ECLI:NL:RBMNE:2023:4329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10513313
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een arbeidsovereenkomst. De verzoekster, een publiekrechtelijke rechtspersoon, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, die in dienst was als Senior Scientist Specialist. De verzoekster heeft de ontbinding primair gebaseerd op disfunctioneren (d-grond) en subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond). De verwerende partij heeft zich verzet tegen het ontbindingsverzoek en heeft zelf een immateriële schadevergoeding en een billijke vergoeding geëist, stellende dat de verzoekster haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en hem heeft geïntimideerd.

De procedure begon met een verzoekschrift van de verzoekster op 19 mei 2023, gevolgd door een verweerschrift van de verwerende partij. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2023 zijn beide partijen gehoord, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en twee medewerkers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord was, en dat van de verzoekster in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen opzegverboden van toepassing waren en dat herplaatsing van de verwerende partij niet mogelijk was.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 september 2023 en een transitievergoeding van € 40.000,00 bruto toegekend aan de verwerende partij. De verzoeken van de verwerende partij om een immateriële schadevergoeding en een billijke vergoeding zijn afgewezen, omdat de kantonrechter geen ernstig verwijtbaar handelen van de verzoekster heeft vastgesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10513313 UE VERZ 23-159 MRv/48356
Beschikking van 31 juli 2023
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
[verzoekster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. E.L.P. Werner,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift van 19 mei 2023 heeft [verzoekster] verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft zich tegen toewijzing van het ontbindingsverzoek verweerd. [verweerder] heeft vervolgens een aanvulling op zijn verweerschrift met aanvullende producties toegezonden.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2023. Namens [verzoekster] zijn verschenen mevrouw [A] (Research Manager [.] , hierna: [A] ) en mevrouw [B] (Director of Operations Healthy Living and Work, hierna: [B] ), vergezeld door mr. E.L.P. Werner. [verweerder] was aanwezig, vergezeld door zijn vrouw en dochter. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Daarna is partijen meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
Op 1 april 2009 is [verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1970, bij [verzoekster] in dienst getreden, laatstelijk in de functie van Senior Scientist Specialist. Tot 1 september 2022 werkte [verweerder] 40 uur per week met een salaris van € 5.459,20 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
Vanaf 12 augustus 2020 was [verweerder] (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt als gevolg van een TIA en een hersenbloeding. Vanaf 13 april 2022 was [verweerder] in staat om gedurende 32 uur per week (80% van de overeengekomen arbeidsuren) zijn eigen werkzaamheden te verrichten. [verzoekster] heeft [verweerder] vervolgens gevraagd een publicatie te schrijven. [verweerder] heeft dit niet gedaan.
2.3.
In mei 2022 heeft [verzoekster] een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst opgesteld en met [verweerder] besproken. Partijen zijn toen niet tot overeenstemming gekomen.
2.4.
Op 25 mei 2022 vond een spreekuur bij de bedrijfsarts plaats. In het verslag hiervan staat het volgende:

Possibilities to work:
In accordance with the current amount of disabilities, there are working possibilities for 32 hours/wk, because of the need for some intermissions for recovery in between.
It should be good to speak with each other (Mr [verweerder] and [verzoekster] ) about the way ahead (may be change of contract hours, so the current sickness period can be ended)
2.5.
Op dezelfde dag heeft op verzoek van [verweerder] een gesprek plaatsgevonden met [verweerder] , [B] en de heer [C] (Director of Operations Healthy, hierna: [C] ) over de ontstane situatie en de vraag hoe partijen met elkaar verder konden. Partijen hebben toen afgesproken dat [verweerder] een project zou uitvoeren, dat door [C] zou worden bekeken. Hierna heeft per e-mail discussie plaatsgevonden over dit project en uitvoering daarvan door [verweerder] .
2.6.
Op 10 juni 2022 heeft [C] een resumerende mail geschreven aan onder meer [verweerder] en [B] met daarin vier mogelijkheden voor partijen. In deze e-mail staat het volgende:

I believe we are at a crossroads of options. In my opinion one of the following 4 options has to be chosen.
1. [verzoekster] : [verweerder (voornaam)] cooperates within existing projects with colleagues in a fruitful way. For this we start with the project that [D (voornaam)] and [B (voornaam)] proposed earlier. [E (voornaam)] is willing to help [verweerder (voornaam)] to get it clear how to perform a starting project without having all the data that he thinks he needs. The project will be part of [....] . If the project and the cooperation are successful we can look at
future projects within [verzoekster] . If not option 3/4.
