ECLI:NL:RBMNE:2023:4189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
16/212165-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door minderjarige met mes

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die op 21 augustus 2022 in [plaats 2] heeft geprobeerd [slachtoffer (voornaam)] van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met een mes op het slachtoffer heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De zittingen vonden plaats achter gesloten deuren vanwege de minderjarigheid van de verdachte. De officier van justitie, mr. F. Rethmeier, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Nijenhuis, hebben hun standpunten naar voren gebracht. De rechtbank heeft de verdachte niet strafbaar verklaard, omdat hij als volledig ontoerekeningsvatbaar werd beschouwd, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer (voornaam)], toegewezen tot een bedrag van € 59.460,04, ter compensatie van de geleden schade, waaronder materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft het mes, dat als wapen is gebruikt, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/212165-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] te [plaats 1] ,
hierna: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 november 2022, 10 februari 2023, 4 april 2023 en 20 juni 2023. De terechtzittingen hebben achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is. Op 4 april 2023 heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden. Op de zitting van 20 juni 2023 hebben Samen Veilig Midden-Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming een aanvullend advies uitgebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen [verdachte (voornaam)] , zijn raadsman mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat te Nijmegen, en zijn voogd, mw. [A] (de oma van [verdachte (voornaam)] ), ter zitting naar voren hebben gebracht. Bij de zitting van 20 juni 2023 was ook de moeder van [verdachte (voornaam)] , mw. [B] , aanwezig.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer (voornaam)] ) en van hetgeen namens hem door mr. Hamers, advocaat te Rotterdam, en dhr. [D] en dhr. [E] , pleegouders van [slachtoffer (voornaam)] , en mw. [F] , voogd van [slachtoffer (voornaam)] , naar voren is gebracht.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht door dr. [G] , GZ psycholoog, drs. [H] , psychiater, dhr. [I] , [.] bij de Raad voor de Kinderbescherming, en mw. [J] , medewerker van Samen Veilig Midden-Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte (voornaam)] :
Primair
op 21 augustus 2022 in [plaats 2] geprobeerd heeft [slachtoffer (voornaam)] van het leven te beroven;
Subsidiair
op 21 augustus 2022 in [plaats 2] [slachtoffer (voornaam)] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Bevindingen verbalisanten ter plaatse
Zondag 21 augustus 2022 was ik samen met collega [C] belast met de incidentenafhandeling voor de gemeente [gemeente] . Omstreeks 17.30 uur kregen wij melding te gaan naar de [straat] te [plaats 2] in verband met een reanimatie. Aanrijdend kregen wij steeds meer informatie en bleek het te gaan om een mogelijke steekpartij waarbij de ingewanden van het slachtoffer naar buiten kwamen. Ik ben gelopen naar het slachtoffer en zag dat de collega's van de ambulancedienst druk doende waren het leven van het slachtoffer te redden. [2]
Gesprek met het slachtoffer [slachtoffer (voornaam)] op 24 augustus 2022
A: We gingen dus gewoon naar het bos toen. Hij was met zijn zakmes. Opeens. Kwam hij ineens achter mij naar voren en stak hij ineens die mes in mij, bij mijn rug. Dus ik zeg wat ben jij aan het doen. Dit moet jij niet doen. Dit doet echt pijn. Toen ging hij door blijven gaan. lk zei dat het echt pijn deed maar [verdachte (voornaam)] ging door.
A: En mijn ingewanden staken er uit. Hij heeft mij in mijn buik gestoken en toen staken mijn ingewanden er uit.
A: Hij zei: ik haat jou! lk haat jou zo erg! Zei die. Ik dacht hij gaat mij vermoorden, ik kan niks meer doen [3] .
Letselrapportage
Naam [slachtoffer]
Betrokkene werd beoordeeld op de SEH van het [ziekenhuis] op 21-08-2022.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat scherp trauma in hals, nek, buik of borst omwille van de daar verlopende vitale structuren, steeds als potentieel levensbedreigend moet worden aangemerkt. [4]
Concluderend betreft het de volgende uitwendige zichtbare letsels:
- een steek- of snijwond in de buik;
- vijf steek- of snijwonden in de borst;
- een snijwond en een steek- of snijwond in de hals;
- twee steek- of snijwonden in de nek;
- een snijwond op de rechter schouder;
- minimaal 19 steek- of snijwonden verspreid over de rug.
En de volgende inwendige letsels:
- bloed in de borstholte links, klaplong linker long;
- bloed in de borstholte rechts, klaplong rechter long;
- gedeeltelijke dwarslaesie op het niveau van de 3e en 4e nekwervel;
- stilstand van de linkermiddenrifshelft (als gevolg van de gedeeltelijke
dwarslaesie) [5] .
