In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2023, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van aanranding. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 20 juli 2019 in Houten, waarbij de verdachte beschuldigd werd van het dwingen van twee benadeelden tot ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging. Tijdens de zittingen op 4 januari en 26 juli 2023 zijn de verklaringen van de benadeelden en de verdediging uitvoerig besproken. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de benadeelden en het ontbreken van steunbewijs.
De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelden als betrouwbaar beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste elementen van geweld of andere feitelijkheden die de aanranding zouden ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de benadeelden niet voldoende bewijs boden dat de verdachte voorbijging aan hun ondubbelzinnige uitingen dat zij de seksuele handelingen niet wilden ondergaan. Bovendien werd opgemerkt dat de verdachte pas na de handelingen had gezegd dat de benadeelden het niet mochten vertellen, wat niet als bewijs voor bedreiging kon dienen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partijen werden op nihil begroot. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.