ECLI:NL:RBMNE:2023:4266

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
C-16-9970869- ME VERZ 22-74
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars inzake exploitatierekening en balans

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster] en de Vereniging van Eigenaars (VvE) [naam 1]. [verzoekster] verzocht de kantonrechter om de besluiten van de VvE van 1 juni 2022 te vernietigen, die betrekking hadden op de vaststelling van de balans per 31 december 2021 en de exploitatierekening over 2021, alsook het besluit om het exploitatieoverschot over 2021 niet terug te geven aan de eigenaars maar toe te voegen aan de algemene reserve. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 juli 2022 werd ingediend, gevolgd door verschillende oproepbrieven en een mondelinge behandeling op 13 april 2023.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE [naam 1] geen gescheiden administratie voert met de VvE [naam 2], wat volgens [verzoekster] leidt tot financiële nadelen voor de leden van de VvE [naam 1]. De kantonrechter oordeelde dat de verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat de besluiten van de VvE in strijd zijn met de wet of de statuten. De eerdere uitspraken van de kantonrechter over andere jaren zijn niet automatisch van toepassing op de besluiten van 2021. De kascommissie had de balans en exploitatierekening over 2021 als rekenkundig correct beoordeeld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoekster] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 380,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 9970869 ME VERZ 22-74
Beschikking van 31 mei 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.T.L. Janssen,
tegen:
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam 1] ( [straat 1] [.] [straat 2] te [plaats] ),
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
en
[verweerder sub 2], in zijn hoedanigheid van eigenaar van het appartement met nummer [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] [naam 1] ,
wonende te [woonplaats 2]
verweerders,
gemachtigde: C.W.G. Janssen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoekster] en VvE [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift (met producties 1 t/m 12), ingediend op 1 juli 2022;
- de oproepbrieven van 7 februari 2023 waarin [verzoekster] en de VvE zijn opgeroepen om (desgewenst) op het verzoek te worden gehoord;
- de oproepbrieven van 8 februari 2023 waarin de VvE, [verzoekster] en alle andere stemgerechtigden bij name zijn opgeroepen om (desgewenst) op het verzoek te worden gehoord (waarbij een kopie van het verzoekschrift is gevoegd voor de stemgerechtigden);
- het verweerschrift (met productie 1 tot en met 5), ingediend op 23 maart 2023;
- een brief d.d. 6 april 2023 van [verzoekster] met daarin een vermeerdering van eis;
- de mondelinge behandeling op 13 april 2023 waarbij [verzoekster] , bijgestaan door mr. Janssen voornoemd, en [verweerder sub 2] , als bestuurder en stemgerechtigde, zijn verschenen en het woord hebben gevoerd;
- de pleitaantekeningen van mr. Janssen.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bij notariële akte van splitsing van 22 september 1982 (hierna: de akte van hoofdsplitsing) heeft de [onderneming 1] “ [onderneming 1]
[....] ” B.V., gevestigd te [vestigingsplaats 2] (hierna: [onderneming 1] ), destijds eigenaresse van het perceel bouwterrein gelegen te [plaats] aan de [straat 1] / [.] [straat 2] , waar thans het onderhavige appartementencomplex op staat, de eigendom van dit appartementencomplex gesplitst in twee appartementsrechten:
- het appartementsrecht (index 1.) omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van – kort gezegd – een woningencomplex; en
- het appartementsrecht (index 2.) omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van een complex parkeerruimten.
2.2.
Bij de akte van hoofdsplitsing is tevens de (hoofd)vereniging Vereniging van Eigenaars [naam 2] opgericht (hierna: de VvE [naam 2] ).
2.3.
Op 22 september 1982 is eveneens een notariële akte van ondersplitsing verleden, waarbij [onderneming 1] het voornoemde appartementsrecht index 1 van de hoofdsplitsing heeft gesplitst in 32 appartementsrechten. Bij deze ondersplitsing is de Vereniging van Eigenaars [naam 1] (de VvE) opgericht.
2.4.
