ECLI:NL:RBMNE:2023:4313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
559679
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen aandeelhouders over toegang tot jaarrekeningen en levering van aandelen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben de eisers, bestaande uit vier besloten vennootschappen, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, met betrekking tot een geschil over de toegang tot jaarrekeningen en de levering van aandelen. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 augustus 2023 geoordeeld dat de eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen en dat de rechtbank bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers hebben voldaan aan een eerder vonnis en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Daarom zijn de gelegde beslagen opgeheven. De vordering van de eisers om de gedaagde te verplichten mee te werken aan de levering van aandelen is afgewezen, evenals de vordering in reconventie van de gedaagde. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de eisers niet aan het vonnis hebben voldaan, en dat de gedaagde onterecht beslag heeft gelegd. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/559679 / KG ZA 23-390
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschappen
1.
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
3.
[eiseres sub 3] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 3] ,
4.
[eiseres sub 4] B.V .,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4] ,
en gezamenlijk: [eiseres sub 1] c.s. ,
advocaat: mr. J.I. van Vlijmen in Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 4] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A. van Reek in Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 18;
- de akte houdende vermeerdering van eis met als bijlagen producties 19 en 20;
- de conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie met als bijlagen producties 1 tot en met 18;
- de verbeterde akte houdende vermeerdering van eis met als bijlagen producties 21 tot en met 29;
- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2023;
- de pleitaantekeningen van [eiseres sub 1] c.s. ;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[eiseres sub 1] is op 30 juni 2022 opgericht en heeft vier aandeelhouders, te weten: [gedaagde] , [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4] . Op 12 juli 2022 hebben [gedaagde] en de overige aandeelhouders een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de aandeelhoudersovereenkomst) gesloten.
2.2.
[gedaagde] heeft in diezelfde periode een managementovereenkomst gesloten met [eiseres sub 1] . Deze is per 31 maart 2023 geëindigd. Sindsdien heeft [gedaagde] geen toegang meer tot bedrijfsinformatie van [eiseres sub 1] . In de nasleep van de beëindigde managementovereenkomst heeft [gedaagde] bij de rechtbank in Den Haag een kort geding gestart tegen [eiseres sub 1] c.s. en onder andere gevorderd dat haar toegang wordt verleend tot deze informatie.
2.3.
Op 19 april 2023 heeft de voorzieningenrechter in Den Haag een mondeling vonnis (hierna: het vonnis) gewezen. Hierin staat, voor zover relevant:
“1.16 Op 20 februari 2023 is [gedaagde] / [A] de toegang tot de systemen van [eiseres sub 1] en haar dochtervennootschappen ontzegd. Deze onaangekondigde ontzegging is onzorgvuldig, aangezien [gedaagde] informatie nodig heeft, onder meer voor haar financiële administratie en voor de voorbereiding van een eventuele bodemprocedure.
Hoewel partijen op dit punt niets geregeld hebben, brengt de aanvullende redelijkheid en billijkheid mee dat [eiseres sub 1] en de overige aandeelhouders [gedaagde] in staat moeten stellen om kennis te nemen van de hierna bedoelde informatie. Hiertoe zullen [eiseres sub 1] c.s. [gedaagde] gedurende veertien dagen onbelemmerde toegang moeten verlenen tot de betreffende bestanden. De vordering van [gedaagde] wordt op de hierna te vermelden wijze en versterkt met een dwangsom toegewezen.
(…)
1.17
De informatie waar [gedaagde] toegang toe moet krijgen zal (…) worden beperkt tot (….) de map ‘ [.] [B] & [eiseres sub 3] ’, namelijk tot de jaarrekening (voor zover gereed) en tot de notulen. (…)
(…)
2. De beslissing
De voorzieningenrechter:
2.1
veroordeelt [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] en [eiseres sub 1] , hoofdelijk, om [gedaagde] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis gedurende veertien dagen onvoorwaardelijk en ongelimiteerd, digitaal onbelemmerd toegang te verschaffen tot:
(…)
d. de jaarrekeningen (voor zover opgemaakt) en de notulen in de map ‘ [.] [B] & [eiseres sub 3] ;
(…)
2.2
bepaalt dat [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] , [eiseres sub 4] en [eiseres sub 1] , hoofdelijk, een dwangsom verbeuren van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiseres sub 1] c.s. met de veroordeling onder 2.1 in gebreke blijven, met een maximum van € 100.000,00;”
2.4.
