ECLI:NL:RBMNE:2023:4408

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
16/103005-22; 16/000197-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor gewapende overval en voorbereidingshandelingen

Op 25 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van een scooter, maar veroordeelde hem voor het in vereniging overvallen van een snackbar en het voorbereiden van een diefstal met geweld. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat op 11 augustus 2023 plaatsvond. De verdachte, geboren in 2008, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal en afpersing. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de scooter, maar dat de verdachte wel betrokken was bij de overval op de snackbar, waarbij hij samen met anderen een taser gebruikte om de eigenaar te bedreigen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie van vijf maanden op, met bijzondere voorwaarden en toezicht. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn psychische problemen, en besloot dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/103005-22; 16/000197-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2008] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna: [verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het met gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
16/103005-22
op 26 januari 2022 te Utrecht samen met (een) ander(en) een geldbedrag van [benadeelde 1] en/of de [snackbar] heeft gestolen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ;
16/000197-23
feit 1
op 30 december 2022 te Amersfoort samen met (een) ander(en) een afpersing (in vereniging) en/of diefstal met geweld en/of bedreiging van geweld (in vereniging) heeft voorbereid;
feit 2, primair:in de periode van 14 december tot en met 16 december 2022 te Amersfoort samen met (een) ander(en) een scooter (met kenteken [kenteken] ) van [benadeelde 2] heeft gestolen;
subsidiair:
op 30 december 2022 te Amersfoort samen met ander(en) een scooter (met kenteken [kenteken] ) heeft geheeld;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 16/103005-22 en het onder parketnummer 16/000197-23 feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Nu er geen wettig en overtuigend bewijs is dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het onder parketnummer 16/000197-23 feit 2 primair ten laste gelegde, moet hij hiervan worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 16/103005-22 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien [verdachte] een bekennende verklaring heeft afgelegd.
De raadvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 16/000197-23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw primair het volgende aangevoerd. De medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) heeft belastend verklaard over [verdachte] en zegt dat hij door [verdachte] is benaderd om een overval op een nachtwinkel in Duitsland te plegen. De raadsvrouw heeft verzocht deze verklaring uit te sluiten van het bewijs, nu de verklaring niet strookt met de overige bewijsmiddelen in het dossier en daarom kennelijk leugenachtig is. De raadsvrouw heeft vervolgens bepleit dat de rechtbank, op basis van de gesprekken uit de mobiele telefoons van de verdachten en de verklaring van [verdachte] zelf, niet tot een veroordeling kan komen. Uit de stukken volgt niet dat een diefstal met geweld dan wel bedreiging van geweld zou worden gepleegd. Dat er een mes is aangetroffen maakt dit niet anders, aangezien het dossier er geen blijk van geeft dat het mes zou worden gebruikt. [verdachte] was in de veronderstelling dat hij met zijn medeverdachte een inbraak zou gaan plegen, en geen overval. Het treffen van voorbereidingshandelingen voor het plegen van een inbraak is niet strafbaar, aangezien inbraak een 6-jaarsfeit betreft, zoals strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Subsidiair heeft de raadvrouw bepleit dat de handelingen van [verdachte] niet onder een strafbare voorbereiding vallen. [verdachte] ontkent dat een groot deel van de aangetroffen voorwerpen van hem zijn. Hij heeft de sporttas met inhoud niet gezien en uit het dossier blijkt ook dat zijn medeverdachte deze sporttas heeft meegenomen. De plastic handschoenen die [verdachte] in zijn bezit had heeft hij meegenomen van de kartbaan, wat ook bevestigd wordt door zijn moeder. Verder droeg [verdachte] meerdere lagen kleding tegen de kou, aangezien het winter was. [verdachte] heeft aldus geen voorwerpen voorhanden gehad welke bestemd zijn tot het plegen van een overval.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw zich om het standpunt gesteld dat sprake is van vrijwillige terugtred, zoals bedoeld in artikel 46b Sr. [verdachte] heeft uit eigen beweging afgezien van het plan om in Duitsland een inbraak te plegen. Zowel [verdachte] als zijn medeverdachte verklaren dat zij zich onderweg hebben bedacht en op de terugweg waren. Dat [verdachte] aantoonbaar tot inkeer is gekomen, blijkt ook uit het feit dat hij en zijn medeverdachte in de richting van Almere reden en in het centrum van Amersfoort zijn aangehouden. Het centrum van Amersfoort ligt niet op de route naar Duitsland vanuit de richting Almere. Niet is uit te sluiten dat [verdachte] en zijn medeverdachte onderweg waren naar een tankstation in Amersfoort om te tanken voor de terugweg, nu op de telefoon van de medeverdachte een openstaand tabblad is aangetroffen met de zoekterm ‘tankstation Amersfoort’. Het is onaannemelijk dat als [verdachte] en zijn medeverdachte nog onderweg waren naar Duitsland, zij in het centrum van Amersfoort zouden hebben getankt in plaats van bij een van de tankstations langs de route.
