4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2023:
Het telefoonnummer dat eindigt op * [telefoonnummer 1] is mijn telefoonnummer. [medeverdachte] is een vriend van mij. Hij vroeg mij of ik hem wilde voorstellen aan klanten, afnemers voor harddrugs, en aan een leverancier van harddrugs. Ik heb hem alles laten zien wat ik had gebruikt toen ik in het verleden dealde in harddrugs. Hij nam meermalen contact met mij op om dingen te vragen over drugsgebruikers en klanten.
Op 20 februari 2023 was ik op verzoek van [medeverdachte] bij een drugsdeal die werd gedaan door een loopjongen van [medeverdachte] . Ik wist dat er een drugsdeal zou plaatsvinden en ik zag dat die jongen drugs verkocht aan een klant. Omdat de politie kwam, kwam die jongen naar mij toegerend en vroeg mij of ik hem wilde wegbrengen. Dat heb ik gedaan.
In februari 2023 heb ik twee dagen de dealtelefoon van [medeverdachte] waargenomen. Ik heb de bestellingen aangenomen van de klanten die belden, gevraagd wat zij wilden, hoeveel zij wilden, waar de afspraak moest plaatsvinden en doorverwezen naar een loopjongen. Ik stuurde in die twee dagen een andere jongen aan. [medeverdachte] had de harddrugs die ik kon verkopen in mijn brievenbus gedaan. Op een aantal andere momenten in februari en maart 2023 heb ik ook wel eens harddrugs weggebracht voor [medeverdachte] .
Op 1 maart 2023 heb ik drugs aan [A] gegeven. Zij betaalde hier niet voor. Wij gaven af en toe wel eens iets aan elkaar. Ik weet niet waarom [medeverdachte] (in het uitgewerkte tapgesprek) vraagt hoeveel ik die dag heb ‘verkocht’.
Als het gaat over wit en melk in tapgesprekken, wordt daarmee cocaïne in snuifvorm bedoeld. Koffie en bruin betekent heroïne en soms hasj, dat ligt aan de context. ‘Maken’ betekent dat je een brok drugs in kleinere hoeveelheden verdeelt, die geschikt zijn voor de verkoop. [medeverdachte] en ik werden weleens [bijnaam 1] en [bijnaam 2] genoemd.
Ik kocht harddrugs bij iemand met telefoonnummer * [telefoonnummer 2] . Hij verkocht relatief grotere maar ook kleinere hoeveelheden. Het kan zijn dat ik daar vier keer heb besteld. Het klopt dat het onder andere om bestellingen van 10 gram heroïne ging. Ik had een eigen voorraad harddrugs. Het is voorgekomen dat ik harddrugs over had en dat [medeverdachte] mij vroeg of hij die harddrugs mocht hebben.
Ik wist dat er op de dag van mijn aanhouding, 28 maart 2023, harddrugs in de brievenbus van mijn woning in Nieuwegein zaten.
Ik maakte gebruik van de Mercedes van mijn broertje om naar afspraken te gaan. De Mercedes stond voor mijn woning geparkeerd.
Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven:
Eén van de mogelijke harddrugsleveranciers van [verdachte] maakte gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] (hierna * [telefoonnummer 2] ). Uit geïntercepteerde gesprekken blijkt dat bij het nummer * [telefoonnummer 2] een grotere hoeveelheid harddrugs wordt afgenomen dan voor eigen gebruik. Tevens is gebleken dat diverse drugsdealers bij * [telefoonnummer 2] hebben afgenomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de bestellingen hier bedoeld vermoedelijk over het aantal grammen gaan: een getal wijst hier dus niet op een bestelling in euro’s maar in gram. Ik heb op 6 april 2023 de historische gegevens tussen * [telefoonnummer 1] en * [telefoonnummer 2] nader bekeken. Ik zag dat op 23 december 2022 er – blijkens de historische gegevens – voor de eerste keer contact is geweest tussen * [telefoonnummer 1] en * [telefoonnummer 2] . Ik zag dat er op deze dag drie contactmomenten zijn geweest tussen de beide nummers. Deze contactmomenten duurden 8, 57 en 64 seconden.
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 2] op 26 december 2022:
[telefoonnummer 1] : Is die koffie nog steeds dezelfde?
[telefoonnummer 2] : Ja
[telefoonnummer 1] : Zit er veel aarde in
[telefoonnummer 2] : Waarom dan. Is die niet goed
[telefoonnummer 1] : Wel goed, maar zit er wel Aarde in, begrijp je? Ik wil eeeh.. tien nemen
[telefoonnummer 2] : Oke over tien minuten ben ik thuis
[telefoonnummer 1] : Oke ik kom straks
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 2] op 17 januari 2023:
[telefoonnummer 1] zegt dat hij koffie en melk nodig heeft.