[onderneming 2] B.V. is eigenaar van het appartementsrecht ten aanzien van de parkeerruimten en vormt samen met de VvE [naam 1] de Vve [naam 2] .
2.5.
De huidige bestuurder van de VvE [naam 1] is [verweerder sub 2] .
2.6.
[verzoekster] is rechthebbende van 1 van de 32 voornoemde appartementsrechten gelegen aan de [straat 1] [nummeraanduiding 3] - [nummeraanduiding 4] te [plaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente] sectie [letter] nummer [nummeraanduiding 5] .
2.7.
In de akte van hoofdsplitsing is het reglement van splitsing opgenomen.
2.8.
De akte van ondersplitsing bevat eveneens het reglement van splitsing (hierna: het splitsingsreglement). In het splitsingsreglement zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
“E. Jaarlijkse exploitatierekening en begroting en te storten bijdragen
Artikel 18.
1. a. (…)
3.b. Na afloop van elk boekjaar wordt ter berekening van de na te vermelden definitieve bijdrage door iedere eigenaar verschuldigd, door de administrateur een exploitatierekening opgesteld over dat boekjaar en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd. In deze rekening zullen de schulden en de kosten van dat boekjaar worden opgenomen.
4. Tenzij de vergadering anders beslist, zullen overschotten betrekking hebbende op de exploitatierekening van het afgelopen boekjaar aan de eigenaars worden gerestitueerd.
5. (…)
II. VERGADERING VAN EIGENAARS
artikel 32.
1. (…)
2. Jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar zal een vergadering worden gehouden, waarin, in overeenstemming met lid 18 lid 3, door de administrateur de exploitatierekening over het afgelopen boekjaar wordt verstrekt die door de vergadering moet worden goedgekeurd voor de vaststelling van de definitieve bijdrage door iedere eigenaar. In deze of een eerdere vergadering wordt tevens een nieuwe begroting opgesteld voor het aangevangen of komende jaar.
3. (…)
2.9.
Op de vergadering van de VVE [naam 1] van 1 juni 2022, hierna: de vergadering, zijn onder meer de volgende besluiten genomen:
7. vaststellen van de balans per 31-12-2021 en de exploitatierekening over 2021.
Over het voorstel wordt gestemd: 19 voor, 2 tegen en 1 onthouding; het voorstel is aangenomen.
8.besluit over het voorstel om het exploitatieoverschot over 2021 niet terug geven aan de eigenaars, maar toe te voegen aan de algemene reserve.
Over het voorstel wordt gestemd: 20 voor, 2 tegen; het voorstel is aangenomen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om de besluiten van de Vergadering van de VvE [naam 1] van 1 juni 2022 te vernietigen althans nietig te verklaren op de volgende punten:
punt 7: vaststelling balans per 31-12-2021 en de exploitatierekening over 2021;
punt 8: besluit om het exploitatieoverschot over 2021 niet terug te geven aan de eigenaars, maar toe te voegen aan de algemene reserves.
3.2.
[verzoekster] verzoekt tevens bij vermeerdering van eis VvE [naam 1] te veroordelen, om binnen zes weken na het wijzen van de beschikking:
I. de administratie van de VvE zowel administratief als feitelijk te scheiden van die
van VvE [naam 2] ;
II. de administratie in overeenstemming te brengen met de eisen die de wet en het
regelement aan de administratie van een VvE stellen (dus zonder daarin opgenomen
de posten en kosten die voor rekening van VvE [naam 2] horen);
III. om aan [verzoekster] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat
zij niet aan de in I en II gevorderde veroordelingen voldoet, tot een maximum
van € 10.000,00 is bereikt.
3.3.
Ten slotte verzoekt [verzoekster] de VvE [naam 1] , [verzoekster] daarvan uitgesloten, te veroordelen in de kosten van het geding.
3.4.
De VvE [naam 1] en [verweerder sub 2] voeren verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid en toetsingskader
4.1.