2. [verzoekster] : [verweerder (voornaam)] stated that he envisages the possibility of a large project in which he has the room and the money to address the whole issue as stated in his email. [verweerder (voornaam)] will, with help from [E (voornaam)] write a short proposal how he will acquire the support and find the funding needed. Within that proposal at least the amount of time and hours needed to have a fair chance to acquire the project will be included. Based on that I will decide if we will go through with it. If we acquire the project an option to do it in collaboration between [verweerder (voornaam)] at an university and [verzoekster] will be seriously considered (option 3). If the project is not acquired we will go for an option 4.
3. External: [verweerder (voornaam)] would like to acquire a position at an University. He will state how we can help him to reach that. Since for [verzoekster] this is een effort, success is not guaranteed. So [verzoekster] 's effort will be limited in time and resources. Based on the proposal of [verweerder (voornaam)] I will decide if we will accept. After that time we will go to option 4.
4. External: [verweerder (voornaam)] will try for himself to acquire a new position. We will draw an agreement to either pay him for a given period without obligation to work, and /or pay him s sum of money as compensation. [verweerder (voornaam)] will resign at a predetermined date.
2.7.
Per e-mail van 5 september 2022 heeft [verweerder] op deze e-mail gereageerd. Hierin staat het volgende:

As discussed in our meeting on 30th August (in teams), firstly, I am open and hence like to continue my work with [verzoekster] , and do not want to choose any options you had proposed. Secondly, I like to enter into contract of 80% employment, instead of the full-time, as early as possible.
2.8.
Vanaf 1 september 2022 is [verweerder] vast 32 uur per week gaan werken. [verweerder] is vanaf dat moment volledig hersteld gemeld. In de maanden daarna heeft tussen partijen een e-mailwisseling plaatsgevonden waarin [verzoekster] herhaaldelijk haar zorgen omtrent het functioneren van [verweerder] heeft geuit.
2.9.
Op 19 januari 2023 heeft [A] met [verweerder] een EMPOWER-gesprek gevoerd, op grond waarvan door [verzoekster] is geconcludeerd dat het functioneren van [verweerder] ‘Not Good Enough’ is. [verzoekster] heeft vervolgens geprobeerd in overleg met [verweerder] een verbeterplan op te stellen, maar dit is niet gelukt. [verzoekster] heeft vervolgens eenzijdig een verbeterplan opgesteld.
2.10.
Per e-mail van 14 februari 2023 heeft [A] aan [verweerder] een officiële waarschuwing gegeven vanwege werkweigering en voorgesteld om over te gaan tot mediation. Partijen hebben in de periode hierna veelvuldig per e-mail gecorrespondeerd over de situatie. [verweerder] bleek niet bereid om tot mediation over te gaan en verweet [verzoekster] dat zij niet aan haar re-integratieverplichtingen had voldaan.
2.11.
Op 8 maart 2023 heeft [verzoekster] aan [verweerder] een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan. [verweerder] heeft dit voorstel geweigerd. Daarna heeft [verzoekster] besloten om tot indiening van het onderhavige ontbindingsverzoek over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 onder a en artikel 7:669 lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen, primair op de d-grond (disfunctioneren) en subsidiair op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding), met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten. [verzoekster] heeft de wettelijke transitievergoeding bij ontbinding per 1 september 2023 berekend op € 32.478,21 bruto.
3.2.
[verzoekster] stelt – kort samengevat – dat [verweerder] niet naar behoren functioneert, dat hij moeizaam communiceert en een gebrek aan zelfreflectie heeft. De arbeidsverhouding is volgens [verzoekster] inmiddels ernstig en duurzaam verstoord. [verweerder] weigert om over zijn functioneren of de verstoorde verhouding met [verzoekster] in gesprek te gaan en heeft ook de mogelijkheid van mediation of het sluiten van een vaststellingsovereenkomst afgewezen.
3.3.
[verweerder] is het niet eens met het verzoek van [verzoekster] en stelt zich primair op het standpunt dat het ontbindingsverzoek moet worden afgewezen en dat aan hem een immateriële schadevergoeding moet worden toegekend. [verweerder] verzoekt subsidiair, voor het geval de kantonrechter meent dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. [verweerder] verwijt [verzoekster] dat zij - kort samengevat - haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en dat zij [verweerder] heeft geïntimideerd, gediscrimineerd en getreiterd op werk. Verder verzoekt [verweerder] [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of van [verzoekster] in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren.
