ECLI:NL:RBMNE:2023:4238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/537218 / HA ZA 22-221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie overeenkomst tot levering van bewerkte multiplexplaten als aanneming van werk; opdrachtgever moet uitstaande facturen betalen; beroep op verrekening met geleden schade afgewezen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft PontMeyer Handelsbedrijven B.V. (eiseres) MBB (gedaagde) aangeklaagd voor betaling van openstaande facturen ter waarde van € 44.362,20, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. PontMeyer had op basis van een raamovereenkomst bewerkte multiplexplaten geleverd aan MBB voor de afwerking van villa's. MBB heeft echter geklaagd over de kwaliteit van de geleverde platen, wat leidde tot een geschil over de betaling van de facturen. MBB heeft zich beroepen op opschorting en verrekening van de factuurbedragen met schade die zij zou hebben geleden door gebrekkige platen. De rechtbank heeft vastgesteld dat PontMeyer niet tekortgeschoten is in haar verplichtingen en dat MBB onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gebrekkigheid van de geleverde platen. De rechtbank heeft de vorderingen van PontMeyer toegewezen en MBB veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De reconventionele vorderingen van MBB zijn afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat MBB niet heeft aangetoond dat de geleverde platen gebrekkig waren. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van PontMeyer toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/537218 / HA ZA 22-221
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PONTMEYER HANDELSBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. I.M. Tan-Beulen en mr. D.H. Mathijssen te Veghel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAARSSEN'S BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Maarssen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.C. van Vliet te Utrecht.
Partijen zullen hierna PontMeyer en MBB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 13,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 12,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 14 en 15,
  • de nagekomen productie 16 van PontMeyer,
  • de nagekomen productie 12 van MBB.
1.2.
Op 27 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier. Partijen hebben vragen beantwoord van de rechtbank en hun standpunten nader toegelicht. Mr. Tan-Beulen en mr. Van Vliet hebben spreekaantekeningen overhandigd en voorgedragen. Partijen hebben geen regeling bereikt en om een vonnis gevraagd.
1.3.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling nog een aktewisseling toegestaan. PontMeyer heeft vervolgens op 26 april 2023 een akte genomen en daarbij de aanvullende producties 16 t/m 20 overgelegd. MBB heeft daar op 24 mei 2023 op gereageerd in een antwoordakte.
1.4.
Daarna is bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat het over?

Achtergrond van het geschil

2.1.
PontMeyer, een leverancier van bouwmaterialen, heeft op 15 juli 2019 een (raam)overeenkomst gesloten met aannemer MBB tot het leveren van op maat gemaakte, bewerkte multiplexplaten aan MBB voor de afwerking van 36 door MBB te bouwen villa’s. De multiplexplaten (hierna ook: de platen) zijn gebruikt als boeidelen. In de periode van 24 september 2019 tot en met 21 februari 2020 heeft PontMeyer op afroep materiaal geleverd aan MBB en daarvoor gefactureerd aan MBB.
2.2.
Na de eerste levering van platen op 24 september 2019 heeft MBB op 4 oktober 2019 mondeling geklaagd over de slechte kwaliteit hiervan. Uit een e-mail van een dag later blijkt dat de klachten van MBB toen (in ieder geval) inhielden dat de platen niet goed waren geseald, ruwe oppervlakken bevatten, aan elkaar waren bevestigd met een verkeerde lijm (bruislijm), en niet goed waren voorbewerkt met grondverf. PontMeyer heeft deze eerste levering retour genomen. Op 15 oktober 2019 heeft er weer een bespreking plaatsgevonden na aanhoudende klachten van MBB over de kwaliteit van het geleverde materiaal en over het uitblijven van herstelleveringen.
2.3.
Op een gegeven moment zijn er bij MBB ook klachten gerezen over het aftekenen van de schroefgaten in de platen. Hiermee wordt bedoeld dat op de platen plekken zichtbaar zijn waar (eerst) een schroef is aangebracht en (vervolgens) vulmiddel is gebruikt om het schroefgat weg te werken.
2.4.
Naar aanleiding van de door MBB geconstateerde aftekening van schroefgaten, heeft Repair Care International B.V. (hierna: Repair Care), de fabrikant van het voor de schroefgaten gebruikte vulmiddel, in opdracht van MBB medio december 2019 steekproefsgewijs een aantal door MBB verwerkte platen onderzocht. Zij heeft daarvan op 19 december 2019 rapport uitgebracht.
2.5.
Op 26 januari 2020 heeft PontMeyer het bouwproject bezocht en het door MBB verwerkte materiaal geïnspecteerd. Dat heeft zij gedaan samen met de heer [A] van Plextra, de leverancier van de platen aan PontMeyer.
2.6.
In een e-mail van 28 januari 2020 heeft (de directeur van) MBB opnieuw geklaagd over de kwaliteit van de geleverde platen en geschreven:

Ik verwacht uiterlijk morgen van PontMeyer een schriftelijke bevestiging dat volledige aansprakelijkheid erkend wordt voor de ontstane problemen en dat er in overleg met MBB een ander basismateriaal gekozen gaat worden om de eerder uitgevoerde woningen te gaan herstellen.”