In beginsel is de rechtbank bevoegd te oordelen omtrent de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon (ex art. 2:14 en
art. 2:15 BW). Volgens het bepaalde in art. 5:130 BW geschiedt – in afwijking van art. 2:15 lid 3 BW – de vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars door een uitspraak van de kantonrechter. Voor het laten vaststellen van de nietigheid van een besluit ontbreekt echter een soortelijke, afwijkende regeling.
4.2.
In de vorige beschikking tussen partijen van 21 april 2022 heeft de kantonrechter hierover ook al overwogen dat dit strikt genomen tot gevolg heeft dat voor het laten vaststellen van de nietigheid van de onderhavige besluiten een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank moet worden gevolgd. Echter, ingeval de kantonrechter zich niet bevoegd zou achten om over de nietigheid te oordelen, zou dit tot gevolg hebben dat de onderhavige zaak, voor dat gedeelte, naar de rechtbank (sector civiel) ter verdere behandeling moet worden doorverwezen. De consequentie hiervan zou zijn dat twee verschillende rechters over hetzelfde besluit en hetzelfde samenhangend feitencomplex zouden moeten oordelen. Deze weergegeven gang van zaken rijmt niet met het uitgangspunt zoals dat door de wetgever voor de dagvaardingsprocedure is vastgelegd in artikel 94 Rv, te weten dat samenhangende zaken vanuit een oogpunt van doelmatigheid zo veel mogelijk door één en dezelfde rechter moeten worden behandeld en beslist. In deze zaak is ook evident sprake van samenhang tussen de verzoeken tot nietig verklaring en vernietiging. De kantonrechter acht zich, gelet op het vorenstaande en vanuit proceseconomisch oogpunt, in de onderhavige zaak (ook) bevoegd kennis te nemen van het verzoek ten aanzien van de nietigheid van de besluiten.
4.3.
De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of [verzoekster] , gelet op het bepaalde in artikel 2:15 BW in samenhang met artikel 5:130 BW, haar verzoek tijdig heeft ingediend. Krachtens artikel 5:130 lid 2 BW dient [verzoekster] , binnen één maand na de dag waarop zij van het besluit kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, het verzoek tot vernietiging te doen. De besluiten zijn genomen op de vergadering van 1 juni 2022. [verzoekster] heeft haar verzoekschrift bij de rechtbank ingediend op 1 juli 2022. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoekster] het verzoek tijdig ingediend.
De voorgeschiedenis
4.3.
Bij beschikking van 11 december 2019 met zaaknummer 7868393 ME VERZ 19-113 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het besluit van de VvE [naam 1] van 28 mei 2019 tot goedkeuring van de balans per 31 december 2018 en de exploitatierekening 2018 en het exploitatieoverschot toe te voegen aan de algemene reserve nietig wordt verklaard.
4.4.
Bij beschikking van 19 november 2020 met zaaknummer 8271161 ME VERZ 20-9 heeft de kantonrechter geoordeeld dat het besluit van de VvE [naam 1] van 17 december 2019 tot goedkeuring van de exploitatiebegroting 2020 nietig wordt verklaard.
4.5.
Bij beschikking van 21 april 2022 met zaaknummer 9617320 ME VERZ 22-2 heeft de kantonrechter ten aanzien van de besluiten van de vergadering van 9 december 2021 tot goedkeuring van de balans per 31 december 2019 en de exploitatierekening over 2019, alsmede tot toevoeging van het exploitatieoverschot 2019 aan de reserve geoordeeld dat gelet op de standpunten van partijen het wenselijk is een deskundige te benoemen. Aan de deskundige dient onder meer de vraag te worden voorgelegd in hoeverre de wijze waarop de financiële administratie van de VvE over 2019 en 2020 en de wijze waarop de bijdrage van de VvE [naam 2] over die jaren is berekend tot een voor de VvE financieel nadeligere situatie heeft geleid, dan in de situatie dat de administraties van de VvE [naam 1] en de VvE [naam 2] (meer) gescheiden zouden zijn dan wel afzonderlijk zouden zijn gevoerd.