[telefoonnummer 2] zegt over een half uurtje.
[telefoonnummer 1] zegt over een half uurtje is goed.
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 2] op 10 maart 2023:
NNman vraagt aan [B] of hij er nog iets heeft, dezelfde wat NNman eerder bij [B] gehaald heeft. Ja zegt [B] . NNman zegt tegen [B] , dat [B] alvast 20 klaar voor hem moet legen. Is goed zegt [B] . NNman zegt dat hij over 15 minuten bij [B] komt. Oke zegt [B] .
Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal worden de relevante telefoongesprekken van * [telefoonnummer 1] weergegeven.De belastende gesprekken worden hoofdzakelijk gevoerd met verdachte [medeverdachte] , met het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer 3] .
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 3] op 20 februari 2023, zakelijk weergegeven:
[telefoonnummer 3] : Ik had [C] net. Dus daar heb ik die jongen naar gestuurd.
[telefoonnummer 3] : Ja hij is over een kwartiertje bij Laaggraven met die [C]
[telefoonnummer 1] : Oke hij is over een kwartiertje bij Laaggraven met [C] .
[telefoonnummer 3] : Ja
[telefoonnummer 1] : Oke
[telefoonnummer 3] : Wil je hem daar zien?
[telefoonnummer 1] : Nee ja hoef jij daar niet bij te zijn dan?
[telefoonnummer 3] : Nee hoeft niet. Praat jij maar ff met hem. Hij wil met mij praten, maar praat jij maar ff met hem en dan maken we morgen een vervolgafspraak. Als jij daar even met je mercedesje aan komt gescheurd, dan zeg ik dat jullie zien elkaar ff. Ja?
[telefoonnummer 1] : Oke
[telefoonnummer 3] : Is dat goed?
[telefoonnummer 1] : Laaggraven zeg je over een kwartiertje?
[telefoonnummer 3] : Ja Laaggraven Macdonalds. Ik ga hem nu bellen dattuh. Dan ben je er ook gelijk bij als die deal wordt gesloten.
[telefoonnummer 1] : Oke is goed
[telefoonnummer 3] : Dat vind ik wel belangrijk. Want het is onze klant.
[telefoonnummer 1] : Dan zie ik hem daar over kwartiertje
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 3] op 20 februari 2023:
[telefoonnummer 3] : Is goed. Luister, ik heb een klant hier en ik heb een klant in Leidsche Rijn. Die moet nu geholpen worden. In Leidsche Rijn.
[telefoonnummer 1] : In Leidsche Rijn, waar?
[telefoonnummer 3] : Bij die hostel aan de overkant. Die [bijnaam 3] . Hij weet wie ik bedoel. Die staat nu te wachten. Pak die mee. En als daar weer politie is, dan weet je genoeg.
[telefoonnummer 1] : Is goed, weet je wat je doet? laat hem voor deur bij de hostel komen. Precies voor de deur. Ik stuur nu iemand daarheen.
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 3] op 20 februari 2023:
[telefoonnummer 3] : Heb jij nog koffie daar? Koffie?
[telefoonnummer 1] : Ja maar weinig
[telefoonnummer 3] : Wel wat? Wat is wat? 1 - 2?
[telefoonnummer 1] : Nee meer 5
[telefoonnummer 3] : Dat is perfect, weet je wat ik doe, ik kom straks bij jou inkopen doen ja? tot en met donderdag, dan ben ik gezegend tot en met donderdag
[telefoonnummer 1] : Ik heb ook gemaakt hé, ik heb ook veel gemaakt hé.
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 1] en gebelde * [telefoonnummer 3] op 20 februari 2023, zakelijk weergegeven:
[telefoonnummer 3] he uh luister moeten we die [bijnaam 4] niet effe een bestellingkje plaatsen, we moeten natuurlijk wel de beste neus hebben he
[telefoonnummer 1] ja wil je daar een bestelling plaatsen?
[telefoonnummer 3] ja of niet? ja toch?
[telefoonnummer 1] ja, maar hoe wil je dat doen uh, wil jij dat doen of uhh ik?
[telefoonnummer 3] jij toch, jij bent te dom
[telefoonnummer 1] ja oke maar hoe wil je dat dan?
