ECLI:NL:RBMNE:2023:4308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
10305423 \ MC EXPL 23-536
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde factuur en ontbinding van koopovereenkomst

In deze zaak vordert [handelsnaam] betaling van een onbetaalde factuur van € 11.151,76 van [gedaagde] B.V. De partijen hebben op 21 oktober 2022 een koopovereenkomst gesloten, waarbij [handelsnaam] producten aan [gedaagde] heeft geleverd. [gedaagde] heeft de factuur echter niet betaald en stelt dat de geleverde producten incompleet en niet aan de verwachtingen voldoen. Na herhaalde aanmaningen heeft [handelsnaam] de vordering aanhangig gemaakt bij de rechtbank. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet voldoende heeft onderbouwd dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] in verzuim is en dat de vordering van [handelsnaam] toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering van [gedaagde] tot retourneming van de producten af, omdat er geen grond is voor ontbinding van de koopovereenkomst. De proceskosten worden toegewezen aan [handelsnaam].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10305423 \ MC EXPL 23-536
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: TOP Credit Management B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met productie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Nadat vervolgens vonnis was bepaald heeft [gedaagde] bij brief van 15 juni 2023 een rapport van [onderneming] , gedateerd mei 2023, aan de kantonrechter gestuurd met het verzoek deze nog als productie aan het procesdossier toe te voegen. De kantonrechter heeft [handelsnaam] een kopie hiervan toegezonden en heeft hem in de gelegenheid gesteld daar binnen drie weken een reactie op te geven. Aan dit verzoek heeft [handelsnaam] voldaan.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 21 oktober 2022 hebben [handelsnaam] en [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten. De aan [gedaagde] verkochte producten staan opgesomd op een factuur die [handelsnaam] op de verkoopdatum aan [gedaagde] heeft verstrekt. De betalingstermijn die op de factuur staat vermeld is 30 dagen. [gedaagde] heeft de factuur voor akkoord ondertekend.
2.2.
[handelsnaam] heeft de op de factuur vermelde producten aan [gedaagde] geleverd. [gedaagde] heeft de factuur niet binnen de betalingstermijn betaald.
2.3.
Bij Whatsapp-berichten van 23 november 2022 heeft (voor zover relevant) de volgende communicatie tussen [handelsnaam] en [gedaagde] plaatsgevonden:
[handelsnaam] :
“Goedeavond, wanneer word het factuur betaald?”
“Graag vandaag betalen”
Daarop antwoordde [gedaagde] binnen 10 minuten als volgt:
“Eerst ff die set nog leveren pik, je heb niks meer laten horen als je dat niet van plan bent zorg ik dat het voor je klaar staat om op te halen”
[handelsnaam] heeft hierop onmiddellijk geantwoord:
“Welke set?”
“ Ik heb al gezegt dat ik die 2 losse milwaukee sets niet verkoop?”
“Alles wat op het factuur staat is geleverd.”
[gedaagde] heeft binnen 3 minuten na deze berichten het volgende geantwoord:
“Oké ,ophalen en klaar”
[handelsnaam] heeft daarop als volgt gereageerd:
“Ik wil het niet an de incasso afgeven ik heb netjes alle spullen geleverd nu verwagt ik u ook u netjes u rekening betaald. Maar goed als het voor morgen niet betaald is geef ik het aan incasso/deurwaarde af en zijn de overige koste voor u.”
[gedaagde] heeft in reactie daarop een emoji met duimpje omhoog gestuurd.
2.4.
Bij brief van 25 november 2022 is [gedaagde] door de gemachtigde van [handelsnaam] in gebreke gesteld. Daarbij is [gedaagde] gesommeerd de factuur, vermeerderd met rente en kosten, uiterlijk voor 2 december 2022 te voldoen. In reactie daarop heeft [gedaagde] bij e-mail van 25 november 2022 (voor zover relevant) het volgende geschreven:
“Goedemiddag, Na montage bleken de spullen incompleet en aan geen enkele wijze aan de geschepte verwachtingen te voldoen. Zoals aangegeven via de app staan de spullen klaar om retour te halen.”