4.6.
Bij beschikking van 18 maart 2022 met zaaknummer 9340906 ME VERZ 21-99 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de zaak waarbij het (opnieuw) besluit van de VvE van 15 juni 2020 tot goedkeuring van de balans per 31 december 2018 en de exploitatierekening 2018 en tot toevoeging van het exploitatieoverschot de algemene reserve dient te worden aangehouden in afwachting van de bevindingen van de deskundige en het verdere oordeel van de kantonrechter in de zaak genoemd onder rechtsoverweging 4.5.
4.7.
Bij beschikking van 22 december 2022 met zaaknummer 9617320 ME VERZ 22-2 heeft de kantonrechter uiteindelijk de besluiten van de vergadering van 9 december 2021 tot goedkeuring van de balans per 31 december 2019 en de exploitatierekening over 2019, alsmede tot toevoeging van het exploitatieoverschot 2019 aan de reserve vernietigd, althans nietig verklaard. Redengevend daarvoor is dat VvE [naam 1] heeft geweigerd haar deel van het voorschot van de deskundige te voldoen, waardoor de kantonrechter niet in staat was te beoordelen of het beroep van [verzoekster] op de nietigheid of vernietigbaarheid al dan niet slaagt.
4.8.
Bij beschikking van 13 januari 2023 met zaaknummer 9340906 ME VERZ 21-99 heeft de kantonrechter uiteindelijk in lijn met de beschikking van 22 december 2022, genoemd onder rechtsoverweging 4.7, de besluiten van 15 juni 2020 tot goedkeuring van de balans per 31 december 2018 en de exploitatierekening 2018 en tot toevoeging van het exploitatieoverschot 2018 aan de algemene reserve nietig verklaard althans vernietigd.
4.9.
Thans staat in deze procedure de beoordeling voor van de gelijksoortige besluiten van de vergadering van 1 juni 2022, maar dan tot goedkeuring van de balans per 31 december 2021 en de exploitatierekening over 2021, alsmede tot toevoeging van het exploitatieoverschot 2021 aan de algemene reserve.
De wettelijke regeling
4.10.
Op grond van art. 5: 124 lid 2 BW is art. 2: 10 lid 1 BW is het bestuur van elke vereniging van eigenaars (in casu zowel VvE [naam 2] als de VvE) verplicht om van de vermogenstoestand van de rechtspersoon een eigen, afzonderlijke administratie te voeren. De beide besturen zijn op grond van art. 32 lid 2 reglementen 1 en II elk verplicht om jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar althans in ieder geval op grond 2: 10 lid 2 BW jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een eigen, afzonderlijke balans en staat van baten en lasten (exploitatierekening) op te maken. Uit de balans moeten de bezittingen en de schulden blijken, terwijl uit de exploitatierekening de inkomsten en uitgaven moeten blijken, In het verlengde hiervan bepaalt art. 32 lid 2 j°. 18 reglementen 1 en II alsmede art. 5:124 lid 3 BWj. art. 5:135 BWj°. art. 2:48 BW dat beide besturende balans en exploitatierekening met een toelichting ter goedkeuring aan de respectievelijke vergaderingen van eigenaars moeten voorleggen.
4.11.
Vasstaat dat de hoofdvereniging VvE [naam 2] geen gescheiden (zelfstandige) administratie voert. VvE [naam 2] bestaat uit [onderneming 2] B.V. (parkeerplaatsen) en VvE [naam 1] . VvE [naam 2] houdt geen reservefonds aan. De verplichtingen van [onderneming 2] B.V. worden vanuit de VvE [naam 1] door [verweerder sub 2] gedeclareerd. VvE [naam 1] voert wel een administratie en houdt ook een reservefonds aan. Deze administratie ligt ter beoordeling voor.
ontbreken rapport kascommissie
4.12.
