook geen € 329.159,85 schuldig aan [gedaagde] maar € 529.159,85. Dat bedrag heeft hij in feite al betaald bij het notaris en staat nog bij de notaris. Omdat het beslag onder de notaris moet worden opgeheven (zie hierna), zal de notaris dat alsnog aan [gedaagde] gaan betalen. Voor een extra veroordeling tot betaling van € 329.159,85 is geen plaats.
3.14.
[gedaagde] heeft in reconventie verder vorderingen ingesteld omdat [eiser] graffiti zou hebben gespoten op zijn vakantiehuis op perceel [kadastraal nummer 4] . Die vorderingen worden afgewezen. [eiser] heeft toegelicht dat het gaat om markeringen die de landmeter heeft aangebracht bij de kadastrale inmeting van de grens tussen [kadastraal nummer 1] en [kadastraal nummer 4] . Deze zijn gemakkelijk weg te halen. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Bij de descente bleek dat de markeringen al grotendeels waren verdwenen.
3.15.
De schadevordering van [eiser] op [gedaagde] wordt afgewezen. Dat betekent dat ook het beslag worden opgeheven dat [eiser] daarvoor heeft laten leggen. Het gaat om een conservatoir beslag onder de notaris op het bedrag van € 529.159,85 dat is bestemd voor [gedaagde] als vergoeding van de overbedeling van [eiser] . Dit geldt ook voor de conservatoire beslagen op de zes privé percelen van [gedaagde] . De vordering in reconventie in de hoofdzaak van [gedaagde] kan wat dit betreft worden toegewezen. Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden van € 500 per dag, met een maximum van € 250.000.
3.16.
[eiser] vordert verder dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de beslagkosten. [gedaagde] heeft als tegenvordering dat [eiser] wordt veroordeeld in zijn schade als gevolg van de beslaglegging. Beide vorderingen worden afgewezen.
De kosten van het beslag kunnen van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. De gelegde beslagen zijn in deze uiteindelijk onnodig gebleken. [eiser] is niet gebonden aan de allonges en lijdt geen schade.
[eiser] heeft echter tegenover zowel [gedaagde] als de Gebruikers wel in rechte moeten afdwingen dat hij niet gebonden is aan de allonges. Hier lag een groot belang van [eiser] . [gedaagde] heeft er niet voor gezorgd dat in de allonges was opgenomen dat alleen hijzelf zou zijn gebonden en niet [eiser] . Onder die omstandigheden is er reden om [eiser] (eventuele) schade te laten betalen.
3.17.
Gelet op de uitkomst van de procedure zal de rechtbank de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde] te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4. Het geschil in de tussenkomst tussen de Gebruikers en [eiser] over de verplichtingen op grond van de huurovereenkomsten
3.18.
[eiser] is dus niet gebonden aan de allonges, maar de huurovereenkomsten die [gedaagde] en/of zijn zoon [C] en/of de [bedrijf 2] vof met [eiser in de tussenkomst sub 4.1] (vanaf 1995), [eiser in de tussenkomst sub 2] (vanaf 2012), [eiser in de tussenkomst sub 3.1] (vanaf 2012) en [eiser in de tussenkomst sub 1] (vanaf juni 2020) zijn aangegaan blijven in stand. Dit zijn de huurovereenkomsten zoals die als productie 1 (a-d) zijn overgelegd bij conclusie van eis in incident tevens houdende instelling provisionele vordering ex artikel 223 Rv.
[eiser] vordert vernietiging, nietigverklaring althans ontbinding van deze huurovereenkomsten, maar hiervoor is geen grond. Deze beslissing wordt als volgt toegelicht.
3.19.
[eiser] beroept zich er op dat de Gebruikers tegenover hem tekort zijn geschoten door de huurovereenkomsten en allonges aan te gaan en daaraan vast te blijven houden terwijl zij wisten hoe nadelig de afspraken voor hem waren. Volgens [eiser] hoort een goed huurder niet op deze manier te handelen en is hiermee niet alleen sprake van een tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst, maar ook van handelen in strijd met de goede zeden en paulianeus handelen. De kort geding procedures hebben vervolgens geleid tot een definitieve vertrouwensbreuk, aldus [eiser] . Hij vindt dat van hem niet verwacht kan worden dat hij de contractuele relatie met de Gebruikers voortzet.
3.20.