2.5.
Namens [handelsnaam] is hierop op 1 december 2022 als volgt geantwoord:
“Na uw mail heb ik overleg gehad met [handelsnaam] en zij stelt dat er niets ontbreekt aan de
levering. Ik heb ook de appjes gezien, waarin u schrijft: "eerst f die set nog leveren pik". (…) [handelsnaam] heeft u een app terug gestuurd en stelt dat alles wat op de factuur staat, ook is geleverd. Als dat niet zo is, dan zult u dat moeten aantonen en ik zie dan ook graag uw verweer (…) tegemoet.
Vooralsnog wijs ik u erop dat de termijn uit de eerste aanmaning morgen afloopt.”
2.6.
Op 6 en 14 december 2022 zijn namens [handelsnaam] opnieuw aanmaningen aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft bij daarop bij e-mail van 16 december 2022 onder meer het volgende geantwoord:
“Allereerst delen wij u mede dat het hier gaat om een betwiste vordering, het moge duidelijk zijn dat
daarmee hebben aangegeven dat wij deze dan ook niet accepteren. (…)
Inhoudelijk nogmaals:
Na montage bleken de spullen incompleet en aan geen enkele wijze aan de geschepte verwachtingen te voldoen. Met de leverancier is afgesproken dat er op al het materiaal garantie van toepassing is en retour gewoon mogelijk is zoals dat ook wettelijk is vastgesteld. (…)
Zoals al meerdere keren aangegeven staan de door [handelsnaam] geleverde spullen hier klaar om
retour te worden gehaald. Als deze niet binnen 1 week na vandaag zijn afgehaald worden ze op kosten van [handelsnaam] aangetekend door ons retour gezonden als zijnde incomplete en niet geleverde producten volgens afspraak leverancier. (…)”
2.7.
Dezelfde dag nog is hierop namens [handelsnaam] als volgt gereageerd:
“ [handelsnaam] houdt u aan uw betalingsverplichting en gaat zeker niet akkoord met ontbinding van
de koop. (…) U heeft de goederen kunnen keuren/testen/controleren voordat u de koop sloot en alles wat op de factuur staat, is door [handelsnaam] aan u overhandigd gelijk u de goederen heeft ontvangen. De goederen verkeren in goede staat. Mochten er desalniettemin toch gebreken zijn, dan behoort u dat gemotiveerd te stellen en te bewijzen zoals dat wettelijk is vereist.”
2.8.
[gedaagde] heeft daarop niet aan [handelsnaam] kenbaar gemaakt wat de door haar gestelde gebreken precies inhielden en om specifiek welke producten het daarbij ging. Zij heeft de door [handelsnaam] verkochte en geleverde producten behouden en heeft de factuur daarvoor onbetaald gelaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[handelsnaam] vordert om - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 11.151,76 (waarvan € 10.043,00 aan hoofdsom, wettelijke handelsrente tot datum dagvaarding en 875,43 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[handelsnaam] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar betalingsverplichting moet nakomen. [handelsnaam] heeft producten aan [gedaagde] verkocht en geleverd maar [gedaagde] heeft de factuur voor die producten onbetaald gelaten, ondanks herhaalde sommaties daartoe.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij meent dat zij de koopovereenkomst al heeft ontbonden en er niet langer een betalingsverplichting op haar rust. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [handelsnaam] , met veroordeling van [handelsnaam] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert om - samengevat - [handelsnaam] bij vonnis te veroordelen tot het retournemen van alle aan [gedaagde] geleverde producten en tot betaling van (buitengerechtelijke) kosten en de kosten van deze procedure.
3.6.
[handelsnaam] voert verweer. Hij stelt dat er nog steeds sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst die door [handelsnaam] volledig is nagekomen en [gedaagde] geen grond heeft deze te ontbinden. Daarom is er evenmin grond voor retourneming van de producten. [handelsnaam] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, zal de kantonrechter deze hierna gezamenlijk beoordelen.