[telefoonnummer 3] ja dat moeten we saampjes overleggen he, zo werkt dat, hoeveel doen we dan? We moeten wel zeker weten dat het niet gesneden is en het allemaal wel klopt en dat het precies dat spul is
[telefoonnummer 1] nee nee, niet eens dan.. niet eens dat, maar hoe wil je dat in het verwerkingsproces, hoe wil je dat qua verdeling en qua qua qua samenwerkingsverband, hoe wil je dat allemaal gaan doen?
[telefoonnummer 3] NTV helemaal niks, we halen gewoon een portie en dat splitten we door 2-en
[telefoonnummer 1] NTV dele door 2-en
[telefoonnummer 3] en dan maak ik en dan maak jij, en als jij werkt dan verdien jij, en als ik werk verdien ik. En zo doen we het voorlopig eventjes denk ik
[telefoonnummer 1] ja, wil jij het zo doen?
[telefoonnummer 3] ja, NTV had jij andere gedachtes dan?
[telefoonnummer 1] ik weet niet, ik dacht we gaan gewoon met de oude systeem verder of uhh
[telefoonnummer 3] nee maar goed jij moet ook is wat gaan doen uhh ik ga niet 7 dagen in de week rondjes rijden, dat doe ik niet meer
[telefoonnummer 1] nou maar goed uhh ik ga ook niet
[telefoonnummer 3] ja?
[telefoonnummer 1] ik wil wel.. ik wil wel een dag pakken of twee, maar uh dan wil ik gewoon een percentage omhoog hebben maar niet dat
[telefoonnummer 3] ja die verdien je gewoon zelf! Die dag..
[telefoonnummer 1] ja die verdien je gewoon zelf.. ja..ja..
[telefoonnummer 3] dat is het beste, ja als je verkoopt verdien je zelf, dan heb je het volle pond
[telefoonnummer 1] ja oke, ja goed, oke nou
[telefoonnummer 3] ja nou goed het is ook wel lekker om 30% te verdienen als jij aan het werk bent
[telefoonnummer 1] ja ja ja ja ja dat is ook lekker ja
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 3] en gebelde * [telefoonnummer 1] op 1 maart 2023:
[telefoonnummer 3] : Hoeveel neus heb jij vandaag verkocht?
[telefoonnummer 1] : Vandaag eentje
[telefoonnummer 3] : Een halve?
[telefoonnummer 1] : Nee, grote.
Een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven:
Uit de geïntercepteerde tapgesprekken blijkt dat * [telefoonnummer 4] gebruikt wordt voor de handel in harddrugs. Van 9 februari 2023 tot 25 februari 2023 zijn er belastende gesprekken op * [telefoonnummer 4] . Uit de geïntercepteerde gesprekken komt naar voren dat de gebruiker van * [telefoonnummer 4] ' [medeverdachte] ' wordt genoemd. In een gesprek met de politie geeft hij zijn adres en naam op, waaruit blijkt dat de gebruiker is: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] , woonadres in Utrecht.In de periode van 23 februari 2023 tot en met 25 februari 2023 is een andere stem op * [telefoonnummer 4] te horen. Deze stem is gelijkend op de stem van telefoonnummer + [telefoonnummer 1] . Dit betreft het telefoonnummer van [verdachte] te zijn die tevens verdacht wordt van handel in harddrugs. [verdachte] neemt in die periode waar voor [medeverdachte] .
Een gesprek tussen beller * [telefoonnummer 4] en gebelde * [telefoonnummer 5] op 24 februari 2023:
[telefoonnummer 5] : Oke, is goed, 20 euro
[telefoonnummer 4] : 20 licht?
[telefoonnummer 5] : Ja 20 euro wit
[telefoonnummer 4] : Oke is goed. Kan je mij het adres sturen?
[telefoonnummer 5] : Ja ik SMS je het adres
[telefoonnummer 4] : Oke is goed, tot zo
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in cocaïne en heroïne in de periode van 23 december 2022 tot en met 28 maart 2023.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend in februari en maart 2023 betrokken te zijn geweest bij de handel in harddrugs (zie hiervoor). Verdachte ontkent echter in de periode van 24 november 2022 tot 20 februari 2023 te hebben gehandeld in harddrugs. De gesprekken die verdachte toen heeft gevoerd met nummer * [telefoonnummer 2] gingen volgens hem over het kopen van harddrugs voor eigen gebruik. Verdachte heeft ook ontkend dat hij samenwerkte met medeverdachte [medeverdachte] voor de handel in harddrugs. Hij zou [medeverdachte] in contact hebben gebracht met zijn klanten (afnemers van harddrugs) uit het verleden, maar zelf niks meer met deze klanten te maken hebben. Ze zouden enkel gesproken hebben over samenwerking.