[verzoekster] stelt dat [verweerder sub 2] het rapport van de kascommissie niet op voorhand aan de leden heeft gestuurd. De kascommissie heeft immers in haar uitgebreide rapport geadviseerd de jaarrekening niet goed te keuren. Eerdere toezending van het rapport aan [verweerder sub 2] was niet mogelijk omdat [verweerder sub 2] niet tijdig de jaarstukken aan de kascommissie ter hand heeft gesteld. Het rapport van de kascommissie is eerst na de vergadering aan de leden toegestuurd met commentaar van [verweerder sub 2] . De leden hebben daardoor tijdens de vergadering onvoldoende kennis kunnen nemen van de bevindingen van de kascommissie. [verweerder sub 2] stelt daarentegen dat de kascommissie eerst op 30 mei 2022 haar rapport aan het bestuur heeft toegestuurd met het verzoek deze voor de vergadering door te sturen. [verweerder sub 2] stelt dat hij op dat late tijdstip niet meer in staat was als bestuurder een reactie te formuleren tegen in zijn ogen de onterechte conclusies van de kascommissie. Na de vergadering heeft [verweerder sub 2] alsnog op 27 juni 2021 het rapport van de kascommissie toegezonden met commentaar van hem als de bestuurder. [verweerder sub 2] meent dat (verplichte) toezending van de schriftelijke bevindingen van de kascommissie geen steun vindt in de wet onder verwijzing naar artikel 2:48 BW. Bovendien is de kascommissie in de gelegenheid gesteld op de vergadering haar bevindingen mondeling toe te lichten, aldus [verweerder sub 2] .
4.13.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de commissie is geen tijdstip voorgeschreven waarop zij uiterlijk haar verslag moet uitbrengen aan de algemene vergadering. Gelet op art. 2:8 BW zal van haar verlangd mogen worden, dat zij verslag uitbrengt binnen een redelijke termijn, nadat zij (tijdig) in kennis is gesteld van de jaarrekening. Op het bestuur rust de verplichting om de commissie ten behoeve van haar onderzoek alle door haar verlangde inlichtingen te verstrekken. De kascommissie dient verslag van haar bevindingen uit te brengen aan de vergadering van eigenaars. Dit verslag kan zowel mondeling als schriftelijk worden uitgebracht. Het is in beginsel aan de kascommissie te bepalen op welke wijze, schriftelijk of mondeling, zij verslag wenst uit te brengen. De kantonrechter kan niet vaststellen in hoeverre de late toezending van het rapport van de kascommissie is te wijten aan het niet tijdig aanleveren van de jaarstukken en onderliggende documenten door [verweerder sub 2] dan wel te wijten is aan het niet tijdig aanleveren van het rapport door de kascommissie zelf. Wel stelt de kantonrechter vast dat de kascommissie ter vergadering in de gelegenheid is gesteld haar bevindingen toe te lichten. Ter vergadering is tevens besloten dat de leden het schriftelijk rapport van de kascommissie alsnog krijgen toegestuurd met commentaar van [verweerder sub 2] . Tegen deze gang van zaken heeft de kascommissie geen bezwaar gemaakt, althans dat is niet gebleken.
4.14.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat onvoldoende gebleken is dat de besluiten ter vergadering van 1 juni 2021, zoals in de notulen vermeld, op dit punt zijn genomen in strijd met de op grond van artikel 2:8 BW vereiste redelijkheid en billijkheid. Voldoende gebleken is dat kascommissie desondanks op deugdelijke wijze verslag heeft gedaan omtrent de jaarcijfers over 2021 en dat hier tijdens de vergadering van 1 juni 2021, mede aan de hand van de door kascommissie ingebrachte bevindingen, over is gesproken.. De verzochte vernietiging van de besluiten zal om die reden worden afgewezen.
vaststelling balans per 31-12-2021 en de exploitatierekening over 2021, exploitatieoverschot 2021
4.15.
