Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het besluit waartegen bezwaar is gemaakt zodanig gebrekkig is dat het in heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen daarom als eerste of de bezwaargronden van verzoekster een redelijke kans van slagen hebben en tot herroeping van de omgevingsvergunning kan leiden. Vervolgens weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorzieningen en de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt in stand kan blijven, hoe minder ruimte er bij deze belangenafweging is voor de belangen van verzoekster.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
4. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen. Hij stelt zich op het standpunt dat zich hier geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voordoet. In dat geval moet het college de omgevingsvergunning verlenen. Er is dan sprake van een gebonden beschikking.
Verzoekster voert aan dat wel sprake is van een weigeringsgrond. Volgens haar is de woning namelijk in strijd is met de regels van de voor het perceel geldende bestemmingsplannen ‘ [bestemmingsplan 1] , 1e partiële herziening’ (het bestemmingsplan) en ‘ [bestemmingsplan 2] ’ (het bestemmingsplan parkeren). Verder wijst verzoekster in haar bezwaarschrift op andere activiteiten die volgens haar in strijd met het bestemmingsplan op het perceel plaatsvinden, hebben plaatsgevonden of worden nagelaten. Het gaat om een schuur en tiny house die volgens verzoekster zonder de daarvoor benodigde omgevingsvergunning door vergunninghouder op de kavel zijn geplaatst, over de vraag of het college wel of niet handhavend zou moeten optreden vanwege onvoldoende landbouwactiviteiten en het niet voldoen aan de eisen die het bestemmingsplan stelt aan de buitenranden van de kavel (de zogenaamde doorwaadbare zone) en de vraag of afspraken die zijn gemaakt bij de uitgifte de kavels wel of niet worden nageleefd.
Wat toetst de voorzieningenrechter?
5. De bestuursrechter toetst besluiten, in dit geval de omgevingsvergunning. Dit betekent dat de voorzieningenrechter in deze uitspraak alleen zal beoordelen of het bouwplan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend wel of niet in strijd is met de regels uit genoemde bestemmingsplannen. Over de andere activiteiten en handhavingsverzoeken die verzoekster in haar bezwaarschrift noemt kan de voorzieningenrechter in deze procedure geen oordeel geven. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat voor beantwoording van de vraag of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan niet relevant is of wordt voldaan aan de eisen die het bestemmingsplan stelt aan de doorwaadbare zone.Die eisen zijn namelijk gebruiksregels, geen bouwregels. Op grond van de bouwregels geldt slechts dat de woning moet worden gebouwd binnen het roodkavel.Dat is het deel van het perceel dat voor bebouwing mag worden ingericht.De situering en de omvang van het roodkavel wordt bepaald met een omgevingsvergunning waarmee de kavelsamenstelling wordt vastgesteld. Het roodkavel mag op grond van het bestemmingsplan maximaal een bepaald percentage van de totale oppervlakte van het perceel in beslag nemen.
6. Volgens het college is de kavelsamenstelling voor het perceel met een omgevingsvergunning van 29 november 2016 vastgesteld. Het college heeft deze omgevingsvergunning bij het verweerschrift gevoegd, maar de stukken waaruit blijkt hoe de kavelsamenstelling van het perceel eruit ziet ontbreken. Op de zitting heeft het college toegelicht dat hij deze (digitale) stukken om technische redenen niet kan openen en dus ook niet kan overleggen. Het college heeft verder toegelicht dat hij, bij de toets of de woning binnen het roodkavel wordt gebouwd, en dus of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, naar het ontwikkelplan uit 2016 heeft gekeken. In dit ontwikkelplan, dat in het dossier zit en onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, zitten onder meer tekeningen van een roodkavel met daarbij afmetingen en tekeningen van het perceel waarop een roodkavel is ingetekend. Het college acht het op grond van het ontwikkelplan aannemelijk dat de woning binnen het roodkavel kan worden gebouwd. Verzoekster is het daar niet mee eens, volgens haar is het gelet op de afmetingen van de woning en die van het roodkavel niet mogelijk om de woning binnen het roodkavel te bouwen. Op de zitting heeft zij ook aangevoerd dat het roodkavel groter zou zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.