2.7.
Op 30 januari 2020 heeft PontMeyer in reactie daarop haar aansprakelijkheid afgewezen, omdat de ontstane problemen volgens haar niet te wijten zijn aan het geleverde materiaal.
2.8.
In opdracht van PontMeyer heeft Stichting Keuringsdienst Hout (SKH) vervolgens op 4 februari 2020 in het bijzijn van beide partijen een inspectie uitgevoerd en onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de aftekening van de schroefgaten op de geleverde platen. Kort voor 18 februari 2020 heeft SKH een (ongedateerd) conceptrapport verstrekt aan beide partijen (hierna ook: het SKH conceptrapport). Een finale versie van het rapport is er niet gekomen. Naast (a) de aftekening van schroefgaten, gaat SKH in dit rapport ook in op (b) diverse (andere) zichtbare gebreken en (c) de verlijming van de door haar onderzochte platen. Dit conceptrapport speelt een belangrijke rol in de discussie van partijen over de kwaliteit van de platen. Verderop in dit vonnis zal de rechtbank daarom uitgebreider stilstaan bij de inhoud hiervan. Voor nu volstaat de constatering dat volgens MBB uit het SKH conceptrapport blijkt dat de geleverde platen gebrekkig zijn, terwijl dat volgens PontMeyer (juist) niet het geval is.
2.9.
In een e-mail van 18 februari 2020 heeft MBB PontMeyer geschreven dat uit het conceptrapport van SKH duidelijk blijkt dat PontMeyer ernstig tekort is geschoten en dat zij PontMeyer daarom aansprakelijk stelt voor alle schade die zij daardoor lijdt en PontMeyer verzocht uiterlijk 20 februari 2020 schriftelijk haar aansprakelijkheid te erkennen. In een e-mail van 20 februari 2020 heeft PontMeyer geschreven dat zij na 1 maart 2020 zo spoedig zal reageren.
2.10.
In een e-mail van 28 februari 2020 heeft MBB PontMeyer geschreven dat zij al geruime tijd schade lijdt door de slechte kwaliteit van het geleverde materiaal en geen vertrouwen meer heeft in verbetering en daarom alle aangebrachte platen zal demonteren en vervangen door materiaal van een andere leverancier. Verder heeft MBB geschreven dat zij de geleden schade zal verrekenen met de uitstaande facturen en dat zij ervan uitgaat dat de geleden schade het bedrag aan openstaande facturen overtreft.
2.11.
In een e-mail van 5 maart 2020 heeft PontMeyer vanwege de bevindingen van SKH haar aansprakelijkheid afgewezen en MBB gesommeerd tot betaling van openstaande facturen. MBB heeft ook na latere sommaties niets betaald aan PontMeyer.
2.12.
Op 11 maart 2020 heeft MBB een (raam)overeenkomst gesloten met een derde voor de levering van op maat gemaakte, bewerkte platen. Alle door PontMeyer geleverde materialen zijn gedemonteerd en vervangen door de materialen van deze derde. De door PontMeyer geleverde platen zijn na enige tijd afgevoerd en (dus) niet meer beschikbaar.
De standpunten en vorderingen van partijen
2.13.
PontMeyer vindt dat de geleverde en geaccepteerde platen kwalitatief voldeden en vordert in conventie veroordeling van MBB om de openstaande facturen van in totaal € 44.362,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, en € 1.218,62 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
2.14.
MBB vindt dat de platen kwalitatief onder de maat en (dus) gebrekkig waren. Gelet hierop, heeft MBB zich op (eerst) opschorting en (daarna) verrekening beroepen. Nu de schade van MBB als gevolg van de gebrekkige platen volgens MBB hoger is dan de uitstaande facturen, meent MBB dat zij niets meer hoeft te betalen en dat de vorderingen in conventie van PontMeyer daarom moeten worden afgewezen. Zij vordert in reconventie een verklaring voor recht dat PontMeyer tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van 15 juli 2019. Daarnaast vordert MBB dat PontMeyer wordt veroordeeld om € 96.839,00 te betalen aan schadevergoeding, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, de proceskosten, en de wettelijke handelsrente.
2.15.
PontMeyer voert verweer in reconventie. Naast het inhoudelijke standpunt dat de platen wel degelijk kwalitatief voldeden, meent PontMeyer dat de vorderingen van MBB zijn verjaard en dat MBB haar klachtplicht heeft geschonden door hierover te laat aan de bel te trekken.
2.16.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank hierna, voor zover van belang, ingaan.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank wijst de vorderingen van PontMeyer toe. Dat betekent dat MBB de uitstaande facturen vermeerderd met handelsrente moet betalen. De vorderingen van MBB in reconventie worden afgewezen. In het licht van de gemotiveerde betwisting van PontMeyer, heeft MBB onvoldoende aangetoond dat de geleverde en geaccepteerde platen gebrekkig zijn. Dat mocht wel van MBB worden verwacht, nu op haar de bewijslast rust. Voor de wel geleverde maar afgekeurde platen geldt dat niet is gebleken dat MBB hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
in conventie
Uitstaande factuurbedragen
3.2.