De balans en de exploitatierekening over 2021 zijn in de vergadering van 1 juni 2022 goedgekeurd. [verzoekster] heeft in deze procedure verzocht de daarop betrekking hebbende besluiten nietig te verklaren dan wel te vernietigen, Daaruit vloeit volgens [verzoekster] ook voort dat het besluit betreffende het exploitatieoverschot over 2021 nietig dan wel vernietigbaar is. Aan deze verzoeken heeft [verzoekster] ten grondslag gelegd dat de kantonrechter eerder besluiten over de balans en de exploitatierekening over de jaren 2018, 2019 en 2020 nietig heeft verklaard dan wel heeft vernietigd (zie daarvoor overweging 4.4 tot en met 4.9). Daarnaast is volgens [verzoekster] sprake van een gezamenlijke administratie van de VvE [naam 1] en de VvE [naam 2] . Deze administratie moet volgens [verzoekster] gesplitst worden omdat de VvE [naam 1] en de VvE [naam 2] twee afzonderlijke rechtspersonen zijn met eigen statuten die ieder een eigen administratie dienen te voeren. De besluiten hebben volgens [verzoekster] mede betrekking op VvE [naam 2] en dus op de exploitatiebegroting van VvE [naam 2] . Het niet scheiden van de administraties van de VvE’s heeft financiële consequenties voor de leden van de VvE [naam 1] .
4.16.
[verweerder sub 2] betwist dat er sprake is van een gezamenlijke administratie van VvE [naam 2] en VvE [naam 1] . Volgens hem betreffen de besluiten tot vaststelling van de balans en de exploitatierekening over 2021 en het exploitatieoverschot over 2021 uitsluitend die van VvE [naam 1] . [verweerder sub 2] betwist dat de bepleite splitsing in de administraties van de VvE [naam 1] en de VvE [naam 2] in alle gevallen zal leiden tot andere bijdragen van de leden van de VvE [naam 1] of de VvE zelf. Ten laste van het reservefonds komen geen uitgaven die voor rekening van de VvE [naam 2] dan wel [onderneming 2] B.V zijn. [verweerder sub 2] onderbouwd zijn stellingen nader door overlegging van een balans en exploitatierekening van VvE [naam 2] over 2021. Daarmee stelt hij aan te tonen dat de bedragen die VvE [naam 2] betreffen meer afzonderlijk in de balans en exploitatierekening van VvE [naam 1] zijn opgenomen en dat dat dus geen verschil oplevert met de op 1 juni 2022 vastgestelde balans en exploitatierekening van VvE [naam 1] . [verweerder sub 2] benadrukt dat [verzoekster] geen rechtens te respecteren belang (artikel 3:303 BW) heeft bij nietig verklaring dan wel vernietiging van voornoemde besluiten.
4.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel in eerdere beschikkingen de balans en exploitatierekening over meerdere jaren nietig zijn verklaard dan wel zijn vernietigd, dient onderhavige zaak opnieuw op zijn merites te worden beoordeeld. Het enkele feit dat bij eerdere beschikkingen de balans en exploitatierekening over andere jaren nietig zijn verklaard of vernietigd betekent niet automatisch dat dit ook heeft te gelden voor de balans en exploitatierekening over 2021. De kascommissie, waarvan [verzoekster] deel heeft uitgemaakt, heeft in haar rapport van 30 mei 2022 geoordeeld dat de balans en exploitatierekening over 2021 rekenkundig correct zijn en de financiële positie van de VvE [naam 1] juist is weergeven. Het bezwaar van de kascommissie ziet met name op het feit dat VvE [naam 2] geen administratie voert en dat dat betekent dat zij niet reserveert voor grote uitgaven, waardoor steeds een bijdrage moet worden gevraagd van VvE [naam 2] (lees: [onderneming 2] B.V.). Als VvE [naam 2] of [onderneming 2] B.V. niet voldoet aan haar verplichtingen dan zullen de eigenaren van VvE [naam 1] dit mogelijk moeten compenseren volgens [verzoekster] . Die constatering is op zichzelf juist, maar laat onverlet dat VvE [naam 1] dan wel een vordering heeft op VvE [naam 2] c.q. [onderneming 2] B.V.. Die constatering maakt echter niet dat daarmee de balans en exploitatierekening van VvE [naam 1] ondeugdelijk is. Nadere bestudering van de exploitatierekening van 2021 leert dat daaruit in voldoende mate is op te maken welke uitgaven ten laste van VvE [naam 1] zijn gemaakt en wat de inkomsten zijn geweest. Dat in het exploitatieoverzicht ook is opgenomen wat voor rekening van [onderneming 2] B.V. dient te komen en als inkomsten is opgenomen is, gelet op de verplichtingen van [onderneming 2] B.V. aan de VvE [naam 1] , wel begrijpelijk. Dit vormt dus onderdeel van de administratie van VvE [naam 1] . De latere door [verweerder sub 2] in het geding gebrachte splitsing in VvE [naam 1] en VvE [naam 2] (poductie 1 tot en met 3 bij reactie van 5 april van de zijde van VvE [naam 1] ) laat bovendien zien dat een en ander niet tot andere cijfers of verplichtingen van de leden van De VvE [naam 1] leiden, zoals ook steeds door [verweerder sub 2] is aangevoerd.