Volgens de raadsvrouw moet [verdachte] ook worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat [verdachte] de scooter heeft gestolen. [verdachte] heeft de diefstal ontkend en zijn medeverdachte heeft zelf verklaard dat hij de scooter heeft gekocht en deze van hem is.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat [verdachte] de scooter niet voorhanden heeft gehad, nu hij bijrijder was. Daarnaast heeft [verdachte] niet geweten dat de scooter van diefstal afkomstig was. Op basis van de bevindingen uit de telefoon van [verdachte] , te weten het aantreffen van een zoekopdracht naar het kenteken van de scooter, kan niet worden geconcludeerd dat [verdachte] wetenschap had van het feit dat de scooter gestolen was. Bovendien heeft [verdachte] verklaard dat niet hij, maar zijn medeverdachte het kenteken op zijn telefoon heeft opgezocht. Dat de cilinder uit het contactslot van de scooter is getrokken kan [verdachte] niet hebben gezien, nu het donker was en hij niet de bestuurder van de scooter is geweest. [verdachte] had dan ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak: 16/000197-23 feit 2 primair en subsidiair
De rechtbank is, gelijk aan de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van de scooter van de heer [benadeelde 2] . De rechtbank zal [verdachte] daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling van de scooter overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling moet worden vastgesteld dat [verdachte] , op het moment dat hij de scooter voorhanden kreeg, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze uit misdrijf afkomstig was. [verdachte] heeft ontkend te hebben geweten dat de scooter was gestolen. Dat op de telefoon van [verdachte] , een dag voor zijn aanhouding, het kenteken van de weggenomen scooter is opgezocht roept volgens de rechtbank vragen op, maar maakt niet dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] kennis droeg van het feit dat de scooter van diefstal afkomstig was. De rechtbank komt ook niet tot de conclusie dat [verdachte] redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter van diefstal afkomstig was doordat het cilinder uit het contactslot was getrokken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [verdachte] niet de bestuurder van de scooter was en dat het op het tijdstip dat [verdachte] met zijn medeverdachte heeft afgesproken donker was. Het is dan ook mogelijk dat [verdachte] niet heeft gezien dat het cilinder uit het contactslot was getrokken.
De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van het onder 16/000197-23 feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
16/103005-22 [1]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 11 augustus 2023;
  • de aangifte van [slachtoffer] namens het slachtoffer [snackbar] ;
16/000197-23 [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:Op 30 december 2022 omstreeks 02.50 uur zagen wij een scooter over de Arnhemsestraat rijden vanuit het centrum van Amersfoort in de richting van de Stadsring. Vervolgens zagen wij dat de opzittenden van deze scooter in onze richting keken. Direct daarop zagen wij dat de scooter keerde. Wij hebben de scooter ingehaald en ik, [verbalisant 1] , deed mijn deur open om de scooter te doen stilhouden. Wij zagen en hoorden dat de beide jongens van de scooter afsprongen. Wij zagen dat de beide jongens wegrenden. Wij zagen dat de passagier voorop rende en dat de bestuurder achter hem aan rende. [4]
De bestuurder bleek later te zijn de verdachte [medeverdachte] . De passagier bleek te zijn verdachte [verdachte] . Bij de verdachte [verdachte] trof ik kleine zwarte, plastic handschoentjes aan. Tevens zag en voelde ik dat [verdachte] meerdere lagen kleding over elkaar droeg. Wij zagen dat het kenteken van de scooter [kenteken] betrof. Collega [verbalisant 3] heeft contact opgenomen met de collega's uit Utrecht. Uit de bevindingen bleek dat de scooter gestolen was. [5]