De rechtbank stelt vast dat PontMeyer in de periode van 24 september 2019 tot en met 21 februari 2020 op afroep platen heeft geleverd en daarvoor facturen heeft verzonden aan MBB. PontMeyer heeft de eerste levering retour genomen na klachten van MBB en daarvoor een herstellevering gedaan. PontMeyer heeft de leveringen in december 2019 ook retour genomen na klachten van MBB en daarvoor creditnota’s gestuurd. De juistheid van de facturen waarvan nu betaling wordt gevorderd wordt door MBB niet betwist. Dit betekent dat MBB de gefactureerde vergoeding van in totaal € 44.362,20 in beginsel aan PontMeyer moet betalen.
3.3.
MBB heeft echter een beroep gedaan op opschorting en op verrekening van het factuurbedrag met schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van tekortkomingen van PontMeyer in de uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank legt hierna bij de vorderingen in reconventie uit waarom zij van oordeel is dat van een tekortkoming van PontMeyer en/of van schade van MBB geen sprake is. Dat betekent dat het beroep op opschorting en verrekening in conventie niet opgaat. De conclusie is dat de vordering in conventie tot betaling van het uitstaande factuurbedrag wordt toegewezen.
Wettelijke handelsrente
3.4.
PontMeyer heeft verder aanspraak gemaakt op vergoeding van de wettelijke handelsrente vanaf 45 dagen na de factuurdata tot aan de dag van voldoening.
3.5.
Op grond van artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is wettelijke handelsrente verschuldigd indien sprake is van een overeenkomst tot het leveren van goederen of diensten tegen betaling, gesloten tussen één of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen. Aan die vereisten is in dit geval voldaan. MBB is de wettelijke handelsrente dan ook verschuldigd.
3.6.
MBB heeft de op de facturen vermelde betalingstermijn van 45 dagen niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. De wettelijke handelsrente is ingevolge artikel 6:119a lid 1 BW verschuldigd vanaf de dag volgend op die waarop de uiterste betaaltermijn is verstreken. Dat wil zeggen dat de wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf 46 dagen na de respectievelijke factuurdata. De vordering van PontMeyer zal in zoverre worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.7.
PontMeyer maakt daarnaast ook aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is op deze vordering. PontMeyer heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Zo heeft zij (ten minste) een sommatiebrief overgelegd, waarin MBB wordt aangemaand om tot betaling over te gaan. Het gevorderde bedrag van € 1.218,62 is voorts in lijn met het in het Besluit bepaalde tarief. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
3.8.
MBB krijgt in conventie ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PontMeyer worden begroot op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht € 2.837
- salaris advocaat
€ 2.366(2 punten × tarief € 1183)
Totaal € 5.311,41
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
3.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen samen met de nakosten in reconventie, zoals hieronder in de beslissing opgenomen.
in reconventie
Kwalificatie overeenkomst
3.10.
Partijen doen bij de discussie over de kwaliteit van de platen een beroep op artikelen die van toepassing zijn op een koopovereenkomst en op artikelen die van toepassing zijn op aanneming van werk. De rechtbank kwalificeert de tussen partijen gesloten overeenkomst als een overeenkomst van aanneming van werk in de zin van artikel 7:750 lid 1 BW. Voor de kwalificatie van de overeenkomst is de aard van de prestatie doorslaggevend. De prestatie die PontMeyer op grond van de overeenkomst moest leveren, was het in opdracht bewerken en leveren van diverse afmetingen platen conform door MBB verstrekte specificaties. Dat hield in dat PontMeyer multiplexplaten af fabriek op maat moest zagen, moest voorbewerken en (bij de samengestelde delen) moest verlijmen en met rvs schroeven aan elkaar verbinden. MBB had grote invloed op de door PontMeyer te verrichten werkzaamheden en de nadruk lag op de bewerking van het materiaal en daarmee op het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard. Deze prestatie sluit aan bij de omschrijving van aanneming van werk. Dat is namelijk de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer (in dit geval PontMeyer), zich jegens de andere partij, de opdrachtgever (in dit geval MBB), verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard (in dit geval platen/boeidelen) tot stand te brengen en op te leveren tegen een door de opdrachtgever te bepalen prijs.
Gestelde gebreken
3.11.
Na een nadere onderbouwing van haar stellingen op zitting, begrijpt de rechtbank dat MBB betoogt dat de geleverde en niet retour genomen platen op drie onderdelen niet voldeden: (a) de platen waren behept met diverse zichtbare gebreken, waaronder ruwe kopse kanten en ruwe oppervlakken, (b) aftekening van opgevulde schroefgaten na montage van de platen (en dus niet zichtbaar bij levering), en (c) gebrekkige verlijming van de samengestelde platen. Ter onderbouwing van alle drie deze gebreken heeft MBB verwezen naar het SKH conceptrapport. De rechtbank zal hierna afzonderlijk ingaan op de verschillende gestelde gebreken.
(a)
Diverse zichtbare gebreken (o.a. te ruw oppervlak)
3.12.