Hiervoor is al overwogen dat de huurovereenkomsten rechtsgeldig zijn aangegaan. De Gebruikers mochten er op vertrouwen dat [eiser] daaraan gebonden was. Het stond hun - net als [gedaagde] - bovendien vrij om met [gedaagde] de allonges aan te gaan. De reden om de allonges aan te gaan was, aldus de Gebruikers, dat zij afspraken wilden vastleggen die jarenlang waren gemaakt. Zij stellen verder dat zij er daarbij vanuit gingen dat perceel [kadastraal nummer 1] aan [gedaagde] toebedeeld zou worden. [eiser] heeft daar tegenover onvoldoende gesteld om er vanuit te kunnen gaan dat het enkel hun bedoeling was om [eiser] te benadelen. Het sluiten van de allonges kan dan ook niet als onrechtmatig handelen worden aangemerkt en rechtvaardigt niet de vernietiging, nietigverklaring of ontbinding van de huurovereenkomsten.
En dit geldt ook voor het handelen van de Gebruikers daarna, dat zij (in rechte) hebben vastgehouden aan de rechtsgeldigheid van de met [gedaagde] gemaakte afspraken, waaronder de allonges, en niet bereid waren om aan [eiser] huur betalen. De Gebruikers wilden eerst duidelijkheid over de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomsten en allonges, en zij mochten dit in redelijkheid ook verlangen, ook omdat zij de huur voor de ligplaatsplaatsen jaren vooruitbetaald hadden aan [gedaagde] . [eiser] betwistte ook de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomsten. In de gegeven omstandigheden mochten zij er redelijkerwijs van uitgaan dat de verplichting tot huurbetaling aan [eiser] pas zou ontstaan zodra hierover in een rechterlijke uitspraak een beslissing is genomen.
[eiser] vordert naast vernietiging, nietigverklaring of ontbinding van de huurovereenkomsten ook om de Gebruikers te veroordelen tot de schade die hij heeft geleden als gevolg van het sluiten van de allonges, ongeacht zijn gebondenheid daaraan, maar ook hiervoor is dus geen plaats.
3.21.
Daarbij komt dat de Gebruikers hebben aangegeven dat zij de huurbetalingen per direct aan [eiser] zouden betalen, vanaf het moment van toedeling aan hem, als de allonges in rechte geen stand zouden houden.
De vordering van [eiser] om de Gebruikers vanaf 3 maart 2021 te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een gebruiksvergoeding per maand of gedeelte daarvan dat zij hun ligplaats op perceel [kadastraal nummer 1] in gebruik hebben en nog te houden is dan ook toewijsbaar. De gebruiksvergoeding zal, conform het verzoek van [eiser] worden begroot op
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 4.1] € 380 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 3.1] € 401 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 2] € 401 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 1] € 350 per maand of gedeelte daarvan.
De Gebruikers hebben geen verweer gevoerd tegen deze bedragen. Zij hebben aan [gedaagde] weliswaar enkele jaren huur vooruitbetaald, maar dat is tussen de Gebruikers en [gedaagde] . In deze procedure is dat geen onderwerp van geschil.
3.22.
De huurovereenkomsten verschillen van elkaar maar in grote lijnen zijn er overeenkomsten. Het komt er op neer dat de overeengekomen duur 30/35 jaar is met een optie tot verlening voor 15 jaar, en dat het gaat om de huur van:
  • een ligplaats voor een woonark tegen maandelijkse vergoeding van € 350,00
  • een drietal ( [eiser in de tussenkomst sub 2] , [eiser in de tussenkomst sub 3.1] en [eiser in de tussenkomst sub 1] )/tweetal ( [eiser en eiseres in de tussenkomst sub 4] ) parkeerplaatsen en een tuin/groenvoorziening ( [eiser in de tussenkomst sub 2] , [eiser in de tussenkomst sub 3.1] en [eiser in de tussenkomst sub 1] ) en terras/steiger ( [eiser en eiseres in de tussenkomst sub 4] )
  • een ligplaats voor een plezierboot is bij de ligplaats van de woonark inbegrepen.
Het perceel [kadastraal nummer 1] bestaat naast de vier ligplaatsen voor woonarken en drie groenvoorzieningen uit een parkeerterrein en jachthaven met ligplaatsen. Op het parkeerterrein van [kadastraal nummer 1] staan/stonden een gastank (waarop de woonarken van de Gebruikers zijn/waren aangesloten), een schuur, een fietsenstalling, enkele plantenbakken, een houten kist waarin zich meters voor nutsvoorzieningen van de woonarken van de Gebruikers bevinden en enkele losse zaken.
3.23.
Hierna komen de vorderingen aan de orde die de Gebruikers en [eiser] over en weer hebben ingesteld over de verplichtingen uit de huurovereenkomsten.
Uitgangspunt hierbij is dat een eigenaar vrij over zijn eigendom kan beschikken, tenzij het eigendomsrecht wordt beperkt door de wet, de daarop gebaseerde regelgeving of de rechtens te respecteren belangen van anderen.
