ECLI:NL:RBMNE:2023:4253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
10612684 / MV EXPL 23-91 D/1403 van
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst inzake betaling van achterstallig salaris met wettelijke verhoging

In deze zaak heeft eiser, een sportinstructeur, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, [gedaagde] B.V., wegens het niet nakomen van een vaststellingsovereenkomst. Eiser was in dienst bij [gedaagde] sinds 1 juli 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met een salaris van € 2.657,00 bruto per maand. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023, waarbij is afgesproken dat de eindafrekening van € 4.240,56 binnen vier weken na de einddatum zou worden betaald. Eiser heeft echter geconstateerd dat [gedaagde] niet volledig aan deze afspraken heeft voldaan.

Eiser heeft daarom bij dagvaarding gevorderd om het overeengekomen bedrag te betalen, inclusief wettelijke verhoging en rente, en om nieuwe salarisspecificaties te verstrekken. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2023 is gebleken dat [gedaagde] niet is verschenen, waardoor de kantonrechter alleen de vorderingen van eiser heeft kunnen toetsen. Eiser heeft een betalingsbewijs overgelegd waaruit blijkt dat [gedaagde] na de dagvaarding een deel van het bedrag heeft betaald, maar dit was niet voldoende om aan de verplichtingen te voldoen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, aangezien hij de achterstallige loonbestanddelen nodig heeft voor zijn levensonderhoud. De vorderingen van eiser zijn toegewezen, met inachtneming van de reeds ontvangen betaling. [gedaagde] is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10612684 / MV EXPL 23-91 D/1403 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. E. Smit,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2023
  • de mondelinge behandeling van 1 augustus 2023, gehouden te Lelystad.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiser] is op 1 juli 2022 in dienst getreden van [gedaagde] , in de functie van sportinstructeur, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot 31 januari 2024), tegen een salaris van € 2.657,00 (bruto) per maand, inclusief vakantiegeld.
2.2.
Partijen hebben afspraken gemaakt over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023. Deze afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
2.3.
In de vaststellingsovereenkomst is, onder meer, opgenomen dat de eindafrekening – van in totaal € 4.240,56 (bruto) – binnen vier weken na de einddatum van de arbeidsovereenkomst zal worden betaald en dat aan [eiser] over de periode maart tot en met mei 2023 loonstroken zullen worden verstrekt. [gedaagde] heeft niet (volledig) aan alle afspraken voldaan.
2.4.
Bij dagvaarding heeft [eiser] daarom gevorderd: (1) de betaling van het overeengekomen bedrag van € 4.240,56 (bruto), (2) de wettelijke verhoging over dit bedrag op grond van artikel 7:625 BW, gemaximeerd tot 50%, (3) de wettelijke rente over de hiervoor bedoelde bedragen, (4) dat [gedaagde] nieuwe, deugdelijke en juiste salarisspecificaties over de maanden maart, april en mei 2023 zal verstrekken, alsmede om – onder afgifte van bewijs daarvan – aan de belastingdienst de juiste uitbetaalde bedragen op te geven, op straffe van een dwangsom, en (e) een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.5.
Hoewel [gedaagde] goed is opgeroepen, is zij niet verschenen op de mondelinge behandeling. Ook heeft zij geen schriftelijk verweer gevoerd. [gedaagde] heeft dus verstek laten gaan. De kantonrechter moet daarom alleen toetsen of [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft en of de vorderingen van [eiser] onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.6.
Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] een betalingsbewijs overgelegd, waaruit blijkt van een betaling aan [eiser] door [gedaagde] van een bedrag van € 3.790,44 (netto) op 26 juli 2023, derhalve na de betekening van de dagvaarding.
2.7.
De vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat rekening zal worden gehouden met de hiervoor genoemde betaling, die [eiser] inmiddels ontvangen heeft. [eiser] heeft namelijk een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. De gevorderde (achterstallige) loonbestanddelen heeft [eiser] nodig voor zijn levensonderhoud. Daarnaast komt het gevorderde de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor.
2.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, te meer nu [gedaagde] pas een (deel)betaling aan [gedaagde] heeft gedaan nadat de dagvaarding reeds was uitgebracht.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 129,14
- griffierecht: 86,00
- salaris gemachtigde:
529,00Totaal: € 744,14

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.240,56 (bruto) aan (achterstallige) loonbestanddelen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.120,28 (bruto), aan wettelijke verhoging, op grond van artikel 7:625 BW;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen, vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
bepaalt dat een bedrag van € 3.790,44 (netto) in mindering strekt op de hiervoor bedoelde bedragen;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, nieuwe, deugdelijke en juiste salarisspecificaties over de maanden maart, april en mei 2023 aan [eiser] te verstrekken, alsmede om – onder afgifte van bewijs daarvan – aan de belastingdienst de juiste uitbetaalde bedragen op te geven, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel, dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, totdat een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot vandaag begroot op € 744,14;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.