10.3Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid vordering in het strafgeding
De rechtbank stelt vast de benadeelde partij als gevolg van het handelen van [verdachte (voornaam)] schade heeft geleden. De rechtbank ziet geen aanleiding te oordelen dat de beoordeling van de vordering van die schade een te grote belasting is voor het strafgeding en de belangen van de verdediging door die beoordeling in het geding komen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het aan de verdediging is om de door haar gestelde aansprakelijkheid van de instelling aan de civiele rechter voor te leggen. Een oordeel over de aansprakelijkheid van [verdachte (voornaam)] tegenover [slachtoffer (voornaam)] in dit strafgeding, staat daaraan ook niet in de weg.
Kledingschade
De gevorderde schade ziet op de kleding die [slachtoffer (voornaam)] aan had tijdens het steekincident. Als gevolg van dit steekincident zijn deze kledingstukken onherstelbaar beschadigd geraakt. De geschatte waarde van € 139,20 van deze kleding, acht de rechtbank voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding
[slachtoffer (voornaam)] heeft van 21 augustus 2022 tot en met 19 september 2022 in het ziekenhuis gelegen. Vervolgens heeft [slachtoffer (voornaam)] van 20 september 2022 tot en met 4 november 2022 in een revalidatiecentrum verbleven. Voor de gevorderde daggeldvergoeding heeft de benadeelde partij aansluiting gezocht bij de Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding, waarin voor opname in een ziekenhuis uit wordt gegaan van een vergoeding van € 31,- per dag en opname in een revalidatiecentrum € 16,- per dag.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet hierop het gevorderde bedrag van € 930,- voor ziekenhuisopname en € 736,- voor opname in het revalidatiecentrum toewijsbaar.
Mantelzorg
[slachtoffer (voornaam)] heeft na zijn opname in het revalidatiecentrum verder moeten herstellen. Hij is daarbij verzorgd door zijn pleegouders. Zij hebben hem ook begeleid bij de verschillende poliklinische afspraken. Deze poliklinische behandelingen vonden gedurende 74 dagen plaats. De rechtbank acht het aannemelijk dat de pleegouders gedurende deze dagen, en waarschijnlijk nog steeds, veel tijd hebben besteed aan de als gevolg van het steekincident benodigde begeleiding en verzorging van [slachtoffer (voornaam)] . Het uitgangspunt van een uur gedurende 74 dagen, zoals opgenomen in de vordering, is volgens de rechtbank dan ook niet onredelijk.
In de vordering is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Hoewel deze niet van toepassing is op persoonlijke verzorging, volgt de rechtbank de benadeelde partij in het standpunt dat analoog aan die richtlijn een uurvergoeding van €10,- voor de door de pleegouders verleende mantelzorg redelijk is. De rechtbank zal het gevorderde schadebedrag voor deze schadepost van € 740,- dan ook toewijzen.
Reiskosten poliklinische behandeling
De gevorderde schade voor de gemaakte reiskosten is gebaseerd op het uitgangspunt dat ten minste 20 reizen naar het revalidatiecentrum in [plaats 3] zijn gemaakt ten behoeve van de poliklinische behandeling van [slachtoffer (voornaam)] . Dit uitgangspunt komt de rechtbank niet onredelijk voor.
Gelet op de onderbouwde afstand en de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding, zal de rechtbank daarom het gevorderde schadebedrag van € 382,80 toewijzen.
Reiskosten bezoek pleegouders
In de vordering wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de pleegouders van [slachtoffer (voornaam)] hem twee keer in de week hebben bezocht tijdens zijn verblijf in het revalidatiecentrum. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat zij ten minste 12 keer naar het revalidatiecentrum toe zijn gereden. De rechtbank zal daarom de gevorderde reiskosten van € 1157,04 toewijzen.