De vraag in deze zaak is in hoeverre de rechten van de Gebruikers bij de volgende onderwerpen in de weg staan aan de rechten van [eiser] .
a. De parkeerplaatsen
3.24.
In de huurovereenkomsten staat dat de Gebruikers toegang hebben tot parkeerplaatsen en het recht van overpad en dat het niet toegestaan is het parkeerterrein te gebruiken als opslag.
[eiser in de tussenkomst sub 2] , [eiser in de tussenkomst sub 3.1] en [eiser in de tussenkomst sub 1] hebben ieder recht op drie parkeerplaatsen. In de overeenkomst met [eiser in de tussenkomst sub 1] staat dat hij recht heeft op drie parkeerplaatsen gelegen op het parkeerterrein bij de haven, waarvan één gelegen direct bij de woonark. In de overeenkomsten met [eiser in de tussenkomst sub 2] en [eiser in de tussenkomst sub 3.1] wordt niets over de locatie vermeld.
Voor [eiser in de tussenkomst sub 4.1] gaat het volgens de huurovereenkomst om twee parkeerplaatsen, gelegen op het parkeerterrein in de haven. Er staat verder:
‘Een (1) parkeerplaats gelegen op de parkeerplaats aan de haven. Met nog een (1) parkeerplaats indien daarvoor ruimte aanwezig is (dus niet tijdens warme en drukke dagen als er een tekort aan parkeerplaatsen dreigt te ontstaan).’
3.25.
Over de exacte locatie van de parkeerplaatsen is tussen de Gebruikers en [eiser] discussie ontstaan. De Gebruikers vorderen dat zij parkeerplekken krijgen toegewezen conform het parkeerplan dat zij als productie 13 bij conclusie van eis in incident tot tussenkomst hebben ingebracht met drie vaste parkeerplekken voor iedere Gebruiker, dus ook [eiser in de tussenkomst sub 4.1] , gelegen op het parkeerterrein bij de haven. De Gebruikers stellen dat zij zijn uitgegaan van de feitelijke situatie dat [eiser in de tussenkomst sub 4.1] al lange tijd over drie parkeerplaatsen beschikte.
[eiser] heeft een plan laten maken door Adviesbureau [adviesbureau] (productie 24 conclusie van antwoord in de tussenkomsten). Hij vindt dat de Gebruikers dit advies over de wijze waarop de parkeerplaatsen het best over het perceel verdeeld kunnen worden, moeten accepteren. In het plan gaat het in totaal om elf parkeerplaatsen alle gelegen op het parkeerterrein aan het begin van het perceel.
3.26.
Omdat de huurovereenkomsten (bijna) niets regelen over de exacte locatie van alle parkeerplekken, zal dit verder moeten worden ingevuld. Daarbij is een belangrijk punt dat de sommige Gebruikers al heel lang huren en dat deze rechten dus feitelijk op een bepaalde manier zijn ingevuld. De vraag hoe het moet worden ingevuld, is dit al eerder in kort geding aan de orde geweest. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in het arrest van 31 mei 2022 een voorlopige voorziening getroffen die er op neer komt dat er één vaste parkeerplek moet komen voor iedere Gebruiker bij hun woonark, en dat de overige plekken door [eiser] kunnen worden aangewezen. Daarbij gaat het hof er vanuit dat [eiser in de tussenkomst sub 4.1] volgens de huurovereenkomst recht heeft op twee parkeerplaatsen, niet drie.
De rechtbank sluit hierbij aan. Er wordt met deze regeling tegemoet gekomen aan de belangen van beide partijen en aan de historie. De Gebruikers zullen dus ieder de vaste plek in de buurt van hun woonark kunnen blijven gebruiken en [eiser] mag de overige twee (en voor [eiser in de tussenkomst sub 4.1] één) vaste plekken aanwijzen.
3.27.
Het ligt voor de hand dat [eiser] het plan van het adviesbureau [adviesbureau] zal volgen. De Gebruikers hebben wel bezwaren tegen het rapport van het adviesbureau dat parkeerplaatsen slecht toegankelijk zijn en over de manier waarop het rapport tot stand is gekomen. Die worden niet gehonoreerd. Het adviesbureau heeft een reactie gegeven op deze bezwaren waaruit blijkt dat het plan voldoet aan de NEN-normen hiervoor. De Gebruikers hebben dat niet betwist. Zij beroepen zich er alleen op dat de ruimte bij de ingang van het perceel te krap is. Ook omdat daar veel verkeer langs zal komen, waaronder hulpdiensten en de vulwagen voor de gastank. Hun verweer is voldoende onderbouwd om daarom het plan van [adviesbureau] af te keuren.
