Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de beschikking van 10 maart 2023,
- het stemverslag, gedeponeerd ter griffie op 25 juli 2023,
- het verzoekschrift van 25 juli 2023,
- de beschikking van 27 juli 2023,
- de zienswijze van [belanghebbende] van 28 juli 2023,
- het verweerschrift van [verzoekster] van 30 juli 2023,
- de aanvullende zienswijze van [belanghebbende] van 1 augustus 2023.
- de heer [A] , bestuurder van [verzoekster] ,
- de heer mr. A.W. de Man, advocaat van [verzoekster] ,
- mevrouw mr. M. Anneveld, advocaat van [verzoekster] ,
- de heer mr. J. Postma, advocaat van [verzoekster] ,
- de heer [B] , adviseur bij [onderneming 1] B.V.,
- de heer mr. M. Aktas, gemachtigde van [belanghebbende] .
2.Inleiding
3.De feiten
- de verlieslatende zelfbedieningsgroothandel werd in januari 2020 gesloten;
- de inefficiënties in de logistieke processen, die mede als gevolg van de verhuizing waren ontstaan, zijn aangepakt;
- de personeelskosten zijn aantoonbaar gedaald doordat minder logistieke medewerkers nodig zijn;
- de huisvestingskosten zijn gedaald als gevolg van de verhuizing;
- [verzoekster] heeft een nieuwe webshop laten bouwen;
- de nieuwe locatie biedt ruimte voor verdere groei van de omzet;
- het nieuwe business model en de wijze van klantbediening en de commerciële doelen die hiermee samenhangen hebben geresulteerd in de werving van nieuwe klanten; en
- de winstgevendheid is toegenomen als gevolg van behaalde schaalvoordelen en relatieve kostenbesparingen.
4.Het standpunt van [verzoekster]
5.Het standpunt van [belanghebbende]
6.De beoordeling
tenzijdie beslissing niet tot een andere uitkomst van de stemming had kunnen leiden. [verzoekster] heeft grote vrijheid om te bepalen volgens welke procedure schulden kunnen worden aangemeld en wie mag deelnemen aan een stemming. [verzoekster] heeft als uitgangspunt onder het akkoord genomen dat iedereen die op 20 november 2022 (de fixatiedatum) een vordering op haar heeft, als stemgerechtigde schuldeiser wordt aangemerkt. Deze fixatiedatum heeft [verzoekster] gekozen omdat op 20 november 2022 een boekhoudkundige periode werd afgesloten. [belanghebbende] heeft, net als andere schuldeisers, geen bezwaren aangevoerd tegen de door [verzoekster] gekozen fixatiedatum. [belanghebbende] had op 20 november 2022 een vordering op [verzoekster] , zodat goed te volgen is dat zij door [verzoekster] is aangemerkt als stemgerechtigde schuldeiser onder het akkoord. Daar komt bij dat het antwoord op de vraag of [belanghebbende] wel of niet tot de stemming had moeten worden toegelaten, nooit een andere uitkomst van de stemming tot gevolg zou hebben gehad. [belanghebbende] heeft in dit geval niet gestemd, maar ook als zij tegen had gestemd, zou dit de stemuitslag in klasse IV niet hebben gewijzigd en zou het akkoord hebben kunnen rekenen op een voldoende meerderheid. Dit laatste geldt ook voor Nationale Nederlanden. De weigