4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak: 16/000197-23 feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank is, gelijk aan de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van de scooter van de heer [benadeelde 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling van de scooter overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling moet worden vastgesteld dat [verdachte] , op het moment dat hij de scooter voorhanden kreeg, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig was. [verdachte] heeft ontkend te hebben geweten dat de scooter was gestolen. Dat op de telefoon van [verdachte] , een dag voor zijn aanhouding, het kenteken van de weggenomen scooter is opgezocht roept volgens de rechtbank vragen op, maar maakt niet dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] kennis droeg van het feit dat de scooter van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt ook niet tot de conclusie dat [verdachte] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was doordat het cilinder uit het contactslot was getrokken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [verdachte] niet de bestuurder van de scooter was en dat het op het tijdstip dat [verdachte] met zijn medeverdachte heeft afgesproken donker was. Het is dan ook mogelijk dat [verdachte] niet heeft gezien dat het cilinder uit het contactslot was getrokken.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het onder 16/000197-23 feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 11 augustus 2023;
- de aangifte van [slachtoffer] namens het slachtoffer [snackbar] ;
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:Op 30 december 2022 omstreeks 02.50 uur zagen wij een scooter over de Arnhemsestraat rijden vanuit het centrum van Amersfoort in de richting van de Stadsring. Vervolgens zagen wij dat de opzittenden van deze scooter in onze richting keken. Direct daarop zagen wij dat de scooter keerde. Wij hebben de scooter ingehaald en ik, [verbalisant 1] , deed mijn deur open om de scooter te doen stilhouden. Wij zagen en hoorden dat de beide jongens van de scooter afsprongen. Wij zagen dat de beide jongens wegrenden. Wij zagen dat de passagier voorop rende en dat de bestuurder achter hem aan rende.
De bestuurder bleek later te zijn de verdachte [medeverdachte] . De passagier bleek te zijn verdachte [verdachte] . Bij de verdachte [verdachte] trof ik kleine zwarte, plastic handschoentjes aan. Tevens zag en voelde ik dat [verdachte] meerdere lagen kleding over elkaar droeg. Wij zagen dat het kenteken van de scooter [kenteken] betrof. Collega [verbalisant 3] heeft contact opgenomen met de collega's uit Utrecht. Uit de bevindingen bleek dat de scooter gestolen was.
Collega [verbalisant 4] vond, tien meter achter de scooter, in de vluchtrichting van beide opzittenden een bivakmuts en een mes. Bij de scooter troffen wij nog een zwarte sporttas in de buddyseat aan. In deze sporttas zaten dezelfde kleine zwarte plastic handschoentjes als die wij bij de verdachte [verdachte] hadden aangetroffen. Ik voelde en zag dat [medeverdachte] meerdere lagen kleding over elkaar heen droeg. Bij verdachte [medeverdachte] troffen wij eveneens zwarte latex handschoentjes aan.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
In de zwarte Nike sporttas, die was aangetroffen in de buddyseat van de snorfiets voorzien van kenteken [kenteken] heb ik het volgende aangetroffen:
- vier lege plastic flessen, waarvan twee met een inhoud van anderhalve liter en twee flessen van een halve liter;
- witte joggingbroek;
- zwart jasje;
- zwarte muts;
- vier zwarte plastic handschoenen.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Ik onderzocht de telefoon van verdachte [medeverdachte] . Ik opende Snapchat. Ik zag dat er een Snapchat-gesprek was tussen [verdachte] en verdachte [medeverdachte] . Ik zag een audiobestand in het Snapchatgesprek. Ik zag dat dit audiobestand vanaf verdachte [medeverdachte] verzonden was. Ik hoorde dat het volgende in het audiobestand gezegd werd: "Ik ga om 12 uur naar buiten. Ik pak mijn scooter. Ik neem die sporttas mee en twee anderhalve liter flessen, ewa, in die sporttas. Ik ga met mijn oebi jou ophalen. En ga met mijn oebi naar het tankstation, jij vult allebei die anderhalve liter flessen met uhm benzine. Daarna gaan we rijden naar Duitsland. Je zorgt uh, ik heb extra kleding. Wij gaan die winkel overvallen, alles in die sporttas en gaan we nog een beetje tabak meenemen van die shop en in die sporttas doen en dan gaan we terug naar Nederland."
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Bij verdachte [medeverdachte] werd een mobiele telefoon aangetroffen.
Een van de chats op deze telefoon betrof een snapchat gesprek tussen [Snapchat ID 1] en [Snapchat ID 2] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van collega [verbalisant 6] blijkt dat [medeverdachte] deelnemer [Snapchat ID 1] is en dat [verdachte] deelnemer [Snapchat ID 2] is.