3.28.
De rechtbank zal bepalen dat de Gebruikers ieder één parkeerplaats krijgen toegewezen in de buurt van hun woonark, zoals aangegeven in hun eigen plan, en twee (en in het geval van [eiser in de tussenkomst sub 4.1] één) vaste plaatsen zoals aangewezen door [eiser] . De Gebruikers mogen de parkeerplaatsen niet gebruiken als opslag (zoals is bepaald in de huurovereenkomsten) maar zij mogen op de plekken wel hun auto, fiets, scooter, boot(trailers), surfplanken, kano’s, kliko’s, vuilnisbakken plaatsen.
[eiser] zal deze parkeerplaatsen moeten respecteren en toegankelijk moeten laten voor uitsluitend de Gebruikers, op straffe van de in de beslissing vermelde dwangsom.
3.29.
Verder is van belang dat het voor de Gebruikers verboden is om, zoals door [eiser] gevorderd,
buitende parkeerplaatsen zaken te plaatsen, behalve voor het laden en lossen. Aan dit verbod zal de in de beslissing vermeld dwangsom worden verbonden.
b. Vaste gasaansluiting / gastank op het parkeerterrein
3.30.
De gastank op het parkeerterrein wordt gebruikt voor de energievoorziening van de Gebruikers. De tank is eigendom van PrimaGaz. [eiser] wil deze tank (laten) verwijderen. Hij stelt dat hij daar belang bij heeft omdat hij op de plaats van de tank (en de schuur) een kraan wil plaatsen. De kraan is bedoeld om pleziervaartuigen in en uit het water te halen. Hij wil zo de jachthaven weer aantrekkelijker en concurrerend maken. De Gebruikers hebben bezwaar tegen het verwijderen van de tank als niet een andere deugdelijke energievoorziening wordt getroffen. Zij vorderen daarom primair om [eiser] te veroordelen om een vaste gasaansluiting te laten aanleggen voor de Gebruikers.
3.31.
De rechtbank neemt - net als in de eerder getroffen voorlopige voorzieningen - tot uitgangspunt dat [eiser] de gastank niet eenzijdig mag verwijderen, zonder een deugdelijk alternatief te bieden. De Gebruikers hebben recht hebben op een energievoorziening. In de huurovereenkomst met [eiser in de tussenkomst sub 4.1] wordt dit expliciet vermeld, maar ook de andere huurders mogen verwachten dat een energievoorziening tot het gehuurde behoort. [eiser] moet daarin voorzien.
3.32.
Op de vraag wat een deugdelijk alternatief is, is in kort geding overwogen dat het door [eiser] voorgestelde alternatief in de vorm van (kleine) gascilinders niet geschikt is omdat het is niet gelijkwaardig is aan de voorziening van de gastank. De rechtbank neemt deze beslissing over. Het meest voor de hand liggende alternatief lijkt een aansluiting op het vaste gasnet te zijn. [eiser] heeft dit voor de bewoners van de woonarken op het eiland inmiddels gerealiseerd. Daar zouden de woonarken van de Gebruikers op kunnen aansluiten. De Gebruikers hebben ook al een aanvraag ingediend voor een vaste gasaansluiting waaraan [eiser] zijn medewerking zal kunnen verlenen. De rechtbank zal daarom de primaire vordering van de Gebruikers toewijzen en daaraan de in de beslissing vermelde dwangsom verbinden. De vraag is wel of een investering in een aansluiting op het vaste gasnet nog zinvol is gelet op de energietransitie. Partijen kunnen er daarom ook voor kiezen om (samen) te investeren in een duurzame energievoorziening. Zij zullen daarvoor in onderling overleg tot een regeling moeten komen.
3.33.
In alle gevallen zal de (aangepaste) gastank moeten blijven staan totdat er een andere oplossing is. Tijdens de comparitie van partijen bleek dat zich recente ontwikkelingen hebben voorgedaan rondom de tank. [eiser] heeft telefonisch contact gehad met de Omgevingsdienst over de veiligheid van de tank. De Omgevingsdienst heeft daarna een controle uitgevoerd op naleving van de milieuregels. Tijdens deze controle zijn overtredingen geconstateerd, waarna Benegas op 23 maart 2023 is aangeschreven om de gastank te verwijderen. In de brief/email van 6 december 2022 en 15 april 2023 heeft Benegas de Gebruikers de gaslevering opgezegd en verwijdering van de gastank per 21 juni 2023 aangekondigd. Het ligt op de weg van [eiser] om hiervoor een oplossing te bieden. Hij zal moeten meewerken aan vereiste aanpassingen om de tank te kunnen (blijven) gebruiken totdat er een vervangende energievoorziening is. Als de gastank niet meer aanwezig is of geschikt gemaakt kan worden zal hij de Gebruikers daarvoor een (tijdelijk) alternatief moeten bieden, desnoods met een gastank op een andere locatie.
c. De kraan en de schuur en andere relevante wijzingen
3.34.
