8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in zijn woning een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. In zijn algemeenheid geldt dat het ongecontroleerde bezit van wapens een risico met zich meebrengt ten aanzien van de veiligheid van personen. Daarnaast veroorzaakt het een gevoel van onveiligheid in de samenleving. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van vuurwapens. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik, waarbij (willekeurige) slachtoffers kunnen vallen. De ernst van de feiten en met name het bezit van een dergelijk vuurwapen in combinatie met munitie, rechtvaardigt met het oog op voornoemde risico’s in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van enige duur.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 juni 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen;
- een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 17 juli 2023, opgemaakt door P. Schoolen, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat het sociale netwerk, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte criminogene factoren zijn geweest. Verdachte heeft zonder al teveel vragen een vuurwapen in bewaring genomen. Dat hij weinig kritisch was, heeft mogelijk te maken met het vertrek van zijn ex-partner en hun kinderen, hierdoor verloor verdachte een belangrijk doel in zijn leven en nam hij een nonchalante houding aan. Het maakte hem niet meer uit hetgeen duidt op beperkte oplossingsvaardigheden. Verdachte heeft een aantal zaken in zijn leven prima op orde, zoals huisvesting, dagbesteding en financiën, dit zijn dan ook beschermende factoren. Wel heeft verdachte volgens eigen zeggen een seksverslaving en is hiervoor doorverwezen voor een ambulante behandeling bij Trubendorffer. In het verleden heeft verdachte vaker contact gehad met behandelinstanties.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal mogelijk negatieve consequenties hebben voor het eigen bedrijf van verdachte en daarmee zijn inkomen. Verdachte is in staat een taakstraf uit te voeren.
Geadviseerd wordt verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact en meewerken aan een ambulante behandeling.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning al uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De rechtbank overweegt dat in dit geval vanwege de persoonlijke omstandigheden, het belang van het behoud van de woning en de werkzaamheden van verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar verwachting onevenredig veel impact op het leven van verdachte zal hebben. Na inbeslagname van het vuurwapen heeft verdachte consistent verklaard over zowel de herkomst daarvan, als de periode waarin hij het voorhanden had. Ook volgen uit het dossier geen concrete aanwijzingen dat verdachte zich bezighoudt met geweld/beroepscriminaliteit. Dit alles maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op dit moment en onder deze omstandigheden door de rechtbank niet als passende strafmodaliteit wordt gezien. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en daarnaast een taakstraf. De reclassering kan, rekening houdend met de werkzaamheden van verdachte, een passende uitvoering aan de taakstraf geven.
Alles overwegende wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie en acht een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden. De rechtbank zal een deel hiervan, groot 104 dagen voorwaardelijk opleggen en verbindt daaraan een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uren opleggen, te vervangen door 50 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.