MBB heeft erop gewezen dat uit het SKH conceptrapport blijkt dat verschillende van de onderzochte platen een (zeer) ruw oppervlak hadden of niet gesealde randen. PontMeyer heeft daartegen aangevoerd dat vijf van de zes door SKH gebruikte monsters afkomstig waren uit een reeds afgekeurde en retour genomen partij platen. Dit betroffen dus niet platen die geleverd en bevestigd waren. Dit blijkt inderdaad uit het SKH conceptrapport en is door MBB ook niet betwist. Dan resteert één monster. Dit monster is afkomstig van een plaat die zich ten tijde van de inspectie op 4 februari 2020 in een van de woningen bevond. Volgens PontMeyer ging dit ook om een afgekeurde plaat. De rechter heeft partijen hierover op zitting bevraagd. Vanuit PontMeyer is toen gezegd dat er verder op locatie geen andere losse platen waren, omdat de overige (niet retour genomen) platen begin februari allemaal waren gemonteerd. De heer [B] heeft vervolgens namens MBB gezegd dat hij denkt dat de losse plaat in de woning die SKH heeft meegenomen anders ook was teruggestuurd. Dat bevestigt de stelling van PontMeyer dat het hier ook om een (in feite) afgekeurde plaat ging.
3.13.
Dit betekent dat SKH alleen heeft gekeken naar afgekeurde platen. Het SKH conceptrapport kan daarom niet dienen als onderbouwing voor de stelling dat de wel geaccepteerde en gemonteerde platen niet goed waren geseald, onvoldoende waren voorbewerkt, en/of te ruwe oppervlakken hadden. Nu PontMeyer dit gemotiveerd heeft betwist, is in deze procedure niet komen vast te staan dat de gemonteerde platen deze (of andere visueel zichtbare) gebreken bevatten.
3.14.
Maar zelfs als zou komen vast te staan dat de gemonteerde platen wel de hiervoor genoemde gebreken bevatten, dan kan dit MBB niet baten. Op grond van artikel 7:758 lid 3 BW is de aannemer (in dit geval PontMeyer) ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever (in dit geval MBB) op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Bij het antwoord op de vraag of een gebrek ten tijde van de oplevering redelijkerwijze door de opdrachtgever had moeten worden ontdekt, speelt volgends de wetgever mee welke deskundigheid bij de opdrachtgever aanwezig was. [1]
3.15.
Niet in geschil is dat PontMeyer afzonderlijke partijen platen leverden op bestelling. Dat betekent dat steeds als een partij platen door PontMeyer aan MBB werd geleverd en ter beschikking gesteld, op dat moment oplevering plaatsvond van die partij platen. MBB is een professioneel aannemingsbedrijf dat hoogwaardige bouwprojecten uitvoert. MBB had ook een uitvoerder met ervaring in de bouw die de leveringen van de platen steekproefsgewijs controleerde, zo is op zitting gebleken. MBB is kortom een opdrachtgever met een relatief hoge mate van deskundigheid, waarvan mag worden verwacht dat zij in ieder geval visuele gebreken bij of kort na levering ontdekt en hiervan melding maakt. Dat is eerder ook zo gebeurd. Bij de gemonteerde platen is dat niet gebeurd. Het gevolg hiervan is dat MBB na montage niet meer kan klagen over eventuele visuele gebreken van deze platen, waaronder een te ruw oppervlak.
(b)
Aftekening schroefgaten
3.16.
MBB heeft verder gesteld dat op de platen ook na het aflakken een aftekening van de (opgevulde) schroefgaten zichtbaar bleef. Volgens MBB is dit een gebrek dat niet zichtbaar was bij levering. De rechtbank is het ermee eens dat dit geen ten tijde van de levering visueel aanwezig gebrek betreft, voor zover het gaat om de aftekening van schroefgaten die zich voordeed na bevestiging en aflakken van de platen. Dit gestelde gebrek valt dus niet onder de reikwijdte van artikel 7:758 lid 3 BW.
3.17.
Daarmee is nog niet gezegd dat dit gestelde gebrek zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, althans dat sprake is van een gebrek aan de platen dat aan PontMeyer valt toe te rekenen. Dat moet worden beoordeeld aan de hand van de onderbouwing van MBB en de betwisting daarvan door PontMeyer. De onderbouwing van MBB bestaat uit het SKH conceptrapport. PontMeyer heeft gemotiveerd betwist dat hieruit volgt dat de aftekening van de schroefgaten een gebrek is dat haar valt te verwijten.
3.18.
De rechtbank vindt dat uit het SKH conceptrapport niet valt af te leiden dat de aftekening van de schroefgaten is terug te voeren op een gebrek aan de geleverde platen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.19.
Hieronder heeft de rechtbank enkele passages uit het conceptrapport opgenomen, waaronder de volledige conclusie:

De onderzoeksvraag is wat de oorzaak is van de aftekening van de schroefgaten op de boeidelen.
(…)
1.2
Beschrijving project en voorgeschiedenis
(…)
Op de bouw worden de multiplex delen voorgeboord en aan de gevel bevestigd met schroeven. Binnen 36 uur worden de schroefgaten gevuld met een reparatiemiddel van Repair Care. (…) Gootbakken, windveren en boeidelen worden op de bouw nogmaals gegrond en afgelakt.
Na aanbrengen van de aflak blijken de schroefgaten na korte tijd af te tekenen. Dit is voor MBB niet acceptabel.