4.2.
[handelsnaam] vordert (in hoofdsom) betaling van de koopprijs voor de producten die zij aan [gedaagde] heeft verkocht en geleverd. De producten, waaronder twee generatoren en ander gereedschap, staan vermeld op de factuur van 21 oktober 2022 die [gedaagde] voor akkoord heeft ondertekend. [gedaagde] betwist niet dat zij een koopovereenkomst met [handelsnaam] heeft gesloten en dat door [handelsnaam] producten aan haar zijn geleverd. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo, dat zij meent niet verplicht te zijn de koopprijs voor die producten te betalen omdat zij de koopovereenkomst (buitengerechtelijk) heeft ontbonden. Dat heeft [gedaagde] gedaan omdat zij van mening is dat [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De aan [gedaagde] verkochte producten zouden incompleet en ondeugdelijk zijn en niet aan haar verwachtingen beantwoorden, aldus [gedaagde] .
4.3.
Omdat [gedaagde] stelt dat zij van haar betalingsverplichting is bevrijd doordat zij de koopovereenkomst heeft ontbonden, zal zij op grond van de hoofdregel in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) feiten en omstandigheden moeten stellen en deze concreet moeten onderbouwen, waaruit volgt dat die ontbinding doel heeft getroffen. [gedaagde] heeft dit niet, althans onvoldoende gedaan zodat haar verweer faalt. [gedaagde] moet daarom de gehele koopprijs, zoals vermeld op de factuur, aan [handelsnaam] betalen.
4.4.
In beginsel geldt dat als een verkoper betaling vordert van de verkoopfactuur, de koper deze moet betalen ongeacht de vraag of de verkoper behoorlijk heeft gepresteerd (artikel 7:26 Burgerlijk Wetboek (BW)). Om van zijn betalingsverplichting te worden bevrijd, moet de koper de koopovereenkomst ontbinden. Dat kan de koper niet zomaar doen. Daar is in de eerste plaats een geldige grond voor nodig, zoals een tekortkoming in de nakoming door de verkoper. Bovendien geldt dat in gevallen waarin correcte nakoming door de verkoper nog mogelijk is, ontbinding alleen mogelijk is als de verkoper in verzuim verkeert (artikel 6:265 lid 2 BW). De verkoper kan in verzuim worden gebracht als de koper hem bij een schriftelijke ingebrekestelling (artikel 6:82 lid 1 BW) heeft aangemaand om alsnog binnen een redelijke termijn correct na te komen, bijvoorbeeld door alsnog het ontbrekende te leveren, het geleverde product te herstellen of deze te vervangen, en de verkoper daar binnen die termijn geen gehoor aan geeft.
4.5.
In deze zaak kan in het midden blijven of [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en daarmee of een geldige grond voor ontbinding bestaat. Zou die vraag namelijk al bevestigend moeten worden beantwoord, dan heeft de buitengerechtelijke ontbinding door [gedaagde] toch geen effect gehad. Dit komt omdat [handelsnaam] niet in verzuim is komen te verkeren, zoals [handelsnaam] terecht heeft gesteld.
Daarmee zijn (i) het rapport van [onderneming] , dat [gedaagde] als productie heeft ingediend ter onderbouwing van de door haar gestelde tekortkoming in de nakoming en (ii) de reactie daarop van [handelsnaam] (zie hierboven, sub 1.2.) irrelevant geworden voor de verdere beoordeling van deze zaak. De kantonrechter ziet daarom ook geen aanleiding om [gedaagde] nog te laten reageren op de productie die [handelsnaam] bij dat antwoord, ter onderbouwing daarvan, heeft gevoegd.
4.6.