Collega [verbalisant 4] vond, tien meter achter de scooter, in de vluchtrichting van beide opzittenden een bivakmuts en een mes. Bij de scooter troffen wij nog een zwarte sporttas in de buddyseat aan. In deze sporttas zaten dezelfde kleine zwarte plastic handschoentjes als die wij bij de verdachte [verdachte] hadden aangetroffen. Ik voelde en zag dat [medeverdachte] meerdere lagen kleding over elkaar heen droeg. Bij verdachte [medeverdachte] troffen wij eveneens zwarte latex handschoentjes aan. [6]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
In de zwarte Nike sporttas, die was aangetroffen in de buddyseat van de snorfiets voorzien van kenteken [kenteken] heb ik het volgende aangetroffen:
- vier lege plastic flessen, waarvan twee met een inhoud van anderhalve liter en twee flessen van een halve liter;
- witte joggingbroek;
- zwart jasje;
- zwarte muts;
- vier zwarte plastic handschoenen. [7]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Ik onderzocht de telefoon van verdachte [medeverdachte] . Ik opende Snapchat. Ik zag dat er een Snapchat-gesprek was tussen [verdachte] en verdachte [medeverdachte] . Ik zag een audiobestand in het Snapchatgesprek. Ik zag dat dit audiobestand vanaf verdachte [medeverdachte] verzonden was. Ik hoorde dat het volgende in het audiobestand gezegd werd: "Ik ga om 12 uur naar buiten. Ik pak mijn scooter. Ik neem die sporttas mee en twee anderhalve liter flessen, ewa, in die sporttas. Ik ga met mijn oebi jou ophalen. En ga met mijn oebi naar het tankstation, jij vult allebei die anderhalve liter flessen met uhm benzine. Daarna gaan we rijden naar Duitsland. Je zorgt uh, ik heb extra kleding. Wij gaan die winkel overvallen, alles in die sporttas en gaan we nog een beetje tabak meenemen van die shop en in die sporttas doen en dan gaan we terug naar Nederland." [8]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Bij verdachte [medeverdachte] werd een mobiele telefoon aangetroffen. [9]
Een van de chats op deze telefoon betrof een snapchat gesprek tussen [Snapchat ID 1] en [Snapchat ID 2] .
Uit het proces-verbaal van bevindingen van collega [verbalisant 6] blijkt dat [medeverdachte] deelnemer [Snapchat ID 1] is en dat [verdachte] deelnemer [Snapchat ID 2] is. [10]
In een snapchat-gesprek van 29 december 2022 is te lezen dat:
- [medeverdachte] zegt tegen de andere deelnemer van het gesprek dat hij extra kleding en een bivak mee moet nemen.
- [medeverdachte] zegt dat hij een ovtje gaat zetten in Duitsland en zegt dat het 3 uur rijden is
- [medeverdachte] zegt dat hij een heel plan heeft.
- [medeverdachte] zegt dat ze het vanavond gaan doen.
- [medeverdachte] gaat uitleggen wat ze gaan doen.
- [verdachte] zegt dat het een goed plan is.
- [medeverdachte] zegt dat hij alles aan het pakken is.
- [medeverdachte] zegt dat hij aan het voorbereiden is.
- [medeverdachte] zegt dat hij een hele sporttas met spullen mee heeft. [11]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op 30 december 2022 heb ik onderzoek gedaan in de onder verdachte [medeverdachte] in beslaggenomen telefoon. Ik zag dat in Google Maps een fietsroute open stond naar ' [naam] '. [12]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op 30 december 2022 omstreeks 02.50 zagen wij een scooter over de Arnhemsestraat rijden vanuit het centrum van Amersfoort in de richting van de Stadsring. De Arnhemseweg is een logische en aannemelijke route om de weg te vervolgen naar Duitsland. [13]
Bewijsoverwegingen
16/000197-23,
feit 1
Medeplegen van voorbereidingshandelingen
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 30 december 2022 in Amersfoort samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een diefstal met geweld en/of bedreiging van geweld en/of afpersing.
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen is vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf voorhanden heeft gehad. Dit betekent dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht moet hebben gehad over de voorwerpen en dat deze voorwerpen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf. Op basis van vaste jurisprudentie geldt dat de voorwerpen afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar de uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig moeten kunnen zijn voor het misdadige doel.
Aan [verdachte] is medeplegen ten laste gelegd. Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij moet de bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht zijn.