[gedaagde] is van mening dat [eiseres sub 1] c.s. niet hebben voldaan aan het vonnis. In de map ‘ [.] [B] & [eiseres sub 3] ’ (hierna: de map) trof zij de jaarrekeningen over 2021 en 2022 namelijk niet aan. [gedaagde] heeft daarom bij exploot van 30 juni 2023 aanspraak gemaakt op € 61.000,- aan verbeurde dwangsommen. Vervolgens heeft [gedaagde] ook beslagen gelegd ten laste van [eiseres sub 1] c.s.
2.5.
[eiseres sub 1] c.s. zijn van mening dat zij hebben voldaan aan het vonnis en dat er geen dwangsommen verbeurd zijn. Verder willen [eiseres sub 1] c.s. dat [gedaagde] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst haar aandelen in [eiseres sub 1] aan de overige aandeelhouders levert. [eiseres sub 1] c.s. vorderen daarom, na vermeerdering van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te gelasten om alle beslagen voor dwangsommen op te heffen en opgeheven te houden, en [eiseres sub 1] c.s. een bewijsstuk daarvan te verstrekken, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 100.000,-;
[gedaagde] te verbieden ten laste van [eiseres sub 1] c.s. nieuwe beslagen te leggen wegens vermeend verbeurde dwangsommen, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,-;
subsidiair de executie van de door [gedaagde] gelegde beslagen te schorsen totdat bij (onherroepelijke) bodemuitspraak is geoordeeld of [eiseres sub 1] c.s. dwangsommen hebben verbeurd;
subsidiair op grond van artikel 611d Rv de verbeurde dwangsommen op te heffen of te matigen tot nihil, of tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, of de executie te schorsen totdat de rechter in Den Haag hierover heeft geoordeeld, onder de voorwaarde dat [eiseres sub 1] c.s. binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn een daarop gerichte rechtsvordering hebben ingesteld;
[gedaagde] te gelasten haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van de aandelen die gedaagde houdt in de [eiseres sub 1] B.V. aan de overige aandeelhouders, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 500.000,- dan wel [eiseres sub 1] c.s. te machtigen de aandelen over te doen dragen op basis van een volmacht;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
2.6.
[gedaagde] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank onbevoegd is van de vorderingen kennis te nemen omdat partijen in hun aandeelhoudersovereenkomst een forumkeuzebeding zijn overeengekomen waarbij de rechter in Den Haag bevoegd is. Voor het geval de voorzieningenrechter van deze rechtbank wel bevoegd is vraagt [gedaagde] de vorderingen af te wijzen. Voor het geval de voorzieningenrechter bevoegd is én van oordeel is dat geen dwangsommen zijn verbeurd, heeft [gedaagde] een tegenvordering ingesteld. Zij vordert [eiseres sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot het verstrekken van de jaarrekeningen over 2019/2020, 2021 en 2022 van de volgende vennootschappen:
[eiseres sub 1] B.V.
[naam 1] B.V.
[naam 2] [plaats 1] B.V.
[naam 2] [plaats 2] B.V.
[naam 2] [plaats 3] B.V.
[naam 2] [plaats 4] B.V.
op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij hieraan niet voldoen, met een maximum van € 200.000,-.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Conclusie
3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen en dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank ook bevoegd is van de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. kennis te nemen. Ook is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. aan het vonnis hebben voldaan en geen dwangsommen zijn verbeurd. De gelegde beslagen zullen daarom opgeheven worden. De vordering van [eiseres sub 1] c.s. om [gedaagde] te verplichten mee te werken aan levering van de aandelen zal worden afgewezen. De vordering in reconventie wordt ook afgewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
Spoedeisend belang
3.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen en partijen hebben dit over en weer ook niet weersproken.
Bevoegdheid
3.3.
Volgens de wettelijke bevoegdheidsregels is in deze zaak de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland bevoegd. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat deze voorzieningenrechter niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen omdat partijen in de aandeelhoudersovereenkomst een forumkeuzebeding zijn overeengekomen. In artikel 16 van de aandeelhoudersovereenkomst staat het volgende:
“Artikel 16 – Geschillenregeling
Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst, zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage, tenzij Partijen anders overeenkomen.
Partijen blijven bevoegd om zich in spoedeisende gevallen te wenden tot de rechter in kort geding”
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de tweede volzin moet worden gelezen als een uitzondering op de eerste volzin. In onderdeel 3.2 van dit vonnis is vastgesteld dat sprake is van een spoedeisend belang. Dat betekent dat sprake is van een spoedeisend geval zoals bedoeld in de tweede volzin. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland is daarom bevoegd om als rechter in kort geding van de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. kennis te nemen.
