ECLI:NL:RBMNE:2023:4396

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
561134 / HA RK 23-159
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wegens te late indiening

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan over het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 7 augustus 2023 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. R. In ’t Veld, de rechter die de hoofdzaak behandelde met zaaknummer UTR 21/3343. De hoofdzaak was eerder behandeld op 26 april 2022 en 9 maart 2023. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan het wrakingsverzoek, maar dit verzoek pas meer dan 15 maanden na de eerste zitting en bijna 5 maanden na de tweede zitting heeft ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, tenzij er bijzondere omstandigheden waren die dit tijdsverloop konden rechtvaardigen. Verzoeker stelde dat hij de regels niet kende en niet verwachtte dat de rechter niets van de zaak zou weten, maar de wrakingskamer oordeelde dat deze omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt. Daarom verklaarde de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 561134 / HA RK 23-159
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
22 augustus 2023
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),

1.De procedure

1.1.
De griffie van deze rechtbank heeft op 7 augustus 2023 een wrakingsverzoek ontvangen van de heer [verzoeker] . Het verzoekt strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer UTR 21/3343 (hierna: de hoofdzaak). Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. R. In ’t Veld (hierna: de rechter).
1.2.
De hoofdzaak is op 26 april 2022 en 9 maart 2023 door de rechter op zitting behandeld.
1.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking.
1.4.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Op grond van artikel 8:16 lid 1 Awb wordt het verzoek gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.2.
De gronden die verzoeker aan het wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd zien volledig op wat er tijdens de zittingen van 26 april 2022 en 9 maart 2023 is gebeurd. Verzoeker was dus op 26 april 2022 en in ieder geval op 9 maart 2023 al op de hoogte van de feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking steunt. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek echter pas op 7 augustus 2023 ingediend bij de rechtbank. Dat is ruim 15 maanden na de zitting van 26 april 2022 en bijna 5 maanden na de zitting van 9 maart 2023. De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek in beginsel te laat is ingediend, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de wrakingskamer in dit geval niet gebleken. In het wrakingsverzoek staat in dat kader toegelicht dat verzoeker op dat moment de regels helemaal niet kende en er niet vanuit was gegaan dat de rechter helemaal niets van de zaak zou weten. De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden niet zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen.
2.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. L.C. Michon en mr. R.C. Stijnen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.