(…)
4 Discussie
De gevulde schroefgaten tekenen af door opbolling en intrekking van het reparatiemiddel. De oorzaak kan liggen bij onjuiste werkwijze bij het aanbrengen en vlakken van het vulmiddel. Dit is dan direct na aflakken van de delen zichtbaar. Een andere oorzaak ligt in schommelingen in het vochtgehalte van de plaat. Neemt het hout vocht op dan zet het hout uit en zal het reparatiemiddel worden samengedrukt en naar buiten bollen. Droogt het hout dan krimpt het en rekt het reparatiemiddel uit, wat tot een invallend schroefgat leidt. Dit uitzetten en krimpen van het hout val een blijvend fenomeen zijn in nattere en drogere perioden (…).
De structuur van de ondergrond blijft voor een groot deel zichtbaar door de grondverf en aflak heen. Wanneer het oppervlak niet egaal van structuur is zullen oneffenheden, zeker bij gebruik van een aflak met hogere glansgraad, zich blijvend aftekenen.
(…)
5 Conclusie
In opdracht van Pontmeyer is een inspectie uitgevoerd naar de aftekening van schroefgaten in
boeidelen en gootbakken van het nieuwbouw project [locatie] in [plaats] . Over de oorzaak van
het aftekenen van de schroefgaten bestaat verschil van inzicht tussen Pontmeyer, die de multiplex
delen kant-en-klaar levert en MBB, de aannemer, die de delen plaatst. Het gaat daarbij om de kwaliteit van de plaat t.o.v. de mate van ventilatie die mogelijk is achter het houtwerk.
Bij het voorbereiden van de bouw is veel aandacht besteed aan de detaillering van de
ventilatiemogelijkheden. Bij alle aansluitingen zijn speciale, op bestelling gemaakte, ventilatielatten
gebruikt. Hoewel er doorlopende sleuven zijn, en de grootte van de openingen per m2 voldoen aan de
aanbevolen 200 mm2/m2,m oet de luchtstroom wel een haakse bocht maken wat snelle doorstroom
bemoeilijkt. Ook zijn de openingen op een aantal plaatsen beperkt toegankelijk bijvoorbeeld door de
aanwezigheid van de zinken dakgoot. Of de ventilatie op de lange duur voldoende blijkt te zijn is nu
nog niet met zekerheid te zeggen. Gezien de korte termijn waarop het probleem zich op de bouw
voordeed is het al of niet geventileerd zijn van de spouw niet van invloed geweest op het ontstaan van
het probleem. Veranderingen in houtvochtgehalte van rondom afgewerkte delen als gevolg van
relatieve luchtvochtigheid verlopen veel trager en kunnen het ontstaan van het probleem in dit
onderzoek niet verklaren.
Mogelijk is als gevolg van opwarming aan zonzijde een versnelde daling van het houtvochtgehalte aan het plaatoppervlak te verklaren leidend tot een holle aftekening van schroefgaten. Mogelijk biedt
vochtbelasting als gevolg van condensatie op het plaatoppervlak (langduriger het geval op noord-oost zijde) een verklaring voor een versnelde toename van het houtvochtgehalte aan het plaatoppervlak leidend tot een bolle aftekening van schroefgaten. Beide voorvallen worden beschouwd als een normaal voorkomend verschijnsel.
Tijdens de inspectie zijn een aantal afgewerkte (grondverf) delen meegenomen voor
laboratoriumonderzoek. Op deze delen waren ook aftekeningen van schroefgaten en de aanzet van
reparatiemiddel zichtbaar terwijl het vochtgehalte van de plaat niet exceptioneel hoog was. Deze
delen waren ook nog niet aan de gevel geplaatst geweest. Vlak aanbrengen van het reparatiemiddel
en voorkomen dat er uitgesproken overgangen zijn, zoals het vermijden van smetvlekken en grondig
vlakschuren van de reparatieplek zullen de aftekening beperken. Echter, hoe hoger de glansgraad van de aflak, hoe moeilijker aftekening te voorkomen zal zijn, zeker onder omstandigheden van spiegeling van directe lichtinval. Direct na aflakken zichtbare reparatieplekken zijn het gevolg van werkwijze van zetten van de betreffende reparatie.
De kwaliteit van de afweking van de in het laboratorium onderzochte delen, varieert sterk. Gladde
kopse kanten zijn aangetroffen en omkanten met veel uitgetrokken vezels. De kopse kanten en
afrondingen waren bij een aantal delen goed afgedicht, bij andere heel schraal. De opgedikte delen
waren niet of niet voldoende verlijmd. Hierdoor kunnen capillairen ontstaan die voor verhoogd
vochtgehalte kunnen zorgen.
Het oppervlak van de delen was echter in veel gevallen erg onregelmatig. De oppervlakte structuur zal voor een deel zichtbaar blijven ondanks een extra grondlaag en een aflak. Op een ruw oppervlak zal ook een reparatiemiddel, dat glad wordt afgesmeerd, duidelijk zichtbaar blijven en voor aftekeningzorgen. De kwaliteit van de afwerklagen zal goed moeten zijn om aftekening te voorkomen of te beperken.