Hebben [eiseres sub 1] c.s. voldaan aan het vonnis?
3.4.
De vraag die in dit kort geding centraal staat is of [eiseres sub 1] c.s. hebben voldaan aan het vonnis. Bij deze beoordeling moet gekeken worden wat het doel en de strekking is van het vonnis. Daarbij is niet alleen het dictum van belang, maar ook de overwegingen waarop het dictum stoelt.
3.4.1.
In het dictum staat dat [eiseres sub 1] c.s. [gedaagde] toegang moet verschaffen tot onder andere de jaarrekeningen (voor zover opgemaakt) en de notulen in de map ‘ [.] [B] & [eiseres sub 3] ’. Niet alle jaarrekeningen die [gedaagde] in de map verwachtte aan te treffen stonden in die map. Toen [gedaagde] dit aankaartte bij [eiseres sub 1] c.s. is discussie ontstaan tussen partijen wat er moet worden verstaan onder ‘jaarrekeningen’.
3.4.2.
Eerst zal daarom worden ingegaan op de vraag wat in dit geval moet worden verstaan onder jaarrekeningen. In onderdeel 1.17 van het vonnis staat ‘
jaarrekeningen (voor zover gereed)’. Dat zou gelezen kunnen worden dat bijvoorbeeld concept-jaarrekeningen die niet door het bestuur zijn opgemaakt hieronder vallen. Maar in het dictum staat ‘
jaarrekeningen (voor zover opgemaakt)’. De voorzieningenrechter begrijpt het vonnis zo dat het dictum een nadere invulling is van het begrip ‘
gereed’. Er is geen reden om aan te nemen dat het dictum in dit geval niet juridisch zou moeten worden geduid. Dat betekent dat [eiseres sub 1] c.s. toegang moeten geven tot jaarrekeningen voor zover opgemaakt zoals bedoeld in artikel 2:210 BW. Dat moet dus gaan om door het bestuur opgemaakte jaarrekeningen. Als bepaalde jaarrekeningen nog niet door het bestuur zijn opgemaakt kan [eiseres sub 1] c.s. deze dus (nog) niet verschaffen.
3.4.3.
Verder geldt dat ook de strekking van het vonnis hier van belang is. Uit onderdelen 1.16 en 1.17 van het vonnis blijkt dat [gedaagde] haar vordering zeer ruim had ingekleed en dat de voorzieningenrechter in Den Haag dit beperkt heeft toegewezen. Hierbij is overwogen dat [gedaagde] recht heeft op bepaalde informatie om te kunnen gebruiken in een bodemprocedure tegen [eiseres sub 1] c.s. , maar dat de toegang wordt beperkt in verband met de belangen van de overige aandeelhouders van [eiseres sub 1] . Door de vordering op deze manier toe te wijzen kon worden bereikt dat [gedaagde] in ieder geval de opgemaakte jaarrekeningen in de map kon inzien.
3.4.4.
[gedaagde] is van mening dat zij recht heeft op meer stukken, zoals ook jaarrekeningen die nog niet zijn opgemaakt. Dat kan echter niet in het vonnis worden gelezen. Bovendien heeft [gedaagde] ook al extra stukken gekregen die niet in de map stonden. Dat gaat bijvoorbeeld om de publicatiestukken van [naam 2] [....] LLP (hierna: LLP ). Dat is een buitenlandse vennootschap. Op 4 juli 2023 heeft [gedaagde] aan [eiseres sub 1] c.s. om die stukken van LLP gevraagd. Een dag later is dit, ondanks dat het niet in de map stond, namens [eiseres sub 1] c.s. ook verstuurd aan [gedaagde] . Hieruit volgt ook dat [eiseres sub 1] c.s. niet onwillig zijn om stukken te verstrekken en om aan het vonnis te voldoen.