Verhoor [verdachte (voornaam)] op 22 augustus 2022
V. Wat kun je ons vertellen over wat er gisteren is gebeurd?
A: Ik heb hem gestoken
A: We kregen ruzie. Hij wilde iets wat ik niet leuk vond en toen kregen we ruzie. [6]
V: Heeft [slachtoffer (voornaam)] nog iets gezegd?
A: Ik hoorde hem alleen schreeuwen. Ik denk van de pijn. Ik pakte mijn mes en daarna zag ik hem op de grond liggen ik ben hiervan zo geschrokken dat ik ben weggegaan terug naar de woning.
V: Als we nu zo aan het praten zijn. Waar denk je dan aan?
A: Ik heb dan spijt. lk denk dan dat ik dit niet had moeten doen.
V: Waar heb je dan spijt van.
A: Het mes, het steken. [7]
Verklaring [verdachte (voornaam)] op de zitting van 4 april 2023
Ik was een beetje boos en gespannen in mijn hoofd.
Bewijsoverweging
Op basis van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [verdachte (voornaam)] op 21 augustus 2022 [slachtoffer (voornaam)] meerdere keren heeft gestoken. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer (voornaam)] 19 messteken in de rug gekregen, vijf steek- en snijwonden in de borst, een wond in de nek en in de hals en in de buik een zodanige wond dat de buikorganen daaruit staken. Deze wonden zijn zo erg dat [slachtoffer (voornaam)] daar dood aan had kunnen gaan. Dat die mogelijkheid er bij dit soort steekwonden is, vermeldt de deskundige ook in de letselrapportage.
[verdachte (voornaam)] heeft verteld dat hij boos was. Hij heeft zijn mes gepakt en [slachtoffer (voornaam)] een groot aantal keren gestoken op verschillende plekken in de romp van [slachtoffer (voornaam)] . Kennelijk ook met zo’n kracht dat zelfs de ingewanden uit de buik staken. Terwijl hij dit deed heeft [verdachte (voornaam)] meerdere keren gezegd dat hij [slachtoffer (voornaam)] haatte. Gelet op deze uiterlijke verschijningsvormen, vindt de rechtbank dat het niet anders kan zijn, dan dat het steken door [verdachte (voornaam)] er op was gericht om [slachtoffer (voornaam)] te doden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte (voornaam)] opzettelijk geprobeerd heeft [slachtoffer (voornaam)] van het leven te beroven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
op 21 augustus 2022 te [plaats 2]
ter uitvoering van het door [verdachte (voornaam)] voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, die [slachtoffer]
meerdere malen in de hals en de buik en de rug,
heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte (voornaam)]

Over [verdachte (voornaam)] zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport klinisch multidisciplinair onderzoek van 2 maart 2023, opgemaakt door dr. [G] , GZ-psycholoog, en drs. [H] , psychiater, alsmede een bij dit rapport behorend addendum van 9 maart 2023;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 maart 2023, opgesteld door [I] , [.] .
Het rapport klinisch multidisciplinair onderzoek houdt onder meer het volgende in.
Bij [verdachte (voornaam)] is sprake van ernstige ontwikkelingsproblematiek. Deze kenmerkt zich enerzijds door een ernstige prikkelgevoeligheid; [verdachte (voornaam)] is snel van slag bij veranderingen, onverwachte situaties of overgangen, de wereld om hem heen is zeer onoverzichtelijk en wordt door hem als zeer beangstigend beleefd. Hij ervaart snel overzichts- en controleverlies. Het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau is veel lager dan op grond van zijn gemiddelde intelligentie en leeftijd kan worden verwacht. Op bepaalde aspecten functioneert hij op basisschoolniveau, bij spanningen en bij voor hem onbekende mensen is dit niveau kleuter-peuterleeftijd. [verdachte (voornaam)] is niet in staat om zich te verplaatsen in anderen en gedrag van anderen in te schatten. Hij is daardoor zelfgericht en egocentrisch, dominant en rigide. Als hij iets wil, dan wil hij het direct, en hij heeft veel moeite met het uitstellen van behoeftes. Ondanks dat het niet goed bij hem is af te lezen, wordt al vanaf jonge leeftijd gesproken van een zeer hoog angstniveau bij [verdachte (voornaam)] . Daarnaast is sprake van veel onzekerheid bij [verdachte (voornaam)] , beseft hij dat hij anders is dan anderen, en is sprake geweest van agressie richting zichzelf en anderen. Al vanaf jonge leeftijd is duidelijk dat [verdachte (voornaam)] niet in staat is om zichzelf te reguleren en structuur te bieden, en lukt het hem enkel in een steunende, voorspelbare en veilige omgeving met nabijheid van hulpverleners, om te functioneren.