Verzuim is een (wettelijke) voorwaarde voor ontbinding in die gevallen waarin nakoming door de verkoper niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is. [gedaagde] heeft niet gesteld, en het is ook niet op een andere manier gebleken, dat het voor [handelsnaam] voorafgaande aan de buitengerechtelijke ontbinding – naar de kantonrechter uit de stellingen van [gedaagde] begrijpt was dit op 23 november 2022 (zie hierna, sub 4.7.) – onmogelijk was om de koopovereenkomst (alsnog) correct na te komen. [gedaagde] heeft [handelsnaam] daartoe echter geen enkele kans of mogelijkheid geboden. [gedaagde] bleef voorafgaand aan de buitengerechtelijke ontbinding, maar ook in de correspondentie met [handelsnaam] die in de weken daarna volgde, volstrekt onduidelijk over de vraag wat precies aan welk product mankeerde, terwijl dat wel op haar weg lag en [handelsnaam] daar ook herhaaldelijk om vroeg (zie hierboven, sub 2.5 tot en met 2.8.). Dat moet voor rekening en risico van [gedaagde] blijven.
4.7.
[gedaagde] heeft haar eerste klacht over de geleverde producten pas kenbaar gemaakt aan [handelsnaam] nadat de op de factuur vermelde betalingstermijn van 30 dagen al was verstreken en [handelsnaam] haar om betaling had gevraagd. Die klacht uitte zij door middel van een Whatsapp-bericht op 23 november 2022 (zie hierboven, sub 2.3.). Daarin gaf [gedaagde] te kennen dat [handelsnaam] eerst nog een bepaald product ( [gedaagde] noemde het (citaat) “die set”) moest leveren voordat er door [gedaagde] betaald zou worden. [handelsnaam] heeft haar daarop direct gevraagd waar [gedaagde] op doelde, omdat hij van mening was dat alles wat op de factuur stond al was geleverd. In plaats van duidelijkheid hierover te verschaffen heeft [gedaagde] geantwoord dat het (citaat) “klaar” was en dat [handelsnaam] zijn producten kon ophalen. De kantonrechter begrijpt dit bericht van [gedaagde] zo, dat [gedaagde] hiermee heeft bedoeld de koopovereenkomst te ontbinden. Dat volgt onder meer uit het door [gedaagde] bij conclusie van antwoord gestelde (onder het kopje ‘Productie 1 van eiser: factuur 20220081’: (citaat) “Verder is de nalevering deels en incompleet geleverd pas eind november 2022
gedaan zodat wij met de ontbindingstermijn van de levering binnen de 30 dagen
blijven. Dit hebben wij dan ook direct binnen de 30 dagen gemeld.”). Het vindt verder steun in de correspondentie tussen partijen die volgde op voornoemd Whatsapp-bericht, waarin [gedaagde] herhaalde dat zij niets aan [handelsnaam] is verschuldigd en dat zij er recht op heeft dat de levering ongedaan gemaakt wordt (zie hierboven, sub 2.4. en 2.6.). Bij e-mail van 25 november 2022 (zie hierboven, sub 2.4.) sprak [gedaagde] overigens niet meer over een ontbrekende set, maar stelde zij dat de geleverde spullen na montage incompleet bleken en niet aan de (citaat) “geschepte verwachtingen” voldeden. Zij liet daarbij na duidelijk te maken wat precies aan welk product ontbrak en waarom niet aan welke en door wie geschepte verwachtingen was voldaan. Dat zij dat op andere momenten wel en vaak zou hebben gedaan, zoals [gedaagde] in deze procedure heeft gesteld, is door [handelsnaam] gemotiveerd betwist en door [gedaagde] niet onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat.
4.8.