Partijen discussiëren verder over de vraag in hoeverre [eiser] relevante wijzigingen mag aanbrengen op perceel [kadastraal nummer 1] buiten de ligplaats, groenvoorziening/steiger die de Gebruikers bij hun ark hebben en de parkeerplaatsen. De Gebruikers vrezen voor inbreuk op het huurgenot door (geluid)overlast door werkzaamheden, toename van verkeersbewegingen op dit deel van het perceel, vlakbij hun woonarken.
3.35.
Een algemene regeling kan hiervoor niet worden getroffen. De Gebruikers zullen moeten dulden dat [eiser] het perceel verder ontwikkelt. Waar de grens ligt, is in zijn algemeenheid niet te zeggen. De vordering van de Gebruikers om [eiser] te veroordelen tot goed overleg met de Gebruikers als hij iets op het terrein wil wijzigen dat inbreuk maakt op de rechten van de Gebruikers, is te algemeen. Deze vordering wordt afgewezen, net als het door de Gebruikers gevorderde verbod om inbreuk te maken op het rustig huurgenot van de Gebruikers. [eiser] moet de Gebruikers wel het rustig huurgenot verschaffen, maar het gevraagde verbod is te onbepaald. Aan ‘rustig huurgenot’ kan geen dwangsom worden verbonden.
3.36.
Vanwege de incidenten die er in het verleden zijn geweest met de ligplaatsen voor pleziervaartuigen van de Gebruikers zal de rechtbank [eiser] wel verbieden om inbreuk te maken op het rustig huurgenot van de Gebruikers voor de door ben gehuurde boxen voor pleziervaartuigen direct gelegen naast hun eigen woonarken, op straffe van de in de beslissing vermelde dwangsom.
3.37.
Voor zover bekend, lijkt [eiser] van plan om de schuur af te breken en op die plek een kraan te plaatsen. Op zichzelf is er geen bezwaar als [eiser] deze plannen uitvoert. De Gebruikers hebben hun spullen al verwijderd uit de schuur. In verband daarmee hoeft dus geen voorziening getroffen te worden. De vorderingen die [eiser] op deze onderdelen heeft ingesteld worden afgewezen,
d. Nutsvoorzieningen
3.38.
Op grond van de huurovereenkomst hebben de Gebruikers recht op nutsvoorzieningen. Hierin is ook voorzien. De nutsvoorzieningen voor alle woonarken zitten in een kist tussen de woonarken van [eiser in de tussenkomst sub 1] en [eiser in de tussenkomst sub 2] . [eiser] wil deze kist verwijderen omdat die doorgang naar zijn eiland achter de woonarken belemmert. [eiser] vordert daarom dat de Gebruikers worden veroordeeld om te gehengen en gedogen dat hij de kist verwijdert nadat hij daarin aanwezige nutsvoorzieningen elders heeft gerealiseerd.
3.39.
Op zichzelf staat aan toewijzing van deze vordering niets in de weg. [eiser] is in beginsel vrij om, als hij dat wenselijk acht, (in samenspraak met de nutsbedrijven) de zaken te verplaatsen en de kist vervolgens te verwijderen, zolang hij er zorg voor draagt dat (het functioneren van) de aansluiting van de Gebruikers op de nutsvoorzieningen niet in het geding komt. De Gebruikers hebben tegen verplaatsing ook geen bezwaar maar zij zijn bang dat de kist verplaatst zal worden naar een ongeschikte plek. Zij willen daarom geen toestemming geven voor het verplaatsen van de kist zolang niet bekend is op welke plek de kist zal komen. De rechtbank heeft oog voor deze bezwaren en ziet aanleiding om de vordering van [eiser] toe te wijzen met de bepaling dat [eiser] in goed overleg met de Gebruikers tot een nieuwe locatie moeten komen. Aan deze veroordeling zal geen dwangsom worden verbonden.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring
3.40.
[eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dat betekent dat de uitspraak van de rechtbank onmiddellijk door [gedaagde] en de Gebruikers moet worden nageleefd en dat [eiser] het vonnis ten uitvoer kan leggen, ongeacht of hiertegen hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank wijst deze vordering toe. Aan het bezwaar van de Gebruikers daartegen wordt voorbij gegaan. Zij verzoeken om de uitvoerbaar bij voorraad verklaring aan de vorderingen in reconventie in de tussenkomst onder a tot en met k te onthouden omdat de schadelijke gevolgen van een ontruiming van perceel [kadastraal nummer 1] groot zullen zijn en ook onomkeerbaar. Ontruiming van het perceel is echter niet aan de orde. Aan het subsidiaire verzoek om hieraan de voorwaarde van zekerheidstelling te verbinden wordt om dezelfde reden voorbij gegaan.