4.2.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van [verzoekster] is dat de werkgever de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:686 BW dan wel op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 BW vanwege het bestaan van een redelijke grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW. Voor ontbinding op grond van een redelijke grond is voorts vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Verder kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts worden ingewilligd als er geen opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW gelden.
Opzegverbod
4.3.
Alvorens toe te kunnen komen aan een inhoudelijke beoordeling van de door [verzoekster] aangevoerde ontbindingsgronden, dient de kantonrechter te onderzoeken of sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod. Het opzegverbod bij ziekte, als bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW, brengt mee dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een zieke werknemer in de twee eerste ziektejaren niet mogelijk is. Dit is slechts anders het ontbindingsverzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft, zoals bepaald in artikel 7:671b lid 6 BW.
4.4.
De kantonrechter begrijpt dat [verweerder] aanvoert dat hij thans nog 20% arbeidsongeschikt is en de re-integratie niet (juist) is afgerond. De kantonrechter maakt echter uit de stukken op dat de re-integratie is geëindigd en dat partijen met ingang van 1 september 2022 nieuwe afspraken hebben gemaakt. Deze afspraken hielden in dat [verweerder] zijn eigen functie behield en dat de arbeidsovereenkomst in omvang zou worden bijgesteld naar 32 uur per week. [verweerder] is vervolgens in overeenstemming met het advies van de bedrijfsarts per 1 september 2022 volledig hersteld gemeld. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat [verweerder] thans nog gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Verder is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek met een eventuele arbeidsongeschiktheid van [verweerder] verband houdt, zodat dit niet aan een ontbinding in de weg staat.
Redelijke grond voor opzegging
4.5.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door [verzoekster] aangevoerde redenen voor ontbinding en het verweer van [verweerder] daartegen. [verzoekster] legt primair de d-grond en subsidiair de g-grond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 BW ten grondslag aan haar verzoek. Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd moet worden geconcludeerd dat hun arbeidsverhouding zodanig ernstig en duurzaam is verstoord dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te laten voortduren en dat daaraan dus - op de g-grond (kortgezegd: verstoorde arbeidsverhouding) - een einde moet komen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.6.
De kantonrechter heeft tijdens de behandeling bemerkt dat tussen partijen een fundamenteel onbegrip voor elkaars standpunten is ontstaan. In de loop der tijd hebben de geschilpunten tussen partijen zich opgestapeld. De communicatie tussen partijen verloopt al geruime tijd dermate moeizaam dat van een minnelijke regeling van deze geschilpunten waarvoor partijen zich beiden hebben in te zetten, geen sprake meer kan zijn. Daarbij komt dat [verzoekster] herhaaldelijk aan [verweerder] heeft voorgesteld om tot mediation over te gaan, maar [verweerder] was hiertoe niet bereid. Ook de in het verweerschrift opgenomen – [verzoekster] diskwalificerende – bewoordingen bevestigen de ontspoorde verhouding tussen partijen. [verweerder] maakt [verzoekster] ernstige verwijten. Een vruchtbare samenwerking tussen [verzoekster] en [verweerder] kan dan ook redelijkerwijs niet meer worden verwacht. [verweerder] heeft in zijn verweerschrift bovendien bevestigd dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Gelet hierop kan van zowel [verzoekster] als van [verweerder] in redelijkheid niet worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.
4.7.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een redelijke grond voor opzegging, en daarmee voor ontbinding, van de arbeidsovereenkomst van partijen.
4.8.
Gelet op vorenstaande behoeven de andere grond van het verzoek tot ontbinding en de stellingen van partijen in dat verband geen bespreking.
Herplaatsing
4.9.
Herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn ligt gezien de verstoring van de arbeidsverhouding niet in de rede. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom toegewezen.
Datum ontbinding
4.10.
Nu het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd, dient het einde van de arbeidsovereenkomst te worden bepaald. De kantonrechter bepaalt dit einde op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd waarbij – nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] (zoals hierna toegelicht) – de duur van deze procedure in mindering kan worden gebracht als bedoeld in artikel 7:671 b lid 9 BW. Dit leidt tot een ontbindingsdatum van 1 september 2023.
Transitievergoeding
4.11.