Voorlopige beoordeling van de omgevingsvergunning
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college niet heeft getoetst of het bouwplan wordt gebouwd binnen het roodkavel zoals dat met de omgevingsvergunning in 2016 is vastgesteld. Alleen al hierom is het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen gebrekkig tot stand gekomen. Voor beantwoording van de vraag of het bouwplan aan het bestemmingsplan voldoet moet het college immers beoordelen of binnen het roodkavel wordt gebouwd. Dat kan alleen aan de hand van de stukken waaruit blijkt voor welke kavelsamenstelling destijds een omgevingsvergunning is verleend, en die heeft het college niet kunnen bekijken. Het college kan bij de toets of het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan dus niet volstaan met de constatering dat het op grond van het ontwikkelplan aannemelijk is dat de woning binnen het roodkavel kan worden gebouwd. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter op de zitting met partijen heeft vastgesteld dat het op grond van het ontwikkelplan ook niet duidelijk is waar op het perceel het roodkavel is gesitueerd en wat de precieze afmetingen zijn.
8. Tussen partijen is verder niet in geschil, en de voorzieningenrechter stelt vast, dat vergunninghouder bij zijn aanvraag niet heeft aangetoond dat op het perceel zal worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, terwijl vergunninghouder op grond het bestemmingsplan parkeren bij de aanvraag moet aantonen dat bij de nieuw te bouwen woning wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto's.Daarmee is de omgevingsvergunning afgegeven in strijd met het bestemmingsplan parkeren. Ook dit is een gebrek aan de omgevingsvergunning.
9. De conclusie van het voorgaande is dat het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen onzorgvuldig is voorbereid.In het verweerschrift en op de zitting heeft het college toegelicht dat de gebreken in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld. Volgens het college is het roodkavel groot genoeg voor de woning waarvoor de omgevingsvergunning is verleend en kunnen, gelet op de kavelsamenstelling, de benodigde parkeerplaatsen op het perceel worden gerealiseerd. Hij zal vergunninghouder vragen om een situatietekening aan te leveren waarop de functies, waaronder ook de parkeerplaatsen, in vierkante meters met de juiste maatvoering zijn weergegeven. Deze situatietekening zal het college dan met het besluit op bezwaar als onderdeel toevoegen aan de omgevingsvergunning. Volgens het college zal hieruit blijken dat de woning binnen het roodkavel, en dus niet in strijd is met het bestemmingsplan wordt gebouwd, en dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Vergunninghouder heeft op de zitting toegezegd dat hij een situatietekening die voldoet aan de daaraan te stellen vereisten zal aanleveren.
10. De voorzieningenrechter kan echter bij de huidige stand van zaken niet beoordelen of de gebreken in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld. Omdat de stukken over de kavelvaststelling ontbreken kan de voorzieningenrechter niet vaststellen hoe aannemelijk het is dat de woning binnen het roodkavel wordt gebouwd en dat de benodigde parkeerplaatsen op het perceel gerealiseerd kunnen worden.
11. Hoewel de voorzieningenrechter ziet dat het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen gebrekkig is en zij niet kan beoordelen of deze gebreken in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld, is dit geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter vindt namelijk dat de belangen van verzoekster die pleiten voor het treffen van een voorlopige voorziening minder zwaar wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder, die pleiten tegen het treffen van een voorlopige voorziening. Dat legt zij hierna uit.
12. Op de zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij in principe niet tegen de bouw van de woning is en dat zij van de woning ook geen hinder zal ondervinden als hij eenmaal is gebouwd. De reden dat zij heeft gevraagd om een voorlopige voorziening is dat zij vindt dat vergunninghouder zich moet houden aan de regels die het bestemmingsplan stelt aan de doorwaardbare zone. Verder vindt zij vanuit principe dat de woning volgens de regels die daarvoor gelden moet worden gebouwd. Vergunninghouder heeft toegelicht dat een schorsing van de omgevingsvergunning zal leiden tot vertraging van de bouwwerkzaamheden waardoor hij tot duizenden euro’s aan schade zal lijden.
13. Zoals de voorzieningenrechter hiervoor (overweging 5) heeft opgemerkt is de doorwaadbare zone geen onderdeel van de omgevingsvergunning. Het belang van verzoekster dat aan de regels uit het bestemmingsplan voor de doorwaardbare zone wordt voldaan kan dus geen rol spelen bij de belangenafweging in deze procedure. De voorzieningenrechter kent aan het louter principiële belang van verzoekster dat gebouwd wordt volgens de daarvoor geldende regels minder gewicht toe dan aan het financiële belang van vergunninghouder bij het niet schorsen van de omgevingsvergunning.
13. Alle belangen afwegend is er daarom geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en de omgevingsvergunning te schorsen.