In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vordert de eiser, een gerechtsdeurwaarderskantoor, dat de gedaagde partij, eveneens een gerechtsdeurwaarderskantoor, wordt veroordeeld om de samenwerking met een ex-werknemer te staken en zich te onthouden van het benaderen van klanten van de eiser. De eiser stelt dat de gedaagde in strijd handelt met een geheimhoudingsovereenkomst die tussen partijen is gesloten in het kader van een mogelijke overname. De voorzieningenrechter heeft op 11 augustus 2023 geoordeeld dat de vorderingen van de eiser onvoldoende zijn onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeert dat de gedaagde niet heeft geworven of actief benaderd, zoals de eiser stelt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat er geen voldoende bewijs is dat de gedaagde de geheimhoudingsovereenkomst heeft geschonden. De eiser is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 1.755,00.