Samenvattend moet de oorzaak van het direct na aflakken zichtbaar zijn van gerepareerde
schroefgaten worden gezocht in het onjuist plaatsen van de betreffende reparaties in combinatie met
het sterk wisselde afwerkniveau van de gegrond aangeleverde panelen. Hierin kwam een grote mate
van spreiding in gladheid van de afwerking voor.
3.20.
De rechtbank maakt hieruit (onder meer) het volgende op:
  • i) SKH maakt onderscheid tussen (a) aftekening die direct zichtbaar is na het aflakken, en (b) aftekening die niet direct zichtbaar is, maar zich op een later moment voordoet;
  • ii) aftekening die zich niet direct voordoet is volgens SKH mogelijk als gevolg van schommelingen in het vochtgehalte van de plaat. Meer in het bijzonder acht SKH het mogelijk dat zich in dit geval een versnelde daling en versnelde toename van het houtvochtgehalte voordoet, wat tot gevolg heeft dat de schroefgaten respectievelijk hol en bol aftekenen;
  • iii) direct na aflakken zichtbare reparatieplekken zijn volgens SKH in beginsel het gevolg van de werkwijze van zetten van de betreffende reparatie (dus, zo begrijpt de rechtbank, de wijze van gebruik van het vulmiddel);
  • iv) ook een juist aangebracht reparatiemiddel zal volgens SKH echter zichtbaar blijven wanneer het oppervlak van de plaat erg onregelmatig/ruw is;
  • v) SKH bij de meegenomen platen heeft geconstateerd dat het oppervlak in veel gevallen erg onregelmatig was;
  • vi) de oorzaak van het direct na aflakken zichtbaar zijn van gerepareerde schroefgaten volgens SKH daarom moet worden gezocht in het onjuist plaatsen van de reparaties in combinatie met de wisselende oppervlaktestructuur van de platen.
3.21.
Het voorgaande komt erop neer dat SKH drie oorzaken mogelijk acht voor de aftekening van de schroefgaten: (a) een (versnelde) schommeling in het vochtgehalte van de platen, (b) onjuist aanbrengen van het reparatiemiddel, en (c) een ruw oppervlak van de platen. Onduidelijk blijft welke oorzaak SKH het meest aannemelijk acht en waarom. Alleen daarom al kan op basis van het conceptrapport niet worden geconcludeerd dat PontMeyer is tekortgeschoten in haar verplichtingen tegenover MBB. Op basis van het conceptrapport kan de rechtbank immers niet anders concluderen dan dat de geconstateerde aftekening net zo goed kan zijn veroorzaakt door vochtschommelingen, een volgens SKH “
normaal voorkomend verschijnsel”, dan wel door het onjuist aanbrengen van het reparatiemiddel, dat werd gedaan door een door MBB ingeschakeld schildersbedrijf.
3.22.
Daar komt bij dat SKH haar conclusie over het ruwe oppervlak van de platen enkel baseert op laboratoriumonderzoek verricht naar afgekeurde platen. Zoals hiervoor al toegelicht, zegt dit onvoldoende over de eigenschappen van de wel geaccepteerde en gemonteerde platen. De rechtbank gaat ervan uit dat een visueel zo duidelijk gebrek door een professionele onderneming als MBB in de regel zal zijn opgemerkt bij of voorafgaand aan het monteren, zodat die platen niet gebruikt zijn. Oorzaak (c) – een te ruw oppervlak – vindt de rechtbank op basis van het (beperkte) onderzoek van SKH dan ook niet aannemelijk.
3.23.
Voor zover MBB nog heeft willen betogen dat oorzaak (a) – schommelingen in het vochtgehalte – aan PontMeyer is toe te rekenen vanwege een ondeugdelijke verlijming van de platen waardoor een verhoogd vochtgehalte is ontstaan, merkt de rechtbank volledigheidshalve nog het volgende op. Ook wanneer de rechtbank veronderstellenderwijs ervan uitgaat dat de aftekening is veroorzaakt door schommelingen in het vochtgehalte, dan faalt dit betoog. In de eerste plaats omdat niet vaststaat dat de verwerkte platen ondeugdelijk verlijmd zijn, zoals hierna in randnummer 3.29 e.v. zal worden toegelicht. In de tweede plaats omdat de rechtbank het niet aannemelijk vindt dat de (versnelde) schommelingen in het vochtgehalte in dat geval zijn toe te schrijven aan een ondeugdelijke verlijming. Dit gelet op de korte termijn waarbinnen de aftekening zich heeft voorgedaan in samenhang met de door PontMeyer toegelichte plaatsing van de samengestelde plaatdelen in het werk, waaruit blijkt dat de beweerdelijk ondeugdelijk verlijmde verbindingen (grotendeels) zijn afgeschermd van directe regenval.
3.24.