Dwangsommen
3.41.
De dwangsommen zullen tussen partijen voor langere tijd bepaalde onderdelen van hun rechtsverhouding bepalen. Als aan de feitelijke voorwaarden voor een dwangsom is voldaan, is de dwangsom in beginsel verschuldigd, wat de verdere omstandigheden ook zijn. Nu het hier gaat om duurverhoudingen, waarbij partijen allen gebruik maken van perceel
[kadastraal nummer 1] , zal de rechtbank in de beslissing opnemen wanneer toch geen dwangsom zal zijn verbeurd.
Kosten
3.42.
Omdat [eiser] en de Gebruikers over en weer in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten tussen deze partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. [gedaagde] moet in de tussenkomst ook zijn eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
in reconventie
4.2.
gebiedt [eiser] het door hem ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire derdenbeslag onder de derdenrekening van de notaris, en de door hem gelegde conservatoire beslagen op zes privé percelen van [gedaagde] , op te heffen,
4.3.
bepaalt dat [eiser] voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat hij in strijd handelen met het onder 3.2 bepaalde, aan [gedaagde] een dwangsom verbeuren van EUR 500 per dag, met een maximum van € 100.000,
4.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het anders of meer gevorderde af,
In conventie en in reconventie
4.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt,
In de tussenkomst
in conventie
4.7.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan iedere Gebruiker afzonderlijk één parkeerplek moet toewijzen op het perceel [kadastraal nummer 1] in de buurt van hun woonark (zoals aangegeven in het plan van de Gebruikers), en dat hij voor hen twee, respectievelijk één (in het geval van [eiser in de tussenkomst sub 4.1] ) vaste parkeerplaats(en) moet aanwijzen op het perceel, en dat hij deze parkeerplekken vervolgens moet respecteren en niet voor of door anderen dan de Gebruikers mag laten gebruiken, op straffe van een dwangsom van € 150 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke is met een maximum van € 25.000,
4.8.
verbiedt [eiser] om inbreuk te maken op het rustig huurgenot van Gebruikers de bootvakken voor pleziervaartuigen direct gelegen naast hun eigen woonarken, op straffe van een dwangsom van € 150 per overtreding, met een maximum van € 10.000 (per Gebruiker),
4.9.
veroordeelt [eiser] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis een vaste gasaansluiting te (laten) aanleggen voor de Gebruikers op straffe van een dwangsom van € 250 voor iedere dag dat niet is voldaan aan deze veroordeling en de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000.
in reconventie
4.10.
veroordeelt de Gebruikers, ieder voor zich, tot betaling aan [eiser] van een gebruiksvergoeding per maand of gedeelte daarvan dat zij het aan [eiser] toebehorende perceel [kadastraal nummer 1] in gebruik hebben gehouden en nog hebben en begroot de gebruiksvergoeding op:
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 4.1] € 380 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 3.1] € 401 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 2] € 401 per maand of gedeelte daarvan,
  • voor [eiser in de tussenkomst sub 1] € 350 per maand of gedeelte daarvan,
4.11.
verbiedt de Gebruikers, ieder voor zich, hun auto’s, boottrailers, scooters, aanhangwagens en soortgelijke voertuigen of andere objecten op het perceel [kadastraal nummer 1] te plaatsen buiten de te markeren parkeerplaatsen, op straffe van een dwangsom van € 50 per overtreding met een maximum van € 5.000,
4.12.
bepaalt dat de Gebruikers, ieder voor zich, moeten gehengen en gedogen dat [eiser] de kist met nutsvoorziening uit de doorgang tussen [eiser in de tussenkomst sub 1] en [eiser in de tussenkomst sub 2] verwijdert, nadat [eiser] in goed overleg met de Gebruikers, de nutsvoorziening elders heeft gerealiseerd,
in conventie en in reconventie
4.13.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.14.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
4.15.
wijst het ander of meer gevorderde af,
4.16.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023. [5]
Bijlage: De vorderingen van partijen
In de hoofdzaak tussen [eiser] en [gedaagde] .
Bij alle vorderingen wordt gevraagd om te bepalen dat de beslissing moet nagekomen ook als er hoger beroep wordt ingesteld en om veroordeling van de andere partij in de proceskosten en de nakosten.