In afgelopen jaren wordt gezien dat [verdachte (voornaam)] binnen de juiste context in staat is tot enige groei, en lijkt hij in deze situaties en periodes met name in een-op-een contacten tot betere afstemming en wederkerigheid te kunnen komen, kan hij beter over zijn gevoelens praten, meer creatief zijn en toont hij humor. Bij toename van onrust, onveiligheid en spanning in zijn omgeving of in hemzelf, valt hij terug in een lager niveau van functioneren. Bij overprikkeling ontstaan snel regulatieproblemen, zowel wat betreft emoties als impulsen als agressie, en is sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Reeds vanaf jonge leeftijd zijn er veelvuldig situaties geweest waarin als [verdachte (voornaam)] niet tijdig extern werd gereguleerd, er sprake was van (blinde) woede en geregeld fixeren en isoleren.
Al met al voldoet [verdachte (voornaam)] aan de criteria van een autisme spectrum stoornis. In het onderzoek worden bij [verdachte (voornaam)] ook ADHD-kenmerken gezien. [verdachte (voornaam)] kan zeer onrustig zijn, is snel afgeleid en er zijn concentratieproblemen, welke vanuit bovenstaande problematiek kunnen worden verklaard. Naast de autistische problematiek zijn er aanwijzingen voor hechtingsmoeilijkheden bij [verdachte (voornaam)] . Hij heeft vanuit zijn angstige instabiele kern veel nabijheid en veiligheid nodig. Van een reactieve hechtingsstoornis is geen sprake.
De autistische stoornis is een ontwikkelingsstoornis en derhalve altijd aanwezig.
In de periode voorafgaande aan het ten laste gelegde was er sprake van een zeer onrustige en onveilige situatie op de leefgroep waarin [verdachte (voornaam)] woonde, die niet bleek te kunnen worden gekeerd, waardoor men bezig was om de leefgroep op te heffen. In het gedrag van [verdachte (voornaam)] was in de maanden voor het ten laste gelegde zichtbaar dat er weer sprake was van meer agressie dan eerder. Daarnaast bleken zonder overeenstemming met de gedragsdeskundigen de vrijheden van [verdachte (voornaam)] te zijn uitgebreid. [verdachte (voornaam)] kwam op de dag van het ten laste gelegde net terug van oma. Hij ging samen met het slachtoffer zonder begeleiding en met toestemming buiten het instellingsterrein. Omdat hij een hut wilde bouwen nam hij een zakmes mee, dat in zijn kamer lag en niet in de kluis. Aangenomen kan worden dat gezien de zeer onrustige situatie op de groep, het basisniveau van spanning bij [verdachte (voornaam)] al hoger was dan in gunstige omstandigheden kan worden verwacht.
Ondanks dat het delictscenario niet duidelijk is, kan worden gesteld dat, ongeacht van welk scenario sprake is, [verdachte (voornaam)] niet in staat wordt geacht om bij irritatie, een conflict, angst of controleverlies zichzelf te reguleren en zelfstandig uit een dergelijke situatie te kunnen komen. Zonder extern ingrijpen en reguleren lopen conflictsituaties snel uit de hand en vertoont [verdachte (voornaam)] agressief tot ernstig agressief gedrag.
Onderzoekers concluderen dat [verdachte (voornaam)] , gezien zijn ernstige en complexe pathologie, zijn ernstige prikkelgevoeligheid, emotieregulatieproblemen, agressieregulatieproblemen en tekortschietende copingvaardigheden, bij spanning of conflicten zonder ingrijpen van regulerende derden tot agressie kan komen zonder dat hij zijn gedrag kan sturen of controleren. Derhalve concluderen onderzoekers dat ongeacht het delictscenario [verdachte (voornaam)] geen keuzevrijheid had om tot andere gedragskeuzes te komen in de aanloop naar het ten laste gelegde, en adviseren onderzoekers dan ook om het tenlastegelegde niet aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen.
De rechtbank maakt de conclusies van voornoemde deskundigen tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan [verdachte (voornaam)] kan worden toegerekend en zij zal [verdachte (voornaam)] daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte (voornaam)] wordt geplaatst in een inrichting voor jeugdigen. Nu er geen plek voor [verdachte (voornaam)] is gevonden op een unit voor VIC (Very Intensive Care) binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, is een inrichting voor jeugdigen de beste optie voor zowel [verdachte (voornaam)] als zijn omgeving en – gelet op het risico op herhaling als [verdachte (voornaam)] niet binnen een gestructureerde en gesloten setting wordt opgevangen – de maatschappij.
