ECLI:NL:RBMNE:2023:4397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
16/267250-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en stalking van ex-partner met oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en stalking van zijn ex-partner. De feiten vonden plaats in Utrecht, waarbij de verdachte in de periode van 10 oktober 2021 tot en met 12 juni 2022 zijn ex-partner heeft mishandeld en in de periode van 14 juni 2022 tot en met 30 november 2022 haar heeft gestalkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner meerdere keren heeft belaagd door indringende berichten te sturen en haar vaak te bellen, ondanks een eerder opgelegd contactverbod. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, en heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Tevens is er een taakstraf van 120 uren opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de ex-partner, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.123,- aan schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/267250-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 januari 2023, 8 juni 2023 en 9 augustus 2023. Op laatstgenoemde datum is de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 10 oktober 2021 tot en met 12 juni 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:
in de periode van 14 juni 2022 tot en met 30 november 2022 te Utrecht [slachtoffer] heeft gestalkt;
feit 3:
op 30 november 2022 te Utrecht heeft gehandeld in strijd met een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de feiten op 24 april 2022 en 12 juni 2022, omdat voor die momenten geen ondersteuning van de verklaring van de aangeefster aanwezig is. Daarnaast kan alleen het vastpakken en duwen op 10 oktober 2021 bewezen worden. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 en feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik doe aangifte tegen mijn ex-vriend genaamd [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [1992] .
In de nacht van 10 oktober 2021 op maandag 11 oktober 2021 hadden [verdachte] en ik ruzie. [verdachte] heeft mij toen (…) met geweld tegen de muur geduwd. Tevens kneep hij toen heel hard met zijn beide handen in mijn armen. Dit deed toen pijn bij mijn armen. Ik had hierdoor meerdere blauwe plekken op de plekken waar [verdachte] mij had geknepen. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik heb haar op 10 oktober 2021 te hard vastgepakt waardoor blauwe plekken zijn ontstaan. Ik heb haar tegen de muur geduwd en haar bij haar armen vastgepakt. Die foto’s van de blauwe plekken op haar lichaam heb ik gezien. Dat zijn mijn vingerafdrukken. [3]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 oktober 2021 zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door haar vast te pakken, tegen een muur te duwen en in haar armen te knijpen.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde handelingen en de op 24 april 2022 en 12 juni 2022 ten laste gelegde mishandelingen is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs biedt dat de verklaringen van de aangeefster – inhoudende dat verdachte deze mishandelingen heeft gepleegd – ondersteunt. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van deze ten laste gelegde handelingen.
Feit 2 en feit 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 augustus 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 13 oktober 2022, genummerd PL0900-2022233798-9, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 43 e.v.
  • een geschrift zoals bedoeld in artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, betreffende een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering van 18 oktober 2022.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 10 oktober 2021 te Utrecht, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] vast te pakken, te duwen tegen een muur en in haar armen te knijpen;
feit 2:
in de periode van 14 juni 2022 tot en met 30 november 2022 te Utrecht, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- zich een of meermalen ongewenst in de woning en/of de tuin van die [slachtoffer] te begeven en
- zich in genoemde periode meermalen in de nabijheid van het woon-
verblijfadres van die [slachtoffer] op te houden en
- die [slachtoffer] veelvuldig (anoniem) telefonisch te bellen en
- die [slachtoffer] (onder valse namen) veelvuldig berichten (via social media, te weten: Facebook en Instagram) te sturen en
- die [slachtoffer] op de openbare weg en/of openbare plekken op te zoeken, te volgen en/of
op te wachten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden.
feit 3:
op 30 november 2022 te Utrecht, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 oktober 2022 gegeven door de officier van justitie te Arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
-zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] en/of
-zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] , door zich binnen 100 meter van de woning aan de [adres] te [woonplaats] te bevinden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 2: belaging;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 93 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en de plicht om mee te werken aan middelencontrole;
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis;
- een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , geboren op [1992] en een locatieverbod waarbij verdachte zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] .
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht en de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht mee te wegen dat verdacht first offender is en zelfstandig hulp heeft gezocht via PsyQ. Verder heeft hij een goede baan en een vast contract. De hoogte van de straf is van invloed op zijn VOG en dat kan hem zijn baan kosten. De verdediging heeft de rechtbank verzocht daarmee rekening te houden en hoogstens een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen en geen (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank verzocht geen 38v-maatregel op te leggen, omdat verdachte heeft bewezen zich aan de voorwaarden te kunnen houden en het contact- en locatieverbod ook als bijzondere voorwaarden opgelegd kunnen worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner waarmee hij haar pijn en letsel heeft toegebracht. Daarna heeft hij haar ook voor een periode van ruim 5 maanden belaagd, oftewel gestalkt, door haar – vaak meerdere keren per dag – via verschillende kanalen zeer indringende berichten te sturen en haar vaak te bellen. Nadat het slachtoffer verdachte op verschillende social media had geblokkeerd, maakte verdachte nieuwe profielen aan om alsnog contact te zoeken. Verdachte heeft niet alleen digitaal contact met het slachtoffer proberen te zoeken, maar hij heeft zichzelf op verschillende momenten toegang tot de binnentuin van haar woning verschaft. Op een gegeven moment is verdachte zelfs (via openstaande tuindeuren) in de woning van het slachtoffer gelopen. Voor het slachtoffer heeft dit het gevoel van veiligheid in haar eigen woning ernstig aangetast. Zelfs twee ‘stop-gesprekken’ en een gedragsaanwijzing hebben verdachte er niet van weerhouden contact te zoeken met het slachtoffer en zich in de nabijheid van haar woning te begeven. Dit heeft een angstaanjagend effect gehad bij het slachtoffer en zij heeft zich door het handelen van verdachte zeer onveilig gevoeld, wat blijkt uit haar aangifte en schriftelijke slachtofferverklaring. Deze gevolgen zijn nog steeds aanwezig bij het slachtoffer. Verdachte heeft verklaard dat hij niet kon accepteren dat de relatie voorbij was, maar is veel te ver gegaan door zich op deze manier ongewenst in het leven van het slachtoffer te wringen.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2023 volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Dit weegt de rechtbank niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van 24 mei 2023, opgemaakt door N.M.H. van Velzen, reclasseringswerker van Inforsa. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van emotionele/psychische problematiek, voornamelijk ontstaan vanuit de jeugd van betrokkene. Hij erkent dat er sprake is van problematiek omtrent emotieregulatie en de aanwezigheid van een laag zelfbeeld. Verdachte blowt in de avond bij wijze van zelfmedicatie en werkt als forensisch begeleider bij Kwintes. Verdachte stelt dat hij openstaat voor hulp en heeft zich na zijn aangifte al vrijwillig aangemeld bij PsyQ. Het risico op recidive schat de reclassering in als gemiddeld en het risico op onttrekking aan voorwaarden als laag. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met de aangeefster, een locatieverbod bij de woning van het slachtoffer en de woning van haar ouders en de plicht om mee te werken aan middelencontrole.