De rechtbank overweegt dat uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en zijn medeverdachte een misdadig doel voor ogen hadden, namelijk het plegen van een overval in Duitsland. Dat blijkt evident uit het audiobestand van medeverdachte [medeverdachte] over het plegen van een overval in Duitsland en het feit dat zij onderweg waren naar Duitsland. De scooter, de telefoons, de lege flessen, de extra kleding, de plastic handschoenen, de bivakmuts en het mes, die de verdachten voorhanden hebben gehad, konden bovendien gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn voor dit misdadige doel. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] dat hij in de veronderstelling was dat zij een inbraak zouden plegen ongeloofwaardig, nu zijn medeverdachte op snapchat duidelijk spreekt over het plegen van een overval.
Dat [verdachte] het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, baseert de rechtbank op het volgende. Medeverdachte [medeverdachte] heeft met [verdachte] het plan van de overval besproken. [verdachte] wist dat verdachte [medeverdachte] een sporttas met voorwerpen bestemd voor de overval mee zou nemen en is vervolgens, wetende van dit plan, bij zijn medeverdachte op de scooter gestapt. Bovendien zijn bij [verdachte] dezelfde soort plastic latexhandschoenen aangetroffen als de handschoenen die in de scooter van medeverdachte [medeverdachte] lagen. De rechtbank leidt daaruit af dat de medeverdachten deze handschoenen met elkaar hebben gedeeld. Uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking.
Vrijwillige terugtred
Van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr is sprake als de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid.
Het beroep op vrijwillige terugtred slaagt niet, omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte en zijn mededader daadwerkelijk zijn teruggetreden. Het standpunt van de verdediging is met name gebaseerd op het aantreffen van verdachten in het centrum van Amersfoort. Dat ligt volgens de verdediging niet op de route naar ‘ [naam] ’ in Duitsland, zoals die stond weergegeven op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . Dat verdachten zijn aangetroffen op een van die route afwijkende plaats, kan een indicatie zijn dat verdachten op hun eerdere plan zijn teruggekomen. Het is in deze zaak echter niet voldoende. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachten volgens de politie nog steeds op een weg in de richting van Duitsland reden. Ter terechtzitting heeft [verdachte] weliswaar verklaard dat zij de weg naar huis niet wisten en daarom mogelijk nog richting Duitsland reden, maar dat gelooft de rechtbank niet. Het had dan in de lijn der verwachting gelegen dat de verdachten de route naar huis op hun telefoon hadden opgezocht. [verdachte] heeft ter terechtzitting niet goed kunnen uitleggen waarom dat niet is gebeurd. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de verdediging voor zover dat inhoudt dat verdachten onderweg waren naar Almere, omdat [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] zelf niet daarover hebben verklaard. Het dossier bevat verder geen concrete aanwijzingen dat [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] het besluit hebben genomen terug te keren naar huis, zodat het niet aannemelijk is geworden dat zij hebben afgezien van het plan tot het plegen van een overval in Duitsland.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16-103005-22
op 26 januari 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag, dat geheel aan de [snackbar] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- de voornoemde snackbar binnen te gaan en
- naar de kassa te lopen,
- aan die [slachtoffer] een taser te tonen,
- in de richting van die [slachtoffer] die taser te richten,
- het geluid van een taser aan die [slachtoffer] te laten horen,
- het geldbedrag uit de kassalade te pakken,
- ten slotte met medeneming van dat geldbedrag de voornoemde snackbar te verlaten;
16/000197-23, feit 1op 30 december 2022 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (medeplegen van) afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht en/of het (medeplegen van) diefstal met geweld of bedreiging met geweld als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, informatiedragers en vervoermiddelen, te weten
- een (van diefstal afkomstige) scooter (kenteken [kenteken] ) en
- een mes en
- een bivakmuts en
- twee mobiele telefoons (merk Iphone), waarvan met één mobiele telefoon (via Google Maps) naar de locatie van een winkel is gezocht en
- meerdere zwarte plastic handschoenen en
- meerdere zwarte latex handschoenen en
- meerdere lege flessen en
- een sporttas en
- meerdere kledingstukken
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/103005-22
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
16/000197-23, feit 1
