In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een verzoek ingediend voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013, na een eerdere afwijzing door de Belastingdienst. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat de Belastingdienst in redelijkheid heeft gehandeld bij de afwijzing van het verzoek. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 30 april 2021, waarin de Belastingdienst concludeerde dat er geen recht op een forfaitair bedrag van € 30.000,- was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet in strijd met de wet heeft gehandeld en dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid bij de behandeling van het dossier van eiseres. Eiseres stelde dat zij gediscrimineerd was op basis van haar afkomst, maar de rechtbank vond deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet gedupeerd was door de toeslagenaffaire en dat de afwijzing van haar verzoek om compensatie op basis van de Catshuisregeling terecht was. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.