PontMeyer heeft er nog op gewezen dat de platen onjuist – want op een te vochtige plek – door MBB zijn opgeslagen en dat dit kan verklaren dat de schroefgaten (versneld) zijn gaan opbollen dan wel indeuken/invallen als gevolg van vochtschommelingen. De heer [C] van PontMeyer heeft op zitting verklaard dat hij in november/december 2019 is langsgeweest op locatie en toen heeft gezien dat de platen in een semi-open ruimte waren opgeslagen tijdens een natte periode, waardoor de platen vrij nat oogden. MBB heeft dit weliswaar weersproken, maar de rechtbank ziet in het dossier meerdere aanwijzingen voor de juistheid van deze verklaring. Hiervoor is al opgemerkt dat Repair Care op verzoek van MBB medio december 2019 (dus 1,5 maand vóór SKH) een inspectie heeft uitgevoerd aan de gemonteerde platen. Uit het rapport van Repair Care blijkt dat MBB Repair Care heeft ingeschakeld vanwege “
enkele opbollende reparaties aan de gevel aan de voorzijde van het betreffende complex”. Repair Care heeft in haar rapport onder meer het volgende opgeschreven:

• In het watervast multiplex zijn hoge vochtwaardes geconstateerd. Dit lijkt ontstaan te zijn door langdurende blootstelling aan regenwater en het ontbreken van een zinken dakgoot.
• Door het hygroscopisch karakter van hout kan watervast multiplex door vochtopname opzwellen. Na afgifte (droging) van het vocht (daling van het houtvochtgehalte) zal watervast multiplex krimpen. Dit proces treedt continu op, waardoor voortdurend vormveranderingen plaatsvinden in het watervast multiplex. Het toegepaste reparatiemateriaal is dermate elastisch dat het de spanningen in het watervast multiplex opvangt, waardoor het tevens van vorm veranderd (door uittrekken verdunnen, door samendrukken opbollen).”
3.25.
Repair Care heeft kortom toen al geconstateerd dat sprake is van hoge vochtwaardes en dat die vermoedelijk zijn ontstaan door langer durende blootstelling aan regenwater (of anderszins aan vocht). Omdat de platen op dat moment pas kort daarvoor waren gemonteerd, ondersteunt dit de verklaring van [C] dat de platen destijds nat lagen opgeslagen. De rechtbank heeft verder geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van Repair Care, nu zij door MBB zelf zijn ingeschakeld (het gaat hier dus niet om een aan PontMeyer gelieerde partij).
3.26.
PontMeyer heeft verder gewezen op een e-mail van de heer [D] van Ecowood Painting B.V. (hierna: Ecowood) van 7 oktober 2019. Ecowood deed in opdracht van PontMeyer de bewerking (althans, een deel daarvan) van de platen. De initieel afgekeurde platen zijn bij Ecowood retour gekomen voor herstel, onder meer vanwege klachten over onvoldoende hechting van de grondverf. In de e-mail van 7 oktober 2019 merkt [D] op: “
Hechting, indien ze de stroken op het werk net zo laten worden als de stroken die ik retour gehad heb zal de hechting inderdaad afnemen men dient de stroken wel volgens voorschrift op te slaan”. De inhoud van deze e-mail vormt daarmee een verdere ondersteuning van de verklaring van [C] .
3.27.
Het onderzoek van SKH sluit ten slotte niet uit dat de platen (te) nat zijn geworden tijdens de opslag. Integendeel, uit het conceptrapport blijkt dat de vochtwaarden van de meegenomen platen ten tijde van het onderzoek ergens in februari 2020 “
wat hoger dan verwacht [zijn] van delen die nog niet aan de gevel hebben gehangen”, wat volgens SKH kan komen door de “
opslag condities voorafgaand aan coatingapplicatie”.
3.28.
De conclusie is dat MBB onvoldoende heeft onderbouwd dat de aftekening van schroefgaten is veroorzaakt door een aan PontMeyer toe te rekenen gebrek aan de geleverde en gemonteerde platen.
(c)
Verlijming platen
3.29.
MBB heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de platen (ook) gebrekkig waren omdat de verlijming ondeugdelijk was. Ook dit blijkt volgens MBB uit het SKH conceptrapport. MBB verwijst hiervoor naar de volgende passage uit het conceptrapport:

De delen B3 en B4, de grijze delen met de houten lat/balk, hebben ruwe kopse zijden met
uitgetrokken vezels waardoor de randafwerking niet gesloten was. Ook viel op dat de balk niet of
nauwelijks verlijmd is (foto's B3-9 en B4-5). Doordat de verbinding niet volvlaks verlijmd is kunnen er capillairen ontstaan waardoor vocht tussen de plaat en de balklat kan dringen. Dit zal op en duur
leiden tot aantasting. Uit informatie van MBB blijkt dat de houten balklat in eerste instantie met een
bruislijm zou worden vastgezet. Dit heeft MBB afgekeurd omdat deze lijm te bros wordt waardoor de
lijmnaad kapot zou kunnen gaan wanneer er spanningen optreden tussen hout en plaat. Bij de
gekozen oplossing, geen verlijming of beperkte verlijming, is de capillair bij voorbaat al aanwezig. Een volvlaks verlijming is noodzakelijk.
3.30.
