ECLI:NL:RBMNE:2023:4286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
22_4845
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herbeoordeling kinderopvangtoeslag op basis van Catshuisregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een verzoek ingediend voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag over de jaren 2012 en 2013, na een eerdere afwijzing door de Belastingdienst. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat de Belastingdienst in redelijkheid heeft gehandeld bij de afwijzing van het verzoek. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 30 april 2021, waarin de Belastingdienst concludeerde dat er geen recht op een forfaitair bedrag van € 30.000,- was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet in strijd met de wet heeft gehandeld en dat er geen sprake was van institutionele vooringenomenheid bij de behandeling van het dossier van eiseres. Eiseres stelde dat zij gediscrimineerd was op basis van haar afkomst, maar de rechtbank vond deze stelling niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet gedupeerd was door de toeslagenaffaire en dat de afwijzing van haar verzoek om compensatie op basis van de Catshuisregeling terecht was. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

Eiseres heeft bij verweerder een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag over 2012 en 2013.
Bij het primaire besluit van 30 april 2021 heeft verweerder de zogenoemde eerste (lichte) toets gedaan. Verweerder concludeert dat er vooralsnog geen reden is om aan eiseres € 30.000,- te betalen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit van 28 september 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder in het kader van de eerste (lichte) toets in redelijkheid heeft overwogen dat eiseres destijds (nog) geen recht had op een forfaitair bedrag van € 30.000,- als bedoeld in het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (hierna: de Catshuisregeling). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Verweerder heeft het verzoek van eiseres afgewezen omdat haar situatie niet voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden voor compensatie. Uit het dossier volgt volgens verweerder dat de kinderopvangtoeslag van 2012 en 2023 op nihil is gesteld omdat eiseres niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie. Het recht op kinderopvangtoeslag kon daarom niet worden vastgesteld. Dat eiseres de brieven niet heeft ontvangen omdat ze zou zijn verhuisd, komt volgens verweerder voor haar risico. Uit de Basisregistratie personen (Brp) volgt namelijk dat zij die wijziging pas op 19 oktober 2015 heeft doorgevoerd. Het is niet aannemelijk geworden dat verweerder ten opzichte van eiseres vooringenomen heeft gehandeld of dat er een andere reden is voor toepassing van de hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
8. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat ze voldoet aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor de Catshuisregeling. Zij heeft zich tijdig gemeld als gedupeerde, de kinderopvangtoeslag is tussen 2005 en 2019 stopgezet en teruggevorderd (namelijk in 2015 over de jaren 2012 en 2013), ze moest meer dan € 1.500,- per toeslagjaar terugbetalen en ze heeft geen persoonlijke betalingsregeling gekregen. Ook is er geen sprake van een afwijzingsgrond. Eisers is van mening dat zij door verweerder met vooringenomenheid is behandeld. Verweerder zegt dat de kinderopvangtoeslag is stopgezet omdat eiseres niet zou hebben gereageerd op informatieverzoeken. Het is volgens eiseres totaal onduidelijk waarom die informatie is gevraagd. Volgens eiseres is dit gedaan omdat haar kind door gastouder [gastouder] in [plaats] werd opgevangen, en die gastouder is volgens eiseres onderwerp geweest van een fraudeonderzoek. Alle ouders met een dubbele nationaliteit of een buitenlandse afkomst werden nader onderzocht. Eiseres kan geen enkele andere reden bedenken waarom zij een informatieverzoek heeft gekregen. Eiseres heeft de brieven niet ontvangen, omdat zij vanwege een echtscheidingsprocedure niet op haar Brp-adres verbleef. Dat kan haar niet worden verweten.
9. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling staan (inmiddels) in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). In artikel 2.1, eerste lid, van de Wht staat – voor zover relevant – dat compensatie wordt toegekend aan de aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem of haar voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van Toeslagen. In de artikelsgewijze toelichting van de Wht staat beschreven wanneer sprake is van institutioneel vooringenomen handelen door Toeslagen. Het gaat onder andere om: […] het opvragen bij belanghebbende van grote hoeveelheden bewijsstukken over een of meerdere jaren; gevolgd door een zerotolerance-onderzoek naar fouten, tekortkomingen on ontbrekende bewijsstukken (een aanpak waarbij op excessieve wijze strikt werd gehandhaafd) met soms een tweede controle, wanneer bij eerste lezing geen grond voor afwijzing van de aanspraak op kinderopvangtoeslag was gevonden, en het niet nader opvragen van informatie bij belanghebbenden bij een gebleken tekortkoming daarin […].
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vooralsnog niet is gebleken van institutionele vooringenomenheid bij de behandeling van het dossier van eiseres. Op de zitting heeft verweerder uitgelegd dat eiseres in 2012 en 2013 kinderopvangtoeslag heeft ontvangen als voorschot en dat zij in 2015 gecontroleerd werd met het oog op de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over die jaren. De controle bestond uit een vragenlijst en het verzoek om diverse stukken te overleggen. Het enkele feit dat er veel stukken werden opgevraagd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake was van vooringenomen handelen van verweerder. Het is niet gebleken dat eiseres een vragenlijst kreeg in het kader van een fraudeonderzoek. De rechtbank gaat ervan uit dat zij een standaardvragenlijst heeft ontvangen die gericht was op een normale controle ten behoeve van de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag. Het is ook niet gebleken dat [gastouder] onderdeel is geweest van enig onderzoek van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) of van een vergelijkbaar onderzoek. Uit de overgelegde beantwoording van persvragen kan niet de conclusie worden getrokken dat er sprake was van een fraudeonderzoek bij [gastouder] . Uit het krantenartikel over [gastouder] blijkt verder dat de eigenaren van [gastouder] in de veronderstelling verkeren dat alleen de ouders met een buitenlandse achtergrond die bij hen kinderopvang afnamen (extra) zijn gecontroleerd. Die aanname is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat er meer aan de hand was in het geval van eiseres.
11. Eiseres heeft de rechtbank nog gewezen op het feit dat uit het rapport ‘Ongekend onrecht’ blijkt dat verweerder gebruik heeft gemaakt van algoritmes waarmee ouders op oneigenlijke basis werden geselecteerd voor controles. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt hoe dat in deze zaak gewerkt zou hebben. Dat eiseres vermoedt dat zij gecontroleerd is omdat ze in Suriname is geboren, vindt geen onderbouwing in het dossier. Bovendien is dit een kwestie die (eventueel) verder onderzocht zou kunnen worden door verweerder bij de verdere inhoudelijke beoordeling van het compensatieverzoek van eiseres.
12. Eiseres heeft op de zitting verklaard dat ze ten tijde van de verzoeken om informatie in scheiding lag en dat het contact met haar ex-partner moeizaam verliep. Eiseres was de woning ontvlucht met haar kind en had weinig tot geen contact met haar ex. De brieven zijn door verweerder naar de woning gestuurd, omdat eiseres door alle hectiek en stress haar nieuwe adres in de Brp nog niet had aangepast. Haar ex heeft de brieven kennelijk niet doorgestuurd. Toen eiseres vervolgens werd geconfronteerd met de terugvorderingen heeft zij de bedragen betaald om van de stress af te zijn. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag en de terugvordering. De administratie van eiseres lag bij haar ex en zij kon daarover niet meer beschikken en kan daar op dit moment ook niet meer over beschikken.
13. De rechtbank ziet dat eiseres in een moeilijke periode in haar leven verweerders vragen onopzettelijk niet heeft beantwoord als gevolg van een kleine fout, namelijk het niet op tijd doorgeven van haar nieuwe adres, en een ex-partner die de post niet aan haar doorzond. Deze gang van zaken heeft geleid tot een terugvordering van ruim € 17.000,-. Op basis van de informatie in het dossier en wat op de zitting is besproken, kan de rechtbank echter niet concluderen dat eiseres gedupeerd is als gevolg van de toeslagenaffaire, zoals die in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht is beschreven.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.