[eiser] vordert in conventie in de hoofdzaak:
een verklaring voor recht dat [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Daarnaast vordert hij aan schadevergoeding primair een bedrag van € 627.770,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, vanwege misgelopen huurinkomsten en subsidiair een bedrag van € 599.619,00, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, vanwege de waardedaling van het perceel als gevolg van de door [gedaagde] met de Gebruikers afgesloten allonges en de (on)mogelijkheid om daar bouwwerken aan te brengen. Het door [gedaagde] aangeboden bedrag van € 200.000,00 dekt volgens [eiser] slechts een deel van de schade.
na vermeerdering van eis, vergoeding van de (beslag)kosten, waarbij hij de advocaatkosten begroot op € 44.045,30. Hij stelt dat hij deze kosten heeft moeten maken om zich juridisch te weren in de procedures tegen de Gebruikers. Hij noemt dat er waarschijnlijk meer kosten zullen bijkomen.
een bedrag van € 23.563,23 aan schade die hij lijdt door het mislopen van de huur tijdens de periode 3 maart 2021 tot 1 juni 2028 voor de ligplaats en botenbox van [eiser in de tussenkomst sub 4.1] .
[gedaagde] vordert in reconventie in de hoofdzaak:
te verklaren voor recht dat [gedaagde] het bedrag van € 200.000,00 rechtsgeldig heeft verrekend en [eiser] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 329.159,85,
te verklaren voor recht dat de door of namens [eiser] op het vakantiehuis van [gedaagde] op het perceel gemeente [plaats] Sectie [kadastraal nummer 4] aangebrachte graffiti onrechtmatig is aangebracht en [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot verwijdering van die graffiti,
te verklaren voor recht dat de door [eiser] ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen (zie productie 8 bij dagvaarding) onrechtmatig zijn gelegd en dat [eiser] aansprakelijk is voor de daardoor door [gedaagde] geleden schade, nader op te maken bij staat, en [eiser] te gebieden deze beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
Vorderingen in de tussenkomst
De Gebruikers vorderen in conventie:
primair
te verklaren voor recht dat de allonges van mei/juni 2020 rechtsgeldig zijn en dat [eiser] als opvolgend verhuurder is gebonden aan de afspraken die zijn opgenomen in de allonges,
te bepalen dat de Gebruikers ieder een drietal vaste parkeerplaatsen krijgen toegewezen conform de tekening in productie 13 en dat [eiser] deze parkeerplaatsen op straffe van verbeurte van een dwangsom dient te respecteren en niet voor of door anderen dan de Gebruikers mag (laten) gebruiken,
[eiser] te veroordelen tot het (laten) aanleggen van een vaste gasaansluiting voor de Gebruikers (als omschreven in randnummers 133 -136 van de conclusie van antwoord in reconventie tevens wijziging van eis in conventie tevens verzoek om descente ex artikel 201 Rv) en voorts alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor het aanleggen van een dergelijke vaste aansluiting vanaf de openbare weg, alsmede zijn medewerking te verlenen aan alle handelingen die noodzakelijk zijn voor het realiseren van deze vaste gasaansluiting en op straffe van verbeurte van een dwangsom te gehengen en gedogen dat daarvoor werkzaamheden worden verricht op zijn eigendom,
[eiser] te veroordelen om indien hij wezenlijke wijzigingen wil aanbrengen op dit terrein die inbreuk maken op de rechten van de Gebruikers, dit op grond van goed verhuurderschap en overeenkomstig de zorgvuldigheid die hij jegens de huurders van het terrein in acht moet nemen, dit in voorafgaand goed overleg met de Gebruikers te doen op straffe van verbeurte van een dwangsom,
[eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden om zonder voorafgaand overleg met de Gebruikers een kraan te (laten) plaatsen op het perceel gemeente [plaats] sectie [kadastraal nummer 1] ,
[eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden inbreuk te maken op het rustig huurgenot van de Gebruikers, in het bijzonder door hem te verbieden eigendommen van huurders op het terrein (o.a. fietsen, trailers, tijdelijk aanwezige bouwmaterialen, eigendommen etc) weg te halen dan wel daarvan verwijdering te eisen, alsmede [eiser] te verbieden inbreuk te maken op het rustig huurgenot (al dan niet middels sommaties) betreffende de aan de Gebruikers verhuurde (en voor wat betreft [eiser in de tussenkomst sub 1] contractueel vastgelegde) en bij hen al jaren in gebruik zijnde bootvakken voor pleziervaartuigen direct gelegen naast hun eigen woonarken en zodoende de al jaren bestaande huidige feitelijke situatie te handhaven,