4.17.
Bij beschikking van 21 april 2022 is door de kantonrechter nog geoordeeld dat de onderbouwing van [verzoekster] dat het ontbreken van een gescheiden administratie van de VvE’s meer kosten voor haar rekening met zich brengt als matig dient te worden gekwalificeerd. Dat gold ook voor het verweer van [verweerder sub 2] dat er geen nadelige financiële consequenties zouden zijn. De kantonrechter heeft toen geoordeeld dat op grond van de wederzijdse stellingen hij niet in staat was de zaak goed te kunnen beoordelen. Aldus heeft de kantonrechter het nodig geacht een deskundige te benoemen voor nader onderzoek, welk onderzoek niet heeft plaatsgevonden omdat VvE [naam 1] om haar moverende redenen niet bereid was de begrote kosten van de deskundige in depot te storten. In deze zaak heeft [verzoekster] , gelet op hetgeen onder overweging 4.5 is overwogen haar belang bij haar vorderingen tot nietig verklaring dan wel vernietiging van de balans en de exploitatierekening van 2021 dan ook onvoldoende onderbouwd. Dat het wenselijk is dat VvE [naam 2] haar eigen administratie voert en daartoe op grond van de wet is verplicht, kan niet aan VvE [naam 1] worden tegengeworpen. Daarvoor is de medewerking van [onderneming 2] B.V. (naast de VvE [naam 1] ) nodig.
4.18.
De conclusie is dat de verzoeken van [verzoekster] zullen worden afgewezen. Dit geldt dus ook voor het verzoek tot nietig verklaring dan wel vernietiging van het besluit van de vergadering om het exploitatieoverschot over 2021 niet terug te geven aan de eigenaars maar toe te voegen aan de algemene reserve.
Vermeerdering van eis
[verweerder sub 2] heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Ter zitting is [verweerder sub 2] in de gelegenheid gesteld op de vermeerdering van eis te reageren, zodat [verzoekster] kan worden ontvangen in haar verzoek. De brief van 6 april 2023 waarin de vermeerdering van eis is opgenomen, is niet aan alle stemgerechtigden toegezonden, zodat de stemgerechtigden daarop niet hebben kunnen reageren, aldus [verweerder sub 2] . Wat daar ook van zij het verzoek om VvE [naam 1] te veroordelen tot het zowel administratief en feitelijk scheiden van de administratie van VvE [naam 2] en de administratie in overeenstemming te brengen met de eisen van de wet en het reglement onder verbeurte van dwangsommen komt niet voor toewijzing in aanmerking. [verzoekster] heeft niet inzichtelijk gemaakt wat [verzoekster] daarmee precies voorstaat en hoe en op welke wijze daar uitvoering aan zou moeten worden gegeven. In het licht van de overig bovenstaande overwegingen bestaat daartoe bovendien ook verder geen aanleiding.
ten aanzien van de proceskosten
4.12.
[verzoekster] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

de kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.3.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten tot op heden begroot op € 380,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.