8.2
Het standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft naar voren gebracht dat uit de onderzoeken van de deskundigen naar voren komt dat [verdachte (voornaam)] het beste is gebaat bij een gestructureerde en gesloten setting, waarbij voorkomen wordt dat hij als gevolg van verschillende behandeldoelen overvraagd wordt. De verdediging vindt het ontzettend jammer dat een dergelijke plek voor [verdachte (voornaam)] niet beschikbaar lijkt te zijn binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg. Hoewel [verdachte (voornaam)] het nu goed doet in [verblijfplaats] , loopt [verdachte (voornaam)] het risico om daar toch overvraagd te worden. Afgevraagd kan daarom worden of het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] , in de zin van artikel 77s, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafrecht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte (voornaam)] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
[verdachte (voornaam)] heeft met een mes meerdere keren op [slachtoffer (voornaam)] ingestoken. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer (voornaam)] ongeveer 30 steekwonden opgelopen, lange tijd in het ziekenhuis gelegen en geruime tijd moeten revalideren. [slachtoffer (voornaam)] ondervindt nog steeds zowel lichamelijke als psychische effecten van het handelen van [verdachte (voornaam)] . Zoals hierboven is beschreven, zal de rechtbank [verdachte (voornaam)] volledig ontoerekeningsvatbaar verklaren, waardoor het steekincident niet aan hem kan worden toegerekend.
Het strafblad van [verdachte (voornaam)]
Uit de justitiële documentatie van [verdachte (voornaam)] van 22 mei 2023 blijkt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het advies van de deskundigen
In het rapport klinisch multidisciplinair onderzoek, opgesteld door GZ-psycholoog dr. [G] en psychiater drs. [H] , merken de deskundigen op dat herhaling van agressie-incidenten hoog wordt ingeschat als [verdachte (voornaam)] niet wordt opgevangen in een veilige, gestructureerde, prikkelarme setting, met een-op-een begeleiding met veel positieve bejegening, waarbij [verdachte (voornaam)] bij (dreigende) spanning en agressie extern wordt gereguleerd. Volgens de deskundigen zal [verdachte (voornaam)] de rest van zijn leven begeleiding nodig hebben, binnen een prikkelarme setting, met vaste gezichten en een continue een-op-een begeleiding. Gezien zijn ernstige en complexe beeld, waarbij zijn sociaal emotionele ontwikkelingsniveau zich op een zeer laag niveau bevindt, past hij daarmee het beste binnen de sector van de Verstandelijk Gehandicapten (VG), ook al is zijn IQ van gemiddeld niveau. Door dit gemiddelde IQ loopt [verdachte (voornaam)] binnen de GGZ of justitieel kader chronisch het risico op overvraging, en zijn behandelaren binnen andere sectoren geneigd om hem uit te dagen en doelen te stellen voor groei en ontwikkeling. Dit is te hoog gegrepen.
De deskundigen merken op dat er sprake is van een zeer uitzonderlijke en ingewikkelde casus. Zij zijn van mening dat de aard van de verblijfssetting en begeleiding van essentieel belang zijn teneinde het recidivegevaar onder controle te houden, meer dan het justitiële kader waarin deze plaatsing wordt vormgegeven.
Alles overwegend adviseren onderzoekers om deze verblijfssetting als voorwaarde binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel te stellen. Door de PIJ-maatregel blijft er een langdurige forensische stok achter de deur.
Indien dit niet haalbaar zou blijken, blijft er geen andere mogelijkheid over dan plaatsing binnen een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Gedacht kan worden aan een LVB-VIC afdeling van een JJI of de FOBA. De deskundigen merken op dat ten aanzien van de pathologie van [verdachte (voornaam)] dit echter veel minder passende plekken zijn, omdat er een behandelklimaat heerst met behandeldoelen, het risico van overvraging chronisch op de loer ligt, er per definitie zal worden toegewerkt naar resocialisatie, en dit per definitie tijdelijke en dus onrustige plaatsingen betreffen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat [verdachte (voornaam)] feitelijk groepsongeschikt is. Binnen een onvoorwaardelijk PIJ-kader wordt het risico van decompensatie met toename van agressie en behandelimpasse dan ook als hoog ingeschat.
Het advies van Samen Veilig Midden-Nederland
In het advies van 15 juni 2023 is door Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) naar voren gebracht dat is gezocht naar een juiste plek voor [verdachte (voornaam)] . Een groot aantal zorgaanbieders is benaderd en de situatie van [verdachte (voornaam)] voorgelegd. De zorgaanbieders waarmee is gesproken geven aan dat [verdachte (voornaam)] ofwel niet voldeed aan hun criteria, de casus niet paste binnen hun aanbod of doelgroep, zij onvoldoende expertise hadden ofwel er wachtlijsten van meerdere jaren zijn.
Aangezien er geen alternatieve mogelijkheden gezien worden om de veiligheid van [verdachte (voornaam)] en
anderen te borgen, dan vanuit een strafrechtelijk kader, is SAVE van mening dat een
onvoorwaardelijke PIJ-maatregel het meest passend is.