De rechtbank geeft hieronder weer waarom zij de verklaring van verdachte naast zich neerlegt.
Ten laste gelegde handelingen in bewezen verklaarde periode
Het bewijs tegen verdachte dat betrekking heeft op de periode vóór 20 februari 2023 bestaat hoofdzakelijk uit telefoongesprekken waarbij verdachte harddrugs inkoopt. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte deze harddrugs voor eigen gebruik kocht, omdat het in al deze gesprekken (zoals opgenomen onder de bewijsmiddelen) ook over de inkoop van heroïne ging. Het is algemeen bekend dat heroïne ernstig verslavend is, waardoor recreatief gebruik zeer onwaarschijnlijk is. Dit geldt eens te meer nu de bestelde hoeveelheid (10 of 20 gram heroïne per bestelling) fors is en daarom duidt op handel in harddrugs. Daar komt bij dat de verdachte bij de politie en bij de reclassering heeft verklaard dat hij zelf geen drugs gebruikte, waardoor de ter terechtzitting gegeven verklaring dus niet overeenkomt met hetgeen verdachte eerder heeft verklaard.
Gezien al het bovenstaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al sinds 23 december 2022 handelde in harddrugs.
Medeplegen
Voor het medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan daarvan slechts sprake zijn als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of een bijdrage van voldoende gewicht is, kan de rechter onder andere rekening houden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] veelvuldig contact hadden en nauw met elkaar samenwerkten met betrekking tot handel in harddrugs. Verdachte heeft harddrugs verstrekt aan [medeverdachte] ten behoeve van de verkoop, verdachte heeft de dealtelefoon overgenomen op dagen dat [medeverdachte] niet aanwezig was en verdachte heeft harddrugs verkoop klaar gemaakt, welke harddrugs [medeverdachte] vervolgens zou komen ophalen. Uit het dossier blijkt dat deze punten zich niet een enkele keer, maar vaker tijdens de ten laste gelegde periode hebben voorgedaan. De rechtbank is van oordeel dat er hiermee sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht van verdachte aan de handel in harddrugs in samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] . Aan de overtuiging van de rechtbank draagt bovendien bij dat er in de contacten tussen [medeverdachte] en verdachte wordt gesproken over ‘onze klanten’ en dat er overleg plaatsvindt tussen hen beiden over onder andere de verdeling van winst, verdeling van het aantal werkdagen en de inkoop van de hoeveelheden harddrugs.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan het medeplegen van de handel in cocaïne of heroïne in de periode van 24 november 2022 tot en met 22 december 2022 en zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 maart 2023, genummerd PL0900-2023031514-2, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van de doorzoeking van de woning van verdachte, doorgenummerde pagina 354 – 357;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 30 maart 2023, genummerd PL0900-2023031514-33, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 516 – 521;
- geschriften, te weten rapportages van het NFI van 30 maart 2023, doorgenummerde pagina’s 522 – 527.
Bewijsoverweging vormverzuim
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de fouillering van verdachte. De rechtbank leest in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] dat in eerste instantie een controle van het voertuig, waarvan later bleek dat verdachte de bestuurder was, plaatsvond naar aanleiding van bijzonder rijgedrag. Deze controle vond plaats om 01.00 uur ’s nachts. Op basis van de verklaring van de bestuurder besloten de verbalisanten het voertuig te volgen. Toen de verbalisanten bemerkten dat het gedrag van de bestuurder niet overeenkwam met zijn verklaring, besloten zij de auto opnieuw staande te houden. Bij deze tweede staandehouding constateerde verbalisant [verbalisant 1] dat de bijrijder de hem ambtshalve bekende persoon [medeverdachte] , harddrugsgebruiker, betrof. [medeverdachte] wilde niet meewerken met de verbalisanten. Verdachte (zijnde de bestuurder) werd tijdens deze tweede staandehouding opnieuw gecontroleerd. Bij deze controle zag de verbalisant in het politiesysteem een aandachtvestiging op naam van verdachte, gerelateerd aan handel in verdovende middelen. Ook zag de verbalisant in het systeem dat verdachte antecedenten had met betrekking tot de handel in harddrugs. Op basis van deze informatie besloten verbalisant [verbalisant 1] en zijn collega over te gaan tot fouillering van verdachte.
