ECLI:NL:RBMNE:2023:4211

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
16-031404-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding wegens gebrek aan bewijs van geweld of andere feitelijkheden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2023, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van aanranding. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 20 juli 2019 in Houten, waarbij de verdachte beschuldigd werd van het dwingen van twee benadeelden tot ontuchtige handelingen door middel van geweld of bedreiging. Tijdens de zittingen op 4 januari en 26 juli 2023 zijn de verklaringen van de benadeelden en de verdediging uitvoerig besproken. De officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van de benadeelden en het ontbreken van steunbewijs.

De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelden als betrouwbaar beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste elementen van geweld of andere feitelijkheden die de aanranding zouden ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de benadeelden niet voldoende bewijs boden dat de verdachte voorbijging aan hun ondubbelzinnige uitingen dat zij de seksuele handelingen niet wilden ondergaan. Bovendien werd opgemerkt dat de verdachte pas na de handelingen had gezegd dat de benadeelden het niet mochten vertellen, wat niet als bewijs voor bedreiging kon dienen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De kosten van de benadeelde partijen werden op nihil begroot. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.031404.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 januari 2023 en 26 juli 2023. De zaak is inhoudelijk behandeld op 26 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van der Poel, advocaat te Apeldoorn, alsmede van hetgeen mr. C.C. Delpeche namens de benadeelde partijen naar voren heeft gebracht. Mr. Delpeche nam waar voor mr. M. Rotgans, advocaat te Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Houten, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken/betasten van en/of het wrijven over en/of het aftrekken van de piemel van die [benadeelde 1] , waarbij verdachte (steeds) voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [benadeelde 1] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [benadeelde 1] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [benadeelde 1] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan en/of tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij tegen niemand mag vertellen wat er is gebeurd;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Houten, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken/betasten van en/of het wrijven over en/of het aftrekken van de piemel van die [benadeelde 2] , waarbij verdachte (steeds) voorbij is gegaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [benadeelde 2] , waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [benadeelde 2] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [benadeelde 2] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan en/of tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij tegen niemand mag vertellen wat er is gebeurd;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] onbetrouwbaar zijn, dat steunbewijs ontbreekt en dat uit het dossier niet van dwang is gebleken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, de verklaringen van de aangevers betrouwbaar en de verklaringen leveren over en weer steunbewijs van hun respectievelijke aangiften.
De aangevers, ieder voor zich, verklaren, mede gelet op hun beperkingen en het tijdsverloop, over het geheel genomen in voldoende mate consistent en gedetailleerd en zij verklaren niet alleen over zichzelf, maar ook over hetgeen zij als getuige hebben gezien wat de ander is overkomen en ondersteunen daarmee elkaars verklaringen.
Ofschoon verdachte zich niets kan herinneren over wat na de ontmoeting in het FC Utrecht stadion is gebeurd, volgt uit het dossier en hetgeen op de terechtzitting naar voren is gekomen dat verdachte en de twee aangevers op 20 juli 2019 op uitnodiging van verdachte na de ontmoeting in het stadion naar de woning van verdachte in [plaats] zijn gegaan. Daar is onder meer naar porno gekeken waarbij verdachte en de twee aangevers zichzelf hebben afgetrokken. Ook heeft de verdachte met zijn handen aan de geslachtdelen van de aangevers gezeten.
Voor het bewijs van aanranding zoals is tenlastegelegd moeten de handelingen verricht zijn onder (bedreiging van) geweld en/of andere feitelijkheid. In de tenlastelegging staat dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd waarbij
a. a) verdachte voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale uitingen van de aangevers, waaruit ondubbelzinnig bleek dat de aangevers de seksuele handelingen niet wilden ondergaan, en
b) verdachte tegen de aangevers heeft gezegd dat zij tegen niemand mochten vertellen wat er is gebeurd.
Ad a. Nu [benadeelde 2] in zijn laatste verklaring bij de RC verklaart dat hij verdachte, toen verdachte hem aftrok, niet wilde laten merken dat hij dat niet wilde en [benadeelde 1] niet over (bedreiging van) geweld en/of feitelijkheid tijdens het aftrekken verklaart, kan niet bewezen worden dat verdachte aan de uitingen van de aangevers, waaruit ondubbelzinnig bleek dat zij die seksuele handelingen niet wilden, voorbij is gegaan.
Ad b. Op dit punt hebben de aangevers verklaard dat verdachte tegen hen zei dat zij het tegen niemand mochten vertellen. Nu de verdachte dit volgens de verklaringen van aangevers pas zei nadat hij aan hun geslachtsdeel had gezeten, kan dit geen bewijs zijn voor de vereiste (bedreiging van) geweld en/of feitelijkheid tijdens die handelingen.
Nu ook geen andere feitelijke omschrijving in de tenlastelegging is opgenomen van de (bedreiging van) geweld en/of andere feitelijkheid komt de rechtbank voor beide tenlastegelegde feiten niet tot een wettig en overtuigend bewijs en zal verdachte daarvan vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJEN

5.1
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde. Ter zitting is het bedrag bijgesteld naar € 3.500,00.
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.500,00 toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
5.2
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,00. Dit bedrag bestaat immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot schadevergoeding geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en J.H.C. van Ginhoven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2023.
Mrs. A.J.P. Schotman en J.H.C. van Ginhoven zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.