ECLI:NL:RBMNE:2023:4312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
560207 / HA RK 23-151
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingszaak tegen rechters in voorlopige hechtenis procedure

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters N. van Esch, R.P.P. Hoekstra en A.M. Loots. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat mr. O.J. Much, die stelde dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hadden gewekt. Dit verzoek was gerelateerd aan een strafzaak waarin een verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis was gedaan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechters op 14 juli 2023, ondanks het ontbreken van het proces-verbaal van een getuigenverhoor, de zitting hebben voortgezet en een beslissing hebben genomen over de voorlopige hechtenis. De wrakingskamer oordeelde dat deze beslissing een procesbeslissing was en geen blijk gaf van vooringenomenheid. De rechters hadden niet de beschikking over de gewijzigde verklaring van de getuige [A], die op 29 juni 2023 was afgelegd, en konden daarom niet worden verweten dat zij deze niet in hun overwegingen hadden meegenomen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en verklaarde het wrakingsverzoek ongegrond. De procedure met parketnummer 16.093642.23 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 560207 / HA RK 23-151
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 18 augustus 2023
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. O.J. Much, te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 14 juli 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechters.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 4 augustus 2023 in het openbaar te Utrecht behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is mr. O.J. Much verschenen. Hij heeft het verzoek toegelicht aan de hand van een pleitnota. De rechters zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. N. van Esch, R.P.P. Hoekstra en A.M. Loots als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters) van de meervoudige kamer, in de strafzaak met het parketnummer 16.093642.23, waarin een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis door verzoeker is gedaan.
2.2.
Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hebben gewekt door, ondanks dat zij wisten of konden weten dat het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris van de getuige [A] (verder te noemen [A] ) beschikbaar was, hier geen kennis van te nemen. Ter zitting is de strekking van de verklaring van [A] weliswaar aan de orde geweest, maar de rechters hadden hier zelf kennis van moeten nemen, alvorens een beslissing over de voorlopige hechtenis van verzoeker te nemen. De gewijzigde verklaring van [A] is ontlastend en doet afbreuk aan de kern van de verdenking tegen verzoeker. De ernstige bezwaren ontbreken als het waar is wat [A] bij de rechter-commissaris heeft verklaard. De voorlopige hechtenis had dan ook opgeheven moeten worden. Desondanks hebben de rechters besloten dat er ernstige bezwaren blijven bestaan, waardoor de voorlopige hechtenis niet is opgeheven. Verzoeker heeft expliciet ter zitting benadrukt dat de wraking niet ziet op de genomen beslissing, omdat dit een procesbeslissing is waar niet over gewraakt kan worden, maar dat het gaat om de omstandigheden waaronder deze beslissing is genomen.
2.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. In hun schriftelijke reactie stellen zij zich op het standpunt dat een beslissing over de voorlopige hechtenis naar haar aard altijd een voorlopig karakter heeft en geen oordeel inhoudt over de bewijsvraag. Eerst bij de inhoudelijke behandeling zullen de rechters een oordeel moeten vormen over de gewijzigde verklaring van [A] . De rechters konden op 14 juli 2023 niet op de hoogte zijn van deze gewijzigde verklaring, omdat het proces-verbaal in het dossier nog niet beschikbaar was. Zij hebben daarover voorafgaand navraag gedaan bij het kabinet van de rechter-commissaris. De rechters zijn bij hun beslissing uitgegaan van de ter zitting door de advocaat van verzoeker weergegeven inhoud van deze verklaring. De advocaat van verzoeker heeft uitgebreid benoemd op welke punten [A] bij de rechter-commissaris is teruggekomen op haar verklaring bij de politie. De rechters hebben die punten bij hun beslissing meegenomen en meegewogen. De rechtbank heeft gemotiveerd beslist dat dit niet kon afdoen aan de uit de rest van het dossier volgende ernstige bezwaren. De rechters hebben daarom besloten om de voorlopige hechtenis niet op te heffen of te schorsen. Van (een schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid getuigt de beslissing van de rechters, naar hun mening, niet.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
[A] heeft op 29 juni 2023 een getuigenverklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat het proces-verbaal daarvan op dezelfde dag aan de advocaat van verzoeker is verstrekt en aan het parket is verzonden. Voorafgaand aan de zitting van 14 juli 2023 is, toen de rechtbank op de hoogte raakte van het verhoor van [A] , namens de rechters bij het kabinet rechter-commissaris geïnformeerd naar dit proces-verbaal. Het proces-verbaal bevond zich op 14 juli 2023 echter nog niet bij de stukken van de rechters en de officier van justitie. Dit is de advocaat van verzoeker op de zitting ook meegedeeld. De wrakingskamer kan zich voorstellen dat deze gang van zaken een onbevredigend gevoel bij (de advocaat van de) verzoeker heeft achtergelaten, maar hier volgt naar het oordeel van de wrakingskamer geen (schijn van) partijdigheid van de rechters uit.
3.4.
De wrakingskamer ziet de beslissing om, ondanks het ontbreken van het proces-verbaal van 29 juni 2023, het onderzoek ter zitting op 14 juli 2023 voort te zetten en tot een oordeel te komen over de voorlopige hechtenis als een procesbeslissing.
3.5.
Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechters die de betreffende beslissing hebben genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar geen sprake van. Daartoe overweegt de wrakingskamer het navolgende.
3.6.
De rechters hadden, ondanks de poging om het proces-verbaal te verkrijgen, op 14 juli 2023 niet de beschikking over de verklaring van [A] van 29 juni 2023. Nadat dit ter zitting aan de advocaat van verzoeker is meegedeeld, heeft de advocaat het proces-verbaal niet overgelegd, zodat de rechters daar op dat moment eventueel nog kennis van zouden kunnen nemen. De advocaat van verzoeker heeft ter zitting wel, op verzoek van de rechters, de strekking van het verhoor van [A] weergegeven. Daarbij is door hem benoemd op welke punten [A] bij de rechter-commissaris is teruggekomen op haar verklaring bij de politie. Ook al hebben de rechters geen kennis genomen van het betreffende proces-verbaal, vast staat wel dat zij deze weergave hebben meegenomen en meegewogen bij hun beslissing om de voorlopige hechtenis niet op te heffen dan wel te schorsen, omdat er ernstige bezwaren bleven bestaan.
3.7.
De procesbeslissing van 14 juli 2023 en de omstandigheden waaronder deze tot stand is gekomen geven dan ook naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanleiding om vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan aanwezig te achten.
3.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechters werkzaam zijn en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16.093642.23 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.C. Michon, voorzitter, en mr. J.P. Killian en
mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat de beslissing mede te
ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.