SAVE is van mening dat dit de enige optie is op dit moment om de kans op recidive te verlagen en zoveel als mogelijk te voorkomen dat [verdachte (voornaam)] zich opnieuw in een onmogelijke situatie komt te bevinden. Dit is mits hij op een speciale unit geplaatst wordt. Het meest wenselijke zou zijn als [verdachte (voornaam)] kan blijven op de plek waar hij nu zit, waar hij het kent en hij het goed doet.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad is van mening dat een VIC-unit binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg het best passende aanbod is voor de zorgvraag van [verdachte (voornaam)] . Aangezien er geen alternatieve mogelijkheden gezien worden om de veiligheid van [verdachte (voornaam)] en anderen te borgen, dan vanuit een strafrechtelijk kader, is de Raad van mening dat een voorwaardelijke PIJ het meest passend is met een plaatsing op de VIC.
Nu is gebleken dat een plek op de VIC niet beschikbaar is, ook niet binnen overzienbare tijd, sluit de Raad zich aan bij het advies van SAVE.
De conclusie van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat, zoals ook onder 7 naar voren is gebracht, uit het rapport van de deskundigen naar voren komt dat bij [verdachte (voornaam)] onder meer sprake is van een autisme spectrum stoornis en dat deze ook ten tijde van het misdrijf aanwezig was. Ook concluderen de deskundigen dat de kans op herhaling van agressie-incidenten hoog is als [verdachte (voornaam)] niet wordt geplaatst in een veilige, gestructureerde, prikkelarme setting, met een-op-een begeleiding met veel positieve bejegening, waarbij [verdachte (voornaam)] bij (dreigende) spanning en agressie extern wordt gereguleerd.
De rechtbank overweegt dat alle betrokkenen het er over eens zijn dat een plaatsing op een VIC-unit binnen de verstandelijke gehandicaptenzorg de beste optie is voor [verdachte (voornaam)] . De rechtbank constateert op basis van het advies van 15 juni 2023 en hetgeen mw. [J] ter zitting van 20 juni 2023 naar voren heeft gebracht dat alle pogingen en alle inzet om een dergelijke plek voor [verdachte (voornaam)] te vinden, helaas niet tot een positief resultaat hebben geleid. Er zijn weinig zorgaanbieders die de nodige zorg aan [verdachte (voornaam)] kunnen bieden en een zorgaanbieder die dergelijke zorg en een-op-een-begeleiding wel kan bieden, heeft een zodanig lange wachtlijst dat [verdachte (voornaam)] daar mogelijk pas op zijn 25e geplaatst kan worden.
Nu plaatsing in een VIC-unit niet mogelijk is, blijft er – zo brengen ook de deskundigen naar voren – geen andere mogelijkheid over dan [verdachte (voornaam)] te plaatsen in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank begrijpt de adviezen en de rapporten aldus dat alleen op die manier de voor [verdachte (voornaam)] benodigde veilige en gestructureerde setting kan worden geboden. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is naar het oordeel van de rechtbank dan ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] . Daarbij is wel van belang dat belang dat in die setting – normaal gesproken gericht op resocialisatie en inzet op behandeldoelen – voorkomen wordt dat [verdachte (voornaam)] overvraagd wordt.
Gelet op het voorgaande en aangezien het bewezen feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel eist en die maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] , dient naar het oordeel van de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te worden opgelegd.
De rechtbank benadrukt daarbij dat het sterk de voorkeur heeft dat [verdachte (voornaam)] kan blijven in [verblijfplaats] , zodat hij niet weer aan een nieuwe plek en aan nieuwe mensen zal moeten wennen, totdat er op termijn een geschikte plek voor [verdachte (voornaam)] in een VIC-unit binnen de verstandelijke gehandicaptenzorg beschikbaar is.

9.BESLAG

Het mes, een multitool, waarmee [verdachte (voornaam)] [slachtoffer (voornaam)] heeft gestoken is in beslag genomen. Met behulp van dat mes is het bewezen verklaarde feit begaan. Het is niet verboden om een multitool als deze in bezit te hebben. Maar de rechtbank overweegt dat [verdachte (voornaam)] ontoerekeningsvatbaar is verklaard, bij hem een aantal stoornissen zijn geconstateerd, onder andere met betrekking tot agressie-regulatie, en dat aan [verdachte (voornaam)] de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd. Onder deze omstandigheden is het naar het oordeel van de rechtbank geen goed idee om het mes terug te geven aan [verdachte (voornaam)] en zal het bezit van zo’n mes door [verdachte (voornaam)] in strijd komen met het algemeen belang. De rechtbank zal daarom beslissen dat het mes onttrokken wordt aan het verkeer.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer (voornaam)] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 84.460,04. Dit bedrag bestaat uit € 19.460,04 materiële schade, € 40.000,- immateriële schade en € 25.000,- aan nader te onderbouwen schade, ten gevolge van het aan [verdachte (voornaam)] ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat [verdachte (voornaam)] aansprakelijk is voor de door [slachtoffer (voornaam)] geleden schade. De impact van het handelen van [verdachte (voornaam)] op [slachtoffer (voornaam)] is groot en er is sprake van aanzienlijke, blijvende schade, zoals de opgelopen littekens, de chronische blaasontsteking en het verminderde gevoel in de linkerhand. De vordering is, zowel met betrekking tot de materiële als de immateriële schade ook goed onderbouwd. De officier van justitie verzoekt daarom de vordering van de materiële en immateriële schade toe te wijzen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de en de aanvullende gijzeling op nul dagen te stellen.
