ECLI:NL:RBMNE:2023:4348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 23/1218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbendenschap bij een omgevingsvergunning voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen

Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. De zaak betreft een beroep van eiser tegen het besluit van het college van 16 januari 2023, waarin het bezwaar van eiser tegen een verleende omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van woonunits en een (kinder)dagverblijfunit voor Oekraïense vluchtelingen werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op dezelfde dag, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft de uitspraak onmiddellijk na de behandeling gedaan.

De rechtbank oordeelde dat eiser geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat eiser geen zicht heeft op het perceel waar de units geplaatst worden en dat de afstand tussen zijn woning en het perceel meer dan 200 meter bedraagt. De rechtbank benadrukte dat alleen belanghebbenden bij een besluit bezwaar kunnen maken en dat niet iedereen die zich betrokken voelt bij een project, juridisch gezien ook een belanghebbende is. Eiser's argumenten dat hij vaak in het bos wandelt en dat het bos aan de gemeente is geschonken, werden door de rechtbank verworpen, omdat deze omstandigheden hem niet voldoende onderscheiden van andere inwoners.

De rechtbank concludeerde dat het college het bezwaarschrift van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser geen persoonlijk belang heeft bij de omgevingsvergunning. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1218
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn

(gemachtigde: mr. I.J.H Bouwman en A.J. Mostert).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 16 januari 2023 op 18 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het college. Het beroep van eiser is gelijktijdig behandeld met het beroep met nummer UTR 23/1219.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

Op 9 september 2022 heeft het college aan de gemeente Baarn een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk plaatsen van zes woonunits en een (kinder)dagverblijfunit voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen op het perceel aan de [adres] in [woonplaats] . Deze locatie ligt in het [bos] op de plek waar ook het [Medisch Centrum] gevestigd is. De units worden geplaatst op de parkeerplaats van het Medisch Centrum.
Met het bestreden besluit van 16 januari 2023 heeft het college het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank merkt allereerst op dat in deze uitspraak enkel beoordeeld wordt of het college het bezwaarschrift van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De inhoudelijke bezwaren tegen de omgevingsvergunning zijn daarvoor niet van belang.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. Het college heeft zijn bezwaarschrift daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Alleen belanghebbenden bij een besluit kunnen daartegen bezwaar maken. Niet iedereen die zich betrokken voelt bij een project, is juridisch gezien ook een belanghebbende. Een belanghebbende is iemand wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Dat belang moet persoonlijk zijn en zich dus voldoende onderscheiden van de belangen van anderen. Volgens de huidige rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt dat degene die geen ‘gevolgen van enige betekenis’ ondervindt van een besluit, ook geen persoonlijk belang heeft bij dat besluit. Hij of zij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon- en leefsituatie zijn, wordt gekeken naar factoren zoals de afstand tot, het zicht op, en de planologische uitstraling van de activiteit die met het besluit wordt toegestaan. Deze factoren worden beoordeeld in onderlinge samenhang. De aard, intensiteit en frequentie van de gevolgen kunnen daarbij ook van belang zijn.
7. Niet in geschil is dat eiser vanuit zijn woning geen zicht heeft op het perceel. Ook is tussen partijen niet in geschil dat de afstand tussen de woning en het perceel hemelsbreed meer dan 200 meter is. Eiser merkt thuis ook anderszins niets van het besluit. Gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling heeft verweerder terecht de afstand tussen het perceel en de woning van eiser betrokken bij de beoordeling van de vraag of hij belanghebbende is bij het bestreden besluit.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de omstandigheid dat eiser graag wandelt in het bos, hem niet voldoende onderscheidt van anderen die in het bos wandelen om te kunnen spreken van een persoonlijk belang. De rechtbank begrijpt dat dit een belangrijk punt is voor eiser, maar de omstandigheid dat hij vaak en graag door het bos wandelt, onderscheidt hem niet voldoende van anderen die in de omgeving van de planlocatie wandelen om te kunnen spreken van een persoonlijk belang. Het gaat daarbij niet alleen om andere personen die om het [bos] heen wonen en het gebied regelmatig bezoeken, maar om alle anderen personen die het gebied regelmatig bezoeken, ongeacht waar zij wonen.
9. Eiser wijst er daarnaast nog op dat het bos aan de gemeente en haar inwoners is geschonken en dat hij om die reden belanghebbende is. Het bos is aan de gemeente geschonken. Dat eiser inwoner is van de gemeente, maakt nog niet dat het bos ook aan hem in persoon is geschonken. Dat hij inwoner van [woonplaats] is, zorgt er ook niet voor dat hij zonder meer belanghebbende is bij besluiten met betrekking tot het bos. Dit geldt namelijk voor iedere inwoner van [woonplaats] , waardoor een persoonlijk, van anderen te onderscheiden belang, ontbreekt.
10. Eiser heeft ook aangevoerd dat in het verslag van een informatieavond de omwonenden als ‘belangrijke belanghebbenden’ zijn aangemerkt. Hieruit zou volgens hem blijken dat hij belanghebbende is. Dat de omwonenden in een verslag van een informatieavond belanghebbenden genoemd worden, betekent echter nog niet per se dat zij dat in juridische zin ook zijn. Het komt vaker voor dat bestuursorganen met een ruimere kring mensen spreken dan alleen de belanghebbenden in juridische zin. Dat verslag gaat bovendien over de toekomst van het ziekenhuis en niet over de besluitvorming waar deze procedure over gaat. Bij ieder afzonderlijk besluit moet opnieuw beoordeeld worden wie er als belanghebbende aangemerkt moeten worden.
11. Als laatste wijst eiser er nog op dat de omwonenden in de jaren ‘60/’70 wel als belanghebbende zijn aangemerkt bij rechtszaken over de bouw van het [Medisch Centrum] . Uit het krantenknipsel wat hij bij zijn beroepschrift heeft gevoegd, blijkt dat dit om een civiele kwestie gaat. Dat de omwonenden een civiele procedure hebben kunnen voeren, zegt niets over de vraag of eiser in deze bestuursrechtelijke procedure belanghebbende is. Beide procedures kennen namelijk andere voorwaarden.

Conclusie

12. De conclusie is dat het college het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat eiser geen belanghebbende is bij de verleende omgevingsvergunning.
13. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding is geen reden.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.