PontMeyer heeft hierover onder meer aangevoerd dat de onderzochte plaatdelen ‘B3 en B4’ onderdeel uitmaken van de afgekeurde levering van 12 december 2019 en dat die levering zag op een eenmalige en afwijkende bestelling, uitgevoerd door een andere leverancier van PontMeyer dan gebruikelijk (Aannemersbedrijf [bedrijf] B.V. in plaats van Ecowood). PontMeyer heeft dit onderbouwd aan de hand van correspondentie tussen MBB en PontMeyer van begin december 2019, een factuur van Aannemersbedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) van 23 december 2019, en de factuur van PontMeyer aan MBB van diezelfde datum. Zo staat in die laatste factuur (aan MBB): “
In overleg uitbesteed bij een timmerfabriek i.v.m. speciale maatvoering en montage prefab”.
3.31.
MBB heeft daar te weinig tegenover gesteld. Zij heeft weliswaar weersproken dat de plaatdelen B3 en B4 behoren tot de levering van 12 december 2019, maar dit onvoldoende gemotiveerd. MBB heeft er in dit verband enkel op gewezen dat in de e-mail van MBB van 2 december 2019 aan PontMeyer – waarin een bestelling wordt geplaatst – een maatvoering wordt genoemd die niet overeenkomt met de maatvoering van de platen in de factuur van 23 december 2019. Dat is echter niet doorslaggevend. MBB heeft niet weersproken dat de factuur van 23 december 2019 ziet op de levering van 12 december 2019 en dat die levering is afgekeurd. In de factuur van 23 december 2019 van PontMeyer aan MBB staat dezelfde maatvoering als in de factuur van [bedrijf] aan Pontmeyer. Ook andere eigenschappen van de order (zoals de meranti sierlat van 45x45mm) komen overeen. Hieruit blijkt voldoende dat de (afwijkende) platen van [bedrijf] door PontMeyer aan MBB zijn geleverd op 12 december 2019.
3.32.
PontMeyer heeft hiermee naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd en onderbouwd betwist dat de bevindingen van SKH over de plaatdelen ‘B3 en B4’ representatief zijn voor de overige platen. Nu de onderzochte plaatdelen ‘B3 en B4’ afgekeurde en retour genomen platen betreffen, kan ook ten aanzien van deze specifieke platen niet gezegd worden dat MBB schade heeft geleden als gevolg van een tekortkoming van PontMeyer.
3.33.
Het voorgaande betekent dat MBB onvoldoende heeft onderbouwd dat de (wel) gemonteerde platen ondeugdelijk verlijmd zijn, ook als ervan wordt uitgegaan dat volvlakse verlijming noodzakelijk was. De rechtbank laat gelet hierop in het midden of volvlakse verlijming achterwege kon blijven gelet op de locatie van de samengestelde platen in het geheel (meer aan de achterzijde dan de buitenzijde), zoals PontMeyer ook nog heeft betoogd en door MBB is weersproken.
Conclusie
3.34.
De conclusie is dat de geleverde en gemonteerde platen niet gebrekkig waren. PontMeyer is voor wat betreft de levering van die platen dus niet tekortgeschoten tegenover MBB in de nakoming van haar verbintenissen. Voor wat betreft de geleverde maar afgekeurde platen is dit mogelijk wel het geval, maar die zijn door PontMeyer kosteloos retour genomen zodat MBB hierdoor geen schade heeft geleden (dat heeft zij ook niet gesteld). De slotsom is dat de vorderingen van MBB tot schadevergoeding worden afgewezen.
Klachtplicht en verjaring
3.35.
Nu de vorderingen van MBB op grond van een inhoudelijke beoordeling worden afgewezen, kan in het midden blijven of die vorderingen zijn verjaard of vervallen wegens schending van de klachtplicht.
Proceskosten
3.36.
MBB krijgt in reconventie ongelijk en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Nu het geschil in reconventie nauw samenhangt met dat in conventie, zal bij de begroting van het salaris van de advocaat voor de conclusie van antwoord in reconventie en voor de zitting elk een 0,5 punt worden toegekend. Voor de aanvullende akte wordt ook een 0,5 punt toegekend, waardoor de begroting uitkomt op (1,5 punt x tarief € 1.183 =) € 1.774,50. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
3.37.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal gedeeltelijk worden toegewezen, zoals weergegeven in de beslissing hieronder (voor de conventie en reconventie wordt één gezamenlijk bedrag aan nakosten toegekend).

4.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
4.1.
veroordeelt MBB om aan PontMeyer te betalen een bedrag van in totaal € 44.362,20, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de afzonderlijke factuurbedragen steeds vanaf 46 dagen na de desbetreffende factuur tot aan de dag van volledige betaling van die factuur;
4.2.
veroordeelt MBB om aan PontMeyer een bedrag van € 1.218,62 te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.3.
veroordeelt MBB tot betaling van de proceskosten aan de zijde van PontMeyer, tot op de datum van dit vonnis begroot op € 5.311,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.4.
wijst af het anders of meer gevorderde;
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van MBB af;
4.6.
veroordeelt MBB tot betaling van de proceskosten aan de zijde van PontMeyer, tot op de datum van dit vonnis begroot op € 1.774,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
in conventie en reconventie
4.7.
veroordeelt MBB in de na dit vonnis ontstane kosten van PontMeyer, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als MBB niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.

Voetnoten

1.Zie de Memorie van toelichting, Kamerstukken II 1992/93, 23095, 3, p. 28.