Nu niet gesteld of gebleken is dat [handelsnaam] van rechtswege in verzuim is komen te verkeren, had [gedaagde] , om het wettelijk vereiste verzuim te bewerkstelligen en voordat zij tot ontbinding overging, eerst een ingebrekestelling (zie hierboven, sub 4.4.) aan [handelsnaam] moeten sturen. In die ingebrekestelling had [gedaagde] aan [handelsnaam] kenbaar moeten maken wat volgens [gedaagde] precies de tekortkoming was en daarin had zij aan [handelsnaam] een redelijke termijn moeten gunnen om deze tekortkoming nog te kunnen herstellen. Aan deze voorwaarde heeft [gedaagde] niet voldaan, zoals [handelsnaam] heeft gesteld en [gedaagde] onbetwist heeft gelaten. In ieder geval kan de mededeling van [gedaagde] in het Whatsapp-bericht van 23 november 2022 (“eerst (…) die set (…) leveren”) waarna zij binnen 3 minuten aan [handelsnaam] meedeelt om de spullen te komen ophalen, niet als een geldige ingebrekestelling in de zin van de wet worden beschouwd. Dat geldt ook voor de e-mail van 25 november 2022. Niet alleen ontbreekt daarin een uitleg van wat de tekortkoming concreet inhoudt maar een redelijke termijn voor nakoming ontbreekt eveneens.
4.9.
Het bovenstaande brengt mee, dat op het moment dat [gedaagde] meende de koopovereenkomst te ontbinden, er aan de kant van [handelsnaam] geen sprake was van verzuim in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW en er dus geen grond was voor buitengerechtelijke ontbinding. Dit wordt niet anders door de stelling van [gedaagde] dat zij op grond van een met [handelsnaam] afgesproken garantie bevoegd was om de koopovereenkomst te ontbinden zolang dit binnen een termijn van 30 dagen na de levering gebeurde. [handelsnaam] heeft een dergelijke bevoegdheid gemotiveerd betwist en [gedaagde] heeft haar stelling op dit punt niet onderbouwd. Anders dan [gedaagde] heeft gesteld, volgt ook niet uit de wet dat gekochte producten bij een eventueel gebrek zonder meer retour kunnen worden gestuurd.
4.10.
Voor zover [gedaagde] de koopovereenkomst op een ander tijdstip dan 23 november 2022 mocht hebben bedoeld te ontbinden dan wel met haar reconventionele vordering mocht hebben beoogd deze overeenkomst door de rechter te laten ontbinden, kan haar dat niet helpen. Ook dan geldt nog steeds dat daar geen grond voor is omdat verzuim aan de kant van [handelsnaam] ontbreekt.
4.11.
Dit leidt tot de slotsom dat de koopovereenkomst in stand is gebleven en dat [gedaagde] niet van haar betalingsverplichting is bevrijd. [gedaagde] zal de gehele koopprijs van € 10.043,00 (hoofdsom) dan ook moeten betalen aan [handelsnaam] en de daartoe strekkende vordering van [handelsnaam] zal worden toegewezen. Dit betekent ook dat voor de in reconventie door [gedaagde] gevorderde veroordeling van [handelsnaam] tot het retournemen van de verkochte producten, geen grond bestaat. Deze reconventionele vordering zal worden afgewezen.
4.12.
[handelsnaam] vordert daarnaast de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a BW) over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van algehele voldoening. Nu aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid van wettelijke handelsrente is voldaan en [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd, zal de kantonrechter dit toewijzen.
4.13.
Verder vordert [handelsnaam] vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht door de gemachtigde van [handelsnaam] is voldoende onderbouwd en is bovendien niet betwist door [gedaagde] . De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 875,43 toegewezen. De door [handelsnaam] gevorderde wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten is door [gedaagde] niet betwist maar wordt afgewezen. Buitengerechtelijke incassokosten zijn een vorm van vermogensschade en de wettelijke handelsrenteregeling is daarop niet van toepassing. Wel wordt de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding toegewezen.
4.14.
[gedaagde] is de partij die zowel in conventie als in reconventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
114,64
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde in conventie
990,00
(2,50 punten × € 396,00)
- salaris gemachtigde in reconventie
396,00
(2,00 punten x € 396,00 x
factor 0,5)
Totaal
1.744,64
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 10.043,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW daarover met ingang van 21 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 875,43 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.348,64 (€ 114,64 + € 244,00 + € 990,00), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
wijst de vordering van [gedaagde] af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot dit vonnis vastgesteld op € 396,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.