medeplegen van voorbereiding van diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden, met de algemene voorwaarde dat [verdachte] zich binnen een proeftijd van twee jaar niet schuldig zal maken aan een nieuw strafbaar feit en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 juli 2023 met een proeftijd van een jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd [verdachte] een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht sterk rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . [verdachte] was ten tijde van het plegen van de overval op de snackbar [snackbar] 13 jaar oud. Hij is beïnvloed en onder druk gezet door anderen. Ook ten aanzien van het treffen van de voorbereidingshandelingen op 30 december 2022 is [verdachte] door een ander benaderd en beïnvloed. In het voordeel van [verdachte] moet worden meegewogen dat hij afstand heeft genomen van zijn vrienden die hem in negatieve zin hebben beïnvloed. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij [verdachte] sprake is van psychische problematiek. Vanuit het persoonlijkheidsonderzoek wordt geadviseerd – indien [verdachte] schuldig wordt bevonden van de strafbare feiten – hem dit in verminderde mate toe te rekenen. De raadsvrouw heeft daarom bepleit [verdachte] , conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, met een jeugdreclasseringsmaatregel en bijzondere voorwaarden. De raadvrouw heeft tot slot aangevoerd dat het voornemen van de ouders van [verdachte] om met het gezin naar Spanje te emigreren niet maakt dat de bijzondere voorwaarden niet ten uitvoer kunnen worden gelegd, aangezien dit volgens de reclassering ook in het buitenland goed mogelijk is, al dan niet in samenwerking met Spaanse autoriteiten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de snackbar [snackbar] . [verdachte] is samen met een ander, met capuchons en mondkapjes op, de snackbar binnengegaan. Aangeefster was op dat moment alleen. De verdachten hebben bij de overval gebruik gemaakt van een geladen taser en hebben aangeefster hiermee bedreigd. Zo is de taser op aangeefster gericht toen zij wilde voorkomen dat het geld door de verdachten uit de kassalade werd gepakt. Dit moet voor aangeefster een zeer dreigende situatie zijn geweest. Ook heeft [verdachte] zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een gewapende overval, waarbij hij onder andere, met zijn mededader, een mes en een bivakmuts voorhanden heeft gehad. Een gewapende overval maakt een ernstige inbreuk op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en heeft doorgaans op hun leven een grote impact. Dit soort feiten zorgt ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. [verdachte] heeft met zijn handelen geen rekening gehouden met deze gevolgen. Hij heeft geen respect getoond voor het eigendom van anderen en kennelijk vooral gedacht aan zijn eigen belang en financieel gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 juli 2023 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 8 februari 2023, opgemaakt door dr. M.S. Koch, GZ-psycholoog. Uit de rapportage blijkt dat bij [verdachte] sprake is van ADHD, een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een depressieve stoornis (eenmalige episode). Zowel de ADHD en de gedragsstoornis waren volgens de deskundige ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten aanwezig en beïnvloedden het gedrag van [verdachte] . [verdachte] is door zijn problematiek impulsief en heeft prikkelhonger. Hij heeft gebrekkig zicht op de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor hemzelf en voor anderen en slechte assertieve vaardigheden. Deze omstandigheden zijn van invloed geweest bij het plegen van de overval op de snackbar [snackbar] . Ten tijde van het plegen van de voorbereidingshandelingen was [verdachte] somber, neerslachtig en kampte hij met slaapproblemen, voortkomend uit zijn depressie. Tegelijkertijd kampte [verdachte] met ADHD en had hij behoefte aan prikkels en actie. Dit heeft volgens de deskundige de gedragsstoornis verergerd in die zin dat [verdachte] opstandig en recalcitrant werd, en besloot zich aan het toezicht te onttrekken en het strafbare feit te plegen. De psycholoog adviseert dan ook om [verdachte] de feiten, indien deze bewezen worden verklaard, in verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 juli 2023, opgesteld door K. Jansen, kernfunctionaris. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert [verdachte] een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een jeugdreclasseringsmaatregel, ambulante behandeling bij de Waag, het inzetten voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding, meewerken aan behandeling voor middelengebruik bij Jellinek en meewerken aan aanvullende hulverlening. De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat het uitvoeren van een werkstraf voor [verdachte] geen pedagogische meerwaarde meer heeft en de verwachting is dat dit geen bijdrage zal leveren aan het terugdringen van het risico op herhaling. De Raad heeft ook nagedacht over de praktische uitvoerbaarheid van het strafadvies en ziet geen bezwaren voor het op termijn emigreren naar Spanje.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. Gelet op de persoon van verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming ziet de rechtbank echter aanleiding [verdachte] alleen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank neemt hierbij het volgende in overweging. [verdachte] heeft in het totaal al zes dagen in voorarrest gezeten en hij was zeer jong toen hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ook heeft [verdachte] ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij is bedreigd door zijn inmiddels veroordeelde medeverdachten van de overval op de snackbar [snackbar] en dat dit een grote impact heeft gehad op zijn leven. Bovendien heeft [verdachte] zich sinds zijn schorsing op 26 april 2022 aan strenge schorsingsvoorwaarden moeten houden. De rechtbank zal daarnaast het advies van de deskundige in het opgemaakte Pro Justitia rapport, om [verdachte] het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen, volgen.