De nader te onderbouwen schade betreft toekomstige schade in geval hoger beroep wordt ingesteld. De officier van justitie verzoekt de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk te verklaren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de hele vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bij de beoordeling of een vordering in het strafgeding kan worden behandeld van belang is in hoeverre als gevolg daarvan de rechten van de verdediging in het gedrang komen. In het voorliggende geval meent de verdediging dat [verdachte (voornaam)] niet, althans niet alleen aansprakelijk kan worden gehouden voor het incident. De instelling waar zowel [verdachte (voornaam)] als [slachtoffer (voornaam)] verbleven, heeft duidelijk steken laten vallen en is volgens de verdediging nalatig geweest. Nu in dit strafgeding de instelling niet kan worden opgeroepen en de aansprakelijkheid van de instelling bij de beoordeling van de vordering niet kan worden betrokken, wordt verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren zodat de vordering aan de civiele rechter kan worden voorgelegd.
Subsidiair voert de verdediging het volgende aan.
De vordering van de schade is over het algemeen goed onderbouwd, maar had op een aantal onderdelen meer concreet gemaakt kunnen worden. Daarbij wijst de verdediging op de uren van mantelzorg en de reiskosten. De vordering bevat een schatting van deze kosten, terwijl deze kosten al zijn gemaakt en het concrete schadebedrag dus bekend is. De kosten voor studievertraging zijn niet (volledig) aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen. Daarbij wijst de verdediging er op dat de reden dat [slachtoffer (voornaam)] niet al kon instromen in de klas, vooral te maken had met het feit dat de klas al vol zat.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade wijst de verdediging er op dat het delictscenario niet helemaal duidelijk is geworden. Om die reden is ook de rol van de [slachtoffer (voornaam)] niet helemaal duidelijk. Dit zou volgens de verdediging van invloed moeten zijn op het toe te wijzen bedrag.
De nader te onderbouwen kosten zien op de situatie dat hoger beroep wordt ingesteld en dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid vordering in het strafgeding
De rechtbank stelt vast de benadeelde partij als gevolg van het handelen van [verdachte (voornaam)] schade heeft geleden. De rechtbank ziet geen aanleiding te oordelen dat de beoordeling van de vordering van die schade een te grote belasting is voor het strafgeding en de belangen van de verdediging door die beoordeling in het geding komen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het aan de verdediging is om de door haar gestelde aansprakelijkheid van de instelling aan de civiele rechter voor te leggen. Een oordeel over de aansprakelijkheid van [verdachte (voornaam)] tegenover [slachtoffer (voornaam)] in dit strafgeding, staat daaraan ook niet in de weg.
Materiële schade
Kledingschade
De gevorderde schade ziet op de kleding die [slachtoffer (voornaam)] aan had tijdens het steekincident. Als gevolg van dit steekincident zijn deze kledingstukken onherstelbaar beschadigd geraakt. De geschatte waarde van € 139,20 van deze kleding, acht de rechtbank voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding
[slachtoffer (voornaam)] heeft van 21 augustus 2022 tot en met 19 september 2022 in het ziekenhuis gelegen. Vervolgens heeft [slachtoffer (voornaam)] van 20 september 2022 tot en met 4 november 2022 in een revalidatiecentrum verbleven. Voor de gevorderde daggeldvergoeding heeft de benadeelde partij aansluiting gezocht bij de Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding, waarin voor opname in een ziekenhuis uit wordt gegaan van een vergoeding van € 31,- per dag en opname in een revalidatiecentrum € 16,- per dag.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet hierop het gevorderde bedrag van € 930,- voor ziekenhuisopname en € 736,- voor opname in het revalidatiecentrum toewijsbaar.
Mantelzorg
[slachtoffer (voornaam)] heeft na zijn opname in het revalidatiecentrum verder moeten herstellen. Hij is daarbij verzorgd door zijn pleegouders. Zij hebben hem ook begeleid bij de verschillende poliklinische afspraken. Deze poliklinische behandelingen vonden gedurende 74 dagen plaats. De rechtbank acht het aannemelijk dat de pleegouders gedurende deze dagen, en waarschijnlijk nog steeds, veel tijd hebben besteed aan de als gevolg van het steekincident benodigde begeleiding en verzorging van [slachtoffer (voornaam)] . Het uitgangspunt van een uur gedurende 74 dagen, zoals opgenomen in de vordering, is volgens de rechtbank dan ook niet onredelijk.