De rechtbank is op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat de verbalisanten de fouillering van verdachte rechtmatig mochten uitvoeren. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim. Het bewijs is rechtmatig verkregen en kan worden gebruikt voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit, voor zover bewezen verklaard, bekend (met betrekking tot de in zijn schoudertas aangetroffen hoeveelheid harddrugs). De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit (wanneer het bewijsverweer werd verworpen) ten aanzien van hetgeen bewezen wordt verklaard. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2023;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 september 2022, genummerd PL0900-2022287318-18, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van het onderzoek naar de schoudertas van verdachte, doorgenummerde pagina 19;
- een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 30 september 2022, doorgenummerde pagina 196.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het kleine zwarte etui waarin zowel MDMA als cocaïne en heroïne is aangetroffen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte ontkent dat het etui en de inhoud daarvan van hem is. Het etui is op de grond aangetroffen, onder een bus, in de buurt van verdachte tijdens het moment van zijn aanhouding, maar niet bij verdachte zelf. De politie heeft verder geen nader onderzoek aan het etui verricht waaruit de rechtbank kan afleiden dat het etui aan verdachte toebehoorde. Bij gesprek aan bewijs wordt verdachte vrijgesproken van het aanwezig hebben van 2,25 gram MDMA, 6,94 gram heroïne en 6,17 gram cocaïne.
Bewijsmiddelen
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 15 februari 2022, zakelijk weergegeven:
Mijn scooter met kenteken [kenteken 1] is in de nacht van 13 op 14 februari gestolen aan de [adres 2] te [plaats] . Ik heb mijn scooter op 13-02-2022 rond 00:00 op slot gezet. Toen ik op 14-02-2022 rond 11:00 met de scooter weg wilde stond die er niet. Het betreft een zwarte Piaggo Zip. Mijn scooter stond op slot middels het slot op de scooter zelf, het stuurslot en een extern slot aan het achterwiel.Chassisnr./VIN: [Chassis/VIN nummer] .
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 november 2022, zakelijk weergegeven:
Op 29 september 2022 werd er tijdens de doorzoeking op het adres waar [verdachte] woonachtig is, namelijk [adres 1] te [woonplaats] , een gestolen scooter aangetroffen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat de Scooter een zwarte scooter betrof van het merk Piaggio, type Zip. Ik zag dat deze scooter niet voorzien was van een kentekenplaat. Ik zag dat er geen contactslot meer aanwezig was in de scooter. Ik zag dat er ook geen slot meer zat in het zadel. Na onderzoek zag ik dat de scooter voorzien was van het chassisnummer [Chassis/VIN nummer] . Aan de hand van dit chassisnummer zag ik dat dit nummer hoort bij het kenteken [kenteken 1] . Ik zag vervolgens dat deze scooter van diefstal afkomstig was en weggenomen was op 14 februari 2022 op de [adres 2] te [plaats] .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 augustus 2023:
Een vriend vroeg aan mij of hij een scooter bij mij in de schuur mocht zetten. Ik vond dat goed. Ik gaf hem de schuursleutel om de scooter op te bergen. Tot de tijd dat hij er een goede stalling voor had, mocht de scooter bij mij staan. De scooter stond een paar maanden in mijn schuur.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak opzetheling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de scooter van misdrijf afkomstig was en spreekt verdachte daarom vrij van opzetheling. Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van het feit dat de scooter gestolen was. Er zijn in het dossier geen andere omstandigheden waaruit de rechtbank kan afleiden dat verdachte wist dat de scooter, die in zijn schuurtje stond opgeslagen, van misdrijf afkomstig was.
Bewezenverklaring schuldheling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. De rechtbank licht die beslissing als volgt toe.
In de schuur van verdachte is een gestolen scooter aangetroffen. Uit de bevindingen van de politie blijkt dat de scooter geen kentekenplaat, geen contactslot en geen zadelslot had. Naar eigen zeggen heeft de scooter een aantal maanden in de schuur van verdachte gestaan, op verzoek van een vriend. De scooter zou in de schuur van verdachte blijven staan, tot die vriend een andere plek had gevonden voor de scooter. Verdachte had hier toestemming voor gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden op verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter de plicht rustte om onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan. Verdachte heeft dit nagelaten. Verdachte heeft niet aan zijn vriend gevraagd waar de scooter vandaan kwam. Ook heeft verdachte nagelaten de scooter te bekijken, aangezien de gebreken aan de scooter dusdanig opvielen dat verdachte bij één blik op de scooter direct had kunnen zien dat het niet klopte. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de scooter een van misdrijf verkregen goed betrof.