Concluderend
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres sub 1] c.s. binnen de daarvoor gestelde termijn aan het vonnis hebben voldaan. Het kan zo zijn dat [gedaagde] had verwacht meer jaarrekeningen aan te treffen in de map, maar als dat jaarrekeningen zijn die nog niet zijn opgemaakt in de zin van de wet maakt dat niet dat [eiseres sub 1] c.s. niet aan het vonnis hebben voldaan. Dat betekent dat er geen dwangsommen zijn verbeurd en [gedaagde] onterecht beslag heeft gelegd. De vordering tot opheffing van het beslag zal daarom worden toegewezen. De voorzieningenrechter komt gelet op deze toewijzing niet toe aan de subsidiaire vorderingen. De vordering om [gedaagde] te verbieden om nieuwe beslagen te leggen wegens vermeende verbeurde dwangsommen wordt afgewezen. [gedaagde] heeft namelijk wel recht om de jaarrekeningen uit 2021 en 2022 in te zien, zodra deze zijn opgemaakt in de zin van de wet. Als [eiseres sub 1] c.s. daar geen gelegenheid voor geven is het in theorie mogelijk dat [eiseres sub 1] c.s. alsnog niet volledig aan het vonnis zullen voldoen.
Dwangsom
3.6.
[eiseres sub 1] c.s. hebben een dwangsom gevorderd. [gedaagde] heeft zich niet uitgelaten over de (hoogte van de) gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter zal de dwangsom toewijzen zoals gevorderd.
Vordering tot meewerken aan levering aandelen
3.7.
Omdat de managementovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres sub 1] is geëindigd is [gedaagde] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst verplicht haar aandelen aan te bieden. [gedaagde] heeft dit ook (meermaals) gedaan, maar partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de essentialia zoals de prijs en de voorwaarden waaronder deze aandelen geleverd zullen worden. Er is daarom geen grondslag om [gedaagde] te verplichten mee te werken aan levering van deze aandelen. [gedaagde] wil juist ook een bodemprocedure starten om onder andere vast te kunnen stellen wat de waarde van deze aandelen is. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Vordering in reconventie
3.8.
[gedaagde] heeft een eis in reconventie ingesteld onder de voorwaarden dat de voorzieningenrechter bevoegd is en dat is geoordeeld dat geen dwangsommen zijn verbeurd. Aan deze voorwaarden is voldaan. De voorzieningenrechter zal daarom de eis in reconventie beoordelen.
3.9.
[gedaagde] vordert in reconventie dat aan haar de jaarrekeningen van diverse bij [eiseres sub 1] c.s. behorende vennootschappen worden verstrekt. Zij zegt dit nodig te hebben om haar rechtspositie en de waarde van haar aandelen in [eiseres sub 1] te kunnen bepalen en ter onderbouwing van verweer of vorderingen tegenover de andere aandeelhouders van [eiseres sub 1] . [gedaagde] heeft op 2 mei 2023 de consolidatiestaat van [eiseres sub 1] c.s. ontvangen met cijfermatig inzicht in de jaarcijfers. Tijdens de zitting heeft [gedaagde] te kennen gegeven naast opgemaakte jaarrekeningen ook concepten te willen ontvangen. Wat betreft de conceptstukken speelt dat hierin een gestelde vordering van een derde partij ( [naam 3] ) een rol speelt en dat de aandeelhouders het niet eens zijn over de vraag of en in hoeverre in dat kader een voorziening moet worden getroffen. Door de onenigheid tussen de aandeelhouders ligt in de rede dat een onafhankelijk accountant de jaarstukken opstelt en aan het bestuur voorlegt om deze op te maken als bedoeld in artikel 2:210 BW. Los daarvan is van belang dat voldoende financiële informatie voorhanden is voor [gedaagde] om in een bodemzaak de waarde van haar aandelen vast te (laten) stellen en [eiseres sub 1] c.s. hebben zich bereid verklaard die informatie aan [gedaagde] te verstrekken. Een vordering tot het verstrekken van nog niet opgemaakte jaarrekeningen kan echter niet worden toegewezen, voor zover de vordering ziet op wel opgemaakte jaarrekeningen is deze al door de voorzieningenrechter in Den Haag toegewezen.
Proceskosten in conventie
3.10.
[gedaagde] is de partij die in conventie voor het grootste gedeelte ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiseres sub 1] c.s. als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.861,73
Proceskosten in reconventie
3.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vordering in reconventie worden de proceskosten in reconventie begroot op nihil.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
4.1.
gelast [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis alle beslagen die zij ten laste van [eiseres sub 1] c.s. heeft gelegd op de gronden als vermeld in het exploot tot bevel van 30 juni 2023, voor dwangsommen op te heffen en opgeheven te houden, met veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres sub 1] c.s. binnen diezelfde termijn een bewijsstuk van de opheffingen te verstrekken;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres sub 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 1.861,73;
4.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.6.
wijst de vordering af;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
5148