subsidiair (ten aanzien van de gastank) in het geval de vordering onder c wordt afgewezen, [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden om de aanpassingen aan de gastank op het perceel Gemeente [plaats] [kadastraal nummer 1] zoals genoemd in de brief van 25 maart 2022 van de Omgevingsdienst, te (laten of doen) verrichten en de kosten voor deze aanpassingen te betalen, en voorts alle noodzakelijke handelingen te verrichten die waarborgen dat de gastank van Benegas op het perceel Gemeente [plaats] [kadastraal nummer 1] (mede) ten behoeve van de Gebruikers kan blijven staan,
meer subsidiair (ten aanzien van de gastank) in het geval de vorderingen onder c en g worden afgewezen, [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden om zijn medewerking te verlenen aan de aanpassingen die Benegas aan de gastank en/of het perceel Gemeente [plaats] [kadastraal nummer 1] rondom de gastank zal moeten verrichten om de overtredingen genoemd in de brief d.d. 25 maart 2022 ongedaan te maken,
subsidiair (ten aanzien van de gastank), in het geval de vordering onder c wordt afgewezen, [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden om de gastank (inclusief bijbehorende leidingen c.a.) van Benegas op het perceel Gemeente [plaats] sectie [kadastraal nummer 1] te verwijderen of te doen dan wel laten verwijderen, dan wel enige bouw- of sloopactiviteit te verrichten of te doen dan wel laten verrichten, ten aanzien van de gasvoorziening van de Gebruikers, dan wel anderszins te handelen dan wel na te laten dat tot gevolg heeft dat de Gebruikers geen onbelemmerd gebruik kunnen (blijven) maken van de thans aanwezige gastank/gasvoorziening c.a.,
subsidiair, in het geval de vordering onder c wordt afgewezen, [eiser] op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden en te veroordelen, om al die acties te ondernemen en/of (rechts)handelingen te verrichten jegens Benegas, die ertoe leiden dat de thans aanwezige gastank (inclusief bijbehorende leidingen c.a.) aanwezig blijft en (mede) ten behoeve van de Gebruikers deugdelijk blijft functioneren en onverkort mee te werken (in de ruimste zin van het woord) aan een blijvende deugdelijke gasvoorziening vanuit de tank voor de Gebruikers en zich te onthouden van iedere verdere actie richting derden (meer specifiek Benegas) ter zake de verwijdering van de tank en het staken of anderszins beperken of belemmeren van de levering van gas, in ieder geval totdat mogelijk een deugdelijk alternatief is uitgewerkt en werkend is aangesloten.
Vordering in reconventie in de tussenkomst
[eiser] vordert in reconventie in de tussenkomst
primair een verklaring voor recht dat de Gebruikers zonder recht of titel gebruik maken van het perceel [kadastraal nummer 1] ,
subsidiair, voor zover [eiser] gebonden wordt geacht aan enige huurovereenkomst met de Gebruikers, om de tussen hen bestaande huurovereenkomsten te ontbinden wegens wanprestatie, althans
IV. en V. – meer subsidiair – voor recht te verklaren dat de allonges nietig zijn wegens strijd met de goede zeden, althans deze allonges te vernietigen vanwege het feit dat deze paulianeus zijn aangegaan in de zin van artikel 3:45 BW, en voorwaardelijk, voor het geval van toewijzing van de meersubsidiaire vorderingen een verklaring voor recht dat de (alsdan) tussen de Gebruikers en [eiser] bestaande huurovereenkomsten het lot delen van de alsdan nietig verklaarde of vernietigde allonges.
ontruiming van de ligplaatsen, tuinen en andere ruimtes op perceel [kadastraal nummer 1] ,
het betalen van een gebruiksvergoeding vanaf 3 maart 2021,
alle zaken van de Gebruikers te verwijderen van de parkeerplaatsen,
verbod om eigendommen van de Gebruikers buiten de door [eiser] bedachte parkeerplaatsen te plaatsen,
de Gebruikers te gebieden om hun eigendommen uit de schuur te verwijderen,
[eiser] toe te staan de gastank te verwijderen,
[eiser] toe te staan de kist met nutsvoorzieningen te verwijderen,
de Gebruikers te veroordelen de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de allonges te vergoeden.
****

Voetnoten

1.In artikel 5 van de VOF overeenkomst van 3 januari 1936, gewijzigd op 15 december 1968 staat:
2.In artikel 7:226 BW staat dat een nieuwe eigenaar van een registergoed is gebonden aan een huurovereenkomst die voor dat registergoed
3.In artikel 2.2 staat dat er een procedure loopt bij het Hof waarbij de ‘
4.Het deskundigenbericht is van 5 maart 2018
5.type: HH (4182)