In de vordering is aansluiting gezocht bij de Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Hoewel deze niet van toepassing is op persoonlijke verzorging, volgt de rechtbank de benadeelde partij in het standpunt dat analoog aan die richtlijn een uurvergoeding van €10,- voor de door de pleegouders verleende mantelzorg redelijk is. De rechtbank zal het gevorderde schadebedrag voor deze schadepost van € 740,- dan ook toewijzen.
Reiskosten poliklinische behandeling
De gevorderde schade voor de gemaakte reiskosten is gebaseerd op het uitgangspunt dat ten minste 20 reizen naar het revalidatiecentrum in [plaats 3] zijn gemaakt ten behoeve van de poliklinische behandeling van [slachtoffer (voornaam)] . Dit uitgangspunt komt de rechtbank niet onredelijk voor.
Gelet op de onderbouwde afstand en de Letselschade Richtlijn Kilometervergoeding, zal de rechtbank daarom het gevorderde schadebedrag van € 382,80 toewijzen.
Reiskosten bezoek pleegouders
In de vordering wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de pleegouders van [slachtoffer (voornaam)] hem twee keer in de week hebben bezocht tijdens zijn verblijf in het revalidatiecentrum. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat zij ten minste 12 keer naar het revalidatiecentrum toe zijn gereden. De rechtbank zal daarom de gevorderde reiskosten van € 1157,04 toewijzen.
Studievertraging
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer (voornaam)] voorafgaand aan het steekincident geen onderwijs volgde. Hij is eind 2021 gestart op het kinderdagcentrum. Uit het bij de vordering gevoegde evaluatieverslag volgt dat daar werd geconcludeerd dat [slachtoffer (voornaam)] leergierig was en er redenen waren om te zoeken naar passend onderwijs. Met ingang van september 2022 zou [slachtoffer (voornaam)] daarom starten in een pilotklas, een kleine groep waarin gericht en met aandacht voor kinderen als [slachtoffer (voornaam)] onderwijs werd geboden. Als gevolg van het steekincident heeft [slachtoffer (voornaam)] niet in deze klas kunnen instromen. De verwachting is dat [slachtoffer (voornaam)] op zijn vroegst na de zomer alsnog aan een klas met passend onderwijs zal kunnen worden toegevoegd.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het steekincident in elk geval een studievertraging van een jaar heeft opgelopen. Voorts overweegt de rechtbank dat uit het evaluatieverslag en hetgeen ter terechtzitting door zijn pleegouders en voogd naar voren is gebracht, blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] een sociale emotionele ontwikkeling door maakt en lijkt te floreren in een gezinsomgeving die de pleegouders hem bieden. De pleegouders zijn ook actief op zoek naar mogelijkheden voor passend onderwijs voor [slachtoffer (voornaam)] , mogelijk in het reguliere onderwijs. Gelet hierop overweegt de rechtbank dat niet is uit te sluiten dat voor [slachtoffer (voornaam)] op termijn een plek is te vinden op de arbeidsmarkt en de opgelopen studievertraging dus van invloed is op het moment waarop [slachtoffer (voornaam)] een inkomen op de arbeidsmarkt kan krijgen.
De primaire vordering van deze kosten bedraagt €15.375,- en is gebaseerd op de Letsleschade Richtlijn Studievertraging, uitgaande van een jaar studievertraging op VMBO en LBO-niveau. De rechtbank zal deze gevorderde schade toewijzen.
Immateriële schade
Immateriële schade komt op grond van de wet onder meer voor vergoeding in aanmerking als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen of “op andere wijze is zijn persoon is aangetast” (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek).
Het staat vast dat [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het handelen van [verdachte (voornaam)] lichamelijk letsel heeft opgelopen. [slachtoffer (voornaam)] is meer dan 30 keer in zijn lichaam gestoken en heeft steekwonden op zijn rug, in zijn hals en zijn nek, in zijn buik en in zijn borst. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat [slachtoffer (voornaam)] bijna een maand in het ziekenhuis heeft gelegen en daarna anderhalve maand in het revalidatiecentrum opgenomen is geweest. De ontstane schade aan het gebruik van zijn linkerhand is mogelijk blijvend. Ook is bij [slachtoffer (voornaam)] tijdens de behandeling van de steekwonden een blaasontsteking ontstaan, die mogelijk chronisch is.