In een snapchat-gesprek van 29 december 2022 is te lezen dat:
- [medeverdachte] zegt tegen de andere deelnemer van het gesprek dat hij extra kleding en een bivak mee moet nemen.
- [medeverdachte] zegt dat hij een ovtje gaat zetten in Duitsland en zegt dat het 3 uur rijden is
- [medeverdachte] zegt dat hij een heel plan heeft.
- [medeverdachte] zegt dat ze het vanavond gaan doen.
- [medeverdachte] gaat uitleggen wat ze gaan doen.
- [verdachte] zegt dat het een goed plan is.
- [medeverdachte] zegt dat hij alles aan het pakken is.
- [medeverdachte] zegt dat hij aan het voorbereiden is.
- [medeverdachte] zegt dat hij een hele sporttas met spullen mee heeft.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op 30 december 2022 heb ik onderzoek gedaan in de onder verdachte [medeverdachte] in beslaggenomen telefoon. Ik zag dat in Google Maps een fietsroute open stond naar ' [naam] '.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op 30 december 2022 omstreeks 02.50 zagen wij een scooter over de Arnhemsestraat rijden vanuit het centrum van Amersfoort in de richting van de Stadsring. De Arnhemseweg is een logische en aannemelijke route om de weg te vervolgen naar Duitsland.
Medeplegen van voorbereidingshandelingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 30 december 2022 in Amersfoort samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een diefstal met geweld en/of bedreiging van geweld en/of afpersing.
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf voorhanden heeft gehad. Dit betekent dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht moet hebben gehad over de voorwerpen en dat deze voorwerpen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf. Op basis van vaste jurisprudentie geldt dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar de uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig moeten kunnen zijn voor het misdadige doel.
Aan [verdachte] is medeplegen ten laste gelegd. Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn.
De rechtbank overweegt dat uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachte een misdadig doel voor ogen hadden, namelijk het plegen van een overval in Duitsland. Dat blijkt evident uit het audiobestand van medeverdachte [medeverdachte] over het plegen van een overval in Duitsland en het feit dat zij onderweg waren naar Duitsland. De scooter, de telefoons, de lege flessen, de extra kleding, de plastic handschoenen, de bivakmuts en het mes, die de verdachten voorhanden hebben gehad, konden bovendien gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor dit misdadige doel. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] dat hij in de veronderstelling was dat zij een inbraak zouden plegen ongeloofwaardig, nu zijn medeverdachte op snapchat duidelijk spreekt over het plegen van een overval.
Dat [verdachte] het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, baseert de rechtbank op het volgende. Medeverdachte [medeverdachte] heeft met [verdachte] het plan van de overval besproken. [verdachte] wist dat verdachte [medeverdachte] een sporttas met voorwerpen bestemd voor de overval mee zou nemen en is vervolgens, wetende van dit plan, bij zijn medeverdachte op de scooter gestapt. Bovendien zijn bij [verdachte] dezelfde soort plastic latexhandschoenen aangetroffen als de handschoenen die in de scooter van medeverdachte [medeverdachte] lagen. De rechtbank leidt daaruit af dat de medeverdachten deze handschoenen met elkaar hebben gedeeld. Uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.
Vrijwillige terugtred
Van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr is sprake als de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid.
Het beroep op vrijwillige terugtred slaagt niet, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn mededader daadwerkelijk zijn teruggetreden. Het standpunt van de verdediging is met name gebaseerd op het aantreffen van verdachten in het centrum van Amersfoort. Dat ligt volgens de verdediging niet op de route naar ‘ [naam] ’ in Duitsland, zoals die stond weergegeven op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . Dat verdachten zijn aangetroffen op een van die route afwijkende plaats, kan een indicatie zijn dat verdachten op hun eerdere plan zijn teruggekomen. Het is in deze zaak echter niet voldoende. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachten volgens de politie nog steeds op een weg in de richting van Duitsland reden. Ter terechtzitting heeft [verdachte] weliswaar verklaard dat zij de weg naar huis niet wisten en daarom mogelijk nog richting Duitsland reden, maar dat gelooft de rechtbank niet. Het had dan in de lijn der verwachting gelegen dat de verdachten de route naar huis op hun telefoon hadden opgezocht. [verdachte] heeft ter terechtzitting niet goed kunnen uitleggen waarom dat niet is gebeurd. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging voor zover dat inhoudt dat verdachten onderweg waren naar Almere, omdat [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] zelf niet daarover hebben verklaard. Het dossier bevat verder geen concrete aanwijzingen dat [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] het besluit hebben genomen terug te keren naar huis, zodat het niet aannemelijk is geworden dat zij hebben afgezien van het plan tot het plegen van een overval in Duitsland.