Studievertraging
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer (voornaam)] voorafgaand aan het steekincident geen onderwijs volgde. Hij is eind 2021 gestart op het kinderdagcentrum. Uit het bij de vordering gevoegde evaluatieverslag volgt dat daar werd geconcludeerd dat [slachtoffer (voornaam)] leergierig was en er redenen waren om te zoeken naar passend onderwijs. Met ingang van september 2022 zou [slachtoffer (voornaam)] daarom starten in een pilotklas, een kleine groep waarin gericht en met aandacht voor kinderen als [slachtoffer (voornaam)] onderwijs werd geboden. Als gevolg van het steekincident heeft [slachtoffer (voornaam)] niet in deze klas kunnen instromen. De verwachting is dat [slachtoffer (voornaam)] op zijn vroegst na de zomer alsnog aan een klas met passend onderwijs zal kunnen worden toegevoegd.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het steekincident in elk geval een studievertraging van een jaar heeft opgelopen. Voorts overweegt de rechtbank dat uit het evaluatieverslag en hetgeen ter terechtzitting door zijn pleegouders en voogd naar voren is gebracht, blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] een sociale emotionele ontwikkeling door maakt en lijkt te floreren in een gezinsomgeving die de pleegouders hem bieden. De pleegouders zijn ook actief op zoek naar mogelijkheden voor passend onderwijs voor [slachtoffer (voornaam)] , mogelijk in het reguliere onderwijs. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat niet is uit te sluiten dat voor [slachtoffer (voornaam)] op termijn een plek is te vinden op de arbeidsmarkt en de opgelopen studievertraging dus van invloed is op het moment waarop [slachtoffer (voornaam)] een inkomen op de arbeidsmarkt kan krijgen.
De primaire vordering van deze kosten bedraagt €15.375,- en is gebaseerd op de Letsleschade Richtlijn Studievertraging, uitgaande van een jaar studievertraging op VMBO en LBO-niveau. De rechtbank zal deze gevorderde schade toewijzen.
Immateriële schade
Immateriële schade komt op grond van de wet onder meer voor vergoeding in aanmerking als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of “op andere wijze is zijn persoon is aangetast” (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek).
Het staat vast dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het handelen van [verdachte (voornaam)] lichamelijk letsel heeft opgelopen. [slachtoffer (voornaam)] is meer dan 30 keer in zijn lichaam gestoken en heeft steekwonden op zijn rug, in zijn hals en zijn nek, in zijn buik en in zijn borst. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat [slachtoffer (voornaam)] bijna een maand in het ziekenhuis heeft gelegen en daarna anderhalve maand in het revalidatiecentrum opgenomen is geweest. De ontstane schade aan het gebruik van zijn linkerhand is mogelijk blijvend. Ook is bij [slachtoffer (voornaam)] tijdens de behandeling van de steekwonden een blaasontsteking ontstaan, die mogelijk chronisch is.
Voorts heeft [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het steekincident een groot aantal littekens opgelopen. Ook met kleding aan is een aantal daarvan goed zichtbaar. [slachtoffer (voornaam)] , een jonge jongen, zal gedurende de rest van zijn leven als gevolg van deze littekens met het steekincident geconfronteerd worden. Niet alleen als hij zich uit- of aankleedt, maar ook als hij in zomerse kleding buiten loopt en anderen hem naar het ontstaan van die littekens kunnen vragen.
De rechtbank overweegt dat gelet op de aard en de ernst van het feit, het incident logischerwijs geestelijk grote impact heeft gehad op [slachtoffer (voornaam)] . Dat hij zich eerst op het fysieke herstel heeft gericht en nog niet aan traumatherapie is toe gekomen, komt de rechtbank niet vreemd voor.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook aannemelijk dat [slachtoffer (voornaam)] immateriële schade heeft geleden, in de zin van artikel 6:106, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Het gevorderde bedrag van € 40.000,- acht de rechtbank gelet op voornoemde omstandigheden ook niet onredelijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Nader te onderbouwen schade
Het bedrag van € 25.000,- nader te onderbouwen schade is gevorderd voor het geval hoger beroep wordt ingesteld. Dit betreft toekomstige schade die niet concreet is gemaakt. De vordering zal voor dit bedrag dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van in totaal € 59.460,04 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hieronder vermelde bedragen vermelde datum tot de dag van volledige betaling:
- kledingschade € 139,20 vanaf 21 augustus 2022;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 930,- vanaf 21 augustus 2022;
- revalidatiedaggeldvergoeding € 736,- vanaf 20 september 2022;
- mantelzorg € 740,- vanaf 5 november 2022;
- reiskosten poliklinische behandeling € 382,80 vanaf 5 november 2022;
- reiskosten bezoek pleegouders revalidatiecentrum € 1.157,04 vanaf 20 september 2022;
- studievertraging € 15.375,- vanaf 21 augustus 2022;
- immateriële schade €40.000,- vanaf 21 augustus 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 59.460,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor toegewezen posten vanaf de hiervoor genoemde data tot de dag van volledige betaling.
Omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is, zal er geen aanvullende gijzeling worden opgelegd.