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het ondergane voorarrest, met daaraan gekoppeld de algemene voorwaarde dat [verdachte] zich, binnen een proeftijd van twee jaar, niet schuldig zal maken aan een nieuw strafbaar feit en met de door de Raad voor de Kinderbescherming voorgestelde bijzondere voorwaarden met een proeftijd van een jaar, passend en geboden. De rechtbank legt [verdachte] , ten aanzien van de bijzondere voorwaarden, een kortere proeftijd op dan de gebruikelijke twee jaren om de reden dat [verdachte] al meer dan anderhalf jaar onder toezicht staat en dit toezicht positief verloopt.
De rechtbank leidt uit de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland van 22 juni 2023 af dat [verdachte] de afgelopen anderhalf jaar profijt heeft gehad van de begeleiding en behandeling in het kader van de schorsingsvoorwaarden. Het gevaar op herhaling wordt door de Raad voor de Kinderbescherming echter nog steeds op ‘midden’ geschat en het voortzetten van behandeling en begeleiding wordt van belang geacht om herhaling te voorkomen. Daar komt bij dat verdachte tijdens zijn schorsing is gerecidiveerd. De rechtbank ziet daarin aanleiding te zullen bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 46, 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/000197-23 feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/103005-22 en parketnummer 16/000197-23 feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentievan
5 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- stelt als algemene voorwaarden met een proeftijd van
2 jarendat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden met een proeftijd van
1 jaardat [verdachte] :
  • zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door de jeugdreclassering van Samen Veilig Midden-Nederland;
  • meewerkt aan behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
  • meewerkt aan behandeling voor middelengebruik bij Jellinek of een soortgelijke instantie;
  • zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school);
  • meewerkt aan aanvullende hulpverlening, ook voor zover dit betrekking heeft op in het buitenland gelegen hulpverleningsinstanties, als dit door de jeugdreclassering nodig wordt geacht en voor zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
- geeft aan Samen Veilig Midden-Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door Samen Veilig Midden-Nederland
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.D. Groen, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. L.M.G. de Weerd en H.J. van Woudenberg, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
16/103005-22
hij op of omstreeks 26 januari 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of de [snackbar] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de voornoemde snackbar/winkel binnen te gaan en/of
- naar de kassa te lopen,
- aan die [slachtoffer] een taser te tonen,
- in de richting van die [slachtoffer] die taser te richten,
- het geluid van een taser aan die [slachtoffer] te laten horen,
- het geldbedrag uit de kassalade te pakken,
- (ten slotte)- met medeneming van dat geldbedrag de voornoemde snackbar/winkel te verlaten;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
16/000197-23
1
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Amersfoort, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten (medeplegen van) afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht en/of het (medeplegen van) diefstal met geweld of bedreiging met geweld als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (van diefstal afkomstige) scooter (merk ZIP, kenteken [kenteken] ) en/of
- een mes en/of
- een bivakmuts en/of
- twee, althans een mobiele telefoons (merk Iphone), waarvan met één mobiele telefoon (via Google Maps) naar de locatie van een winkel is gezocht en/of
- een of meerdere zwarte plastic handschoenen en/of
- een of meerdere zwarte latex handschoenen en/of
- een of meerdere lege flessen en/of
- een sporttas en/of
- een of meerdere kledingstukken
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
(art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 14 december tot en met 16 december 2022 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk ZIP, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk ZIP, kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 mei 2022, genummerd PL09000-2022025754, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 277. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 28-31.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 januari 2023, genummerd PL0900-2022386469, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 166. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 72.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 100.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 90.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 118.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 119.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 119-120.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.