Voorts heeft [slachtoffer (voornaam)] als gevolg van het steekincident een groot aantal littekens opgelopen. Ook met kleding aan is een aantal daarvan goed zichtbaar. [slachtoffer (voornaam)] , een jonge jongen, zal gedurende de rest van zijn leven als gevolg van deze littekens met het steekincident geconfronteerd worden. Niet alleen als hij zich uit- of aankleedt, maar ook als hij in zomerse kleding buiten loopt en anderen hem naar het ontstaan van die littekens kunnen vragen.
De rechtbank overweegt dat gelet op de aard en de ernst van het feit, het incident logischerwijs geestelijk grote impact heeft gehad op [slachtoffer (voornaam)] . Dat hij zich eerst op het fysieke herstel heeft gericht en nog niet aan traumatherapie is toe gekomen, komt de rechtbank niet vreemd voor.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook aannemelijk dat [slachtoffer (voornaam)] immateriële schade heeft geleden, in de zin van artikel 6:106, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Het gevorderde bedrag van € 40.000,- acht de rechtbank gelet op voornoemde omstandigheden ook niet onredelijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Nader te onderbouwen schade
Het bedrag van € 25.000,- nader te onderbouwen schade is gevorderd voor het geval hoger beroep wordt ingesteld. Dit betreft toekomstige schade die niet concreet is gemaakt. De vordering zal voor dit bedrag dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van in totaal € 59.460,04 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hieronder vermelde bedragen vermelde datum tot de dag van volledige betaling:
  • kledingschade € 139,20 vanaf 21 augustus 2022;
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding € 930,- vanaf 21 augustus 2022;
  • revalidatiedaggeldvergoeding € 736,- vanaf 20 september 2022;
  • mantelzorg € 740,- vanaf 5 november 2022;
  • reiskosten poliklinische behandeling € 382,80 vanaf 5 november 2022;
  • reiskosten bezoek pleegouders revalidatiecentrum € 1.157,04 vanaf 20 september 2022;
  • studievertraging € 15.375,- vanaf 21 augustus 2022;
  • immateriële schade €40.000,- vanaf 21 augustus 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 59.460,04, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor toegewezen posten vanaf de hiervoor genoemde data tot de dag van volledige betaling.
Omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is, zal er geen aanvullende gijzeling worden opgelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 77a, 77g, 77s, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit;
Maatregel
- legt op aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK Mes (PL0600-202238719-G2806204);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 59.460,04;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
- € 139,20 vanaf 21 augustus 2022
- € 930,- vanaf 21 augustus 2022
- € 736,- vanaf 20 september 2022
- € 740,- vanaf 5 november 2022
- € 382,80 vanaf 5 november 2022
- € 1.157,04 vanaf 20 september 2022
- € 15.375,- vanaf 21 augustus 2022
- € 40.000,- vanaf 21 augustus 2022.
tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 59.460,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de bij de hierna vermelde bedragen vermelde data:
- € 139,20 vanaf 21 augustus 2022
- € 930,- vanaf 21 augustus 2022
- € 736,- vanaf 20 september 2022
- € 740,- vanaf 5 november 2022
- € 382,80 vanaf 5 november 2022
- € 1.157,04 vanaf 20 september 2022
- € 15.375,- vanaf 21 augustus 2022
- € 40.000,- vanaf 21 augustus 2022.
tot de dag van volledige betaling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. I.G.C. Bij de Vaate en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juli 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte (voornaam)] wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te [plaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
met een mes, althans een dergelijke scherp (steek)voorwerp, die [slachtoffer]
meerdere malen, althans eenmaal, in de hals en/of de buik en/of de rug,
althans het lichaam heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te [plaats 2]
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: steekverwondingen in de hals en/of de
buik en/of de rug waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was) heeft toegebracht,
door die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp (steek)voorwerp,
meerdere malen, althans eenmaal, in de hals en/of de buik en/of de rug, althans het
lichaam te steken/snijden;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2022, genummerd PL0600-2022383719 -7, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 52, het proces-verbaal van 29 augustus 2022 met documentcode 20220828.0745.01901, doorgenummerde pagina’s 53 tot en met 74, het proces-verbaal van 24 september 2022, met documentcode 20220923.1342.01901, doorgenummerde pagina’s 75 tot en met 141, het proces-verbaal van 15 november 2022, met documentcode 20221102.1342.01901, doorgenummerde pagina’s 143 tot en met 170 en het proces-verbaal van 7 maart 2023, met documentcode 20230105.1352.01901, doorgenummerde pagina’s 171 tot en met 193, allen opgemaakt door politie Eenheid Oost-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2022, p. 9
3.Proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2022, p. 60
4.Een geschrift, zijnde een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Utrecht, van 30 augustus 2023, p. 148
5.Een geschrift, zijnde een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Utrecht, van 30 augustus 2023, p. 149
6.Een proces-verbaal verhoor van [verdachte (voornaam)] , p. 50
7.Een proces-verbaal verhoor van [verdachte (voornaam)] , p. 51