Nu zoals hiervoor is overwogen de arbeidsovereenkomst op verzoek van [verzoekster] wordt ontbonden heeft [verweerder] recht op een transitievergoeding. [verzoekster] heeft in reactie op vragen van de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling verklaard onverplicht een hogere transitievergoeding te willen betalen en wel een vergoeding van € 40.000,00 bruto. De reden hiervoor is dat [verweerder] na een ernstige ziekte de keuze heeft gemaakt om de omvang van de arbeidsovereenkomst terug te brengen tot 32 uur per week, dit nog maar relatief kort geleden is en dat zonder deze aanpassing van de arbeidsovereenkomst de wettelijke transitievergoeding hoger zou zijn geweest. De kantonrechter wijst daarom een transitievergoeding van € 40.000,00 bruto toe.
Immateriële schadevergoeding
4.12.
[verweerder] heeft verzocht om aan hem een immateriële schadevergoeding ter hoogte van 21 maanden salaris toe te kennen. [verweerder] heeft nagelaten de grondslag en de hoogte van de verzochte schadevergoeding toe te lichten en van een onderbouwing te voorzien. Het verzoek zal daarom als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd worden afgewezen.
Billijke vergoeding
4.13.
Voorts heeft [verweerder] verzocht hem ingeval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst een billijke vergoeding toe te kennen, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . Volgens [verweerder] heeft [verzoekster] hem geïntimideerd, gediscrimineerd en getreiterd op werk en heeft [verzoekster] haar re-integratieverplichtingen veronachtzaamd door hem niet tijdens de re-integratie te ondersteunen, door niets met hem te bespreken met betrekking tot de procedures bij het UWV voor het aanvragen van een WIA-uitkering en door zijn medische dossier te
manipuleren met als doel om hem te overtuigen om een WIA-uitkering aan te vragen. [verzoekster] heeft al het voorgaande gemotiveerd betwist. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.14.
Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). De drempel van ernstige verwijtbaarheid is hoog en is in dit geval niet gehaald. Er is geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Daarbij heeft de kantonrechter de volgende omstandigheden meegewogen.
4.15.
De kantonrechter stelt voorop dat re-integratie van een zieke werknemer een complex en langdurig proces kan zijn, waarop (achteraf) vaak iets kan worden aangemerkt. Niet elke nalatigheid van werkgever of werknemer leidt echter zonder meer tot de conclusie dat sprake is geweest van ernstig verwijtbaar handelen van één van partijen. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken de conclusie moet zijn dat [verzoekster] zich heeft ingespannen met betrekking tot de re-integratie van en de verstandhouding met [verweerder] . Anders dan [verweerder] meent, is niet gebleken van manipulatie van het medisch dossier van [verweerder] door [verzoekster] , noch dat [verzoekster] [verweerder] niet tijdens zijn re-integratie zou hebben ondersteund of dat [verzoekster] in het geheel heeft nagelaten te zorgen voor een re-integratietraject. Uit de stukken leidt de kantonrechter af dat steeds in overleg en in overeenstemming met het advies van de bedrijfsarts is gehandeld en dat [verweerder] terecht per 1 september 2022, na aanpassing van de omvang van zijn arbeidsovereenkomst, volledig hersteld is gemeld. Ook blijkt uit de stukken dat wel degelijk met [verweerder] is gesproken over de mogelijkheid tot het aanvragen van een WIA-uitkering, zodat niet kan worden geconcludeerd dat [verzoekster] deze processen bij het UWV bewust niet met [verweerder] heeft besproken. Evenmin is gebleken van intimidatie, discriminatie en getreiter van [verweerder] door [verzoekster] . [verzoekster] mocht zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de prestaties van [verweerder] niet voldeden aan de eisen die [verzoekster] daaraan mag stellen, zodat zij aanvankelijk de vier mogelijkheden aan [verweerder] heeft aangeboden (zie onder 2.6.) en uiteindelijk in redelijkheid kon concluderen dat een verbetertraject nodig was waaraan [verweerder] niet heeft willen meewerken. Daarbij komt dat [verweerder] ook niet heeft willen ingaan op het aanbod van mediation. De verhoudingen zijn daarna ernstig en duurzaam verstoord geraakt door de ernst van de verwijten die [verweerder] aan [verzoekster] heeft gemaakt.
4.16.
De door [verweerder] gemaakte verwijten, los en in samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de kantonrechter niet de conclusie dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . De gevorderde billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.17.
Gelet op de aard van deze procedure worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
5.2.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 september 2023;
5.3.
veroordeelt [verzoekster] om binnen veertien dagen na het einde van de arbeidsovereenkomst aan [verweerder] te betalen een transitievergoeding van € 40.000,00 bruto;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.