Straf en maatregel
De rechtbank heeft ten slotte bij het bepalen van de strafoplegging rekening gehouden met straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd en met de uitgangspunten van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank is zich ervan bewust dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf gevolgen kan hebben voor zijn werk als begeleider bij Kwintes, maar is – gelet op de ernst van de feiten zoals hiervoor omschreven en het feit dat een gedragsaanwijzing verdachte er niet van heeft weerhouden weer contact te zoeken met het slachtoffer – van oordeel dat niet slechts kan worden volstaan met een (deels voorwaardelijke) taakstraf, maar dat ook een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contact- en locatieverbod. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op van 120 uren en ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, inhoudende een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer en haar ouders en een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 2 jaren. Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van 3 dagen, met een maximum van 6 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.123,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.123,- materiële schade en € 4.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de partiële vrijspraak voor feit 1 mee te wegen bij het toe te wijzen bedrag. Daarnaast blijft onduidelijk waarom de benadeelde partij in november twee weken niet heeft kunnen werken en waar het letsel aan haar handen door is veroorzaakt. Verder kunnen ervaringen met andere ex-partners in het verleden de ptss hebben veroorzaakt, waardoor niet alle kosten op verdachte kunnen worden verhaald. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank het toe te wijzen bedrag fors te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd en merkt deze aan als rechtstreekse schade. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag geheel toe.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is in ieder geval sprake van aantasting in de persoon op “andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij voldoende concreet heeft onderbouwd dat haar geestelijk letsel is veroorzaakt door het bewezen verklaarde handelen door verdachte. Om die reden is sprake van een aantasting in haar persoon “op andere wijze” en komt haar een recht op vergoeding van immateriële schade toe. De rechtbank is echter ook van oordeel dat het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade naar billijkheid moet worden geschat en let daarbij ook op toegewezen bedragen in vergelijkbare zaken. De rechtbank begroot het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade op € 1.000,-. De benadeelde partij zal voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 2.123,- toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.123,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 184a, 285b en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering en zich blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door FAZ Inforsa Utrecht of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling de gehele proeftijd duur of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig vindt. Als de zorgverlener een kortdurende klinische opname indiceert, kan een vordering of verzoek tot wijziging van de bijzondere voorwaarden worden gedaan.
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren;
  • beveelt dat verdachte
  • zich niet ophoudt binnen een straal van 100 meter van de woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1992]
waarbij de politie opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 3 dagen hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolgde de maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.123,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.123,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 31 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 augustus 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijd stippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2021 tot en met 12 juni 2022 te Utrecht, althans in Nederland, (telkens) zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft
mishandeld door die [slachtoffer] :
-(op 10 oktober 2021) vast te pakken, over de grond te slepen, te duwen (tegen een muur) en/of in haar armen, althans het lichaam, te knijpen en/of
-(op 24 april 2022) te duwen, bij haar keel, althans het lichaam, te pakken, in die keel te knijpen en/of een kussen, althans een niet/slecht luchtdoorlatend object, op haar hoofd, althans het lichaam, te drukken/houden en/of
-(op 12 juni 2022) te duwen (in een stoel) en/of op die [slachtoffer] te zitten;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2022 tot en met 30 november 2022 te Utrecht,
althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op
eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- zich een of meermalen ongewenst in de woning en/of de tuin, althans in de nabijheid van
het woon- verblijfadres van die [slachtoffer] te begeven en/of
- zich in genoemde periode veelvuldig, althans meermalen in de nabijheid van het woon-
verblijfadres van die [slachtoffer] op te houden en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig, althans meermalen (anoniem) telefonisch te bellen, althans een
of meerdere pogingen daartoe te doen en/of
- die [slachtoffer] (onder valse namen) veelvuldig, althans meermalen berichten (via social
media, te weten: Facebook en Instagram) te sturen en/of
- die [slachtoffer] op de openbare weg en/of openbare plekken op te zoeken, te volgen en/of
op te wachten, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen,
te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3 hij op of omstreeks 30 november 2022 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 18 oktober 2022 gegeven door de officier van justitie te Arrondissement Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
-zich niet mag ophouden binnen een straal van 100 meter van de woningen gelegen aan de [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] en/of
-zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] , door zich binnen 100 meter van de woning aan de [adres] te [woonplaats] te bevinden;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 november 2022, genummerd PL0900-202223798, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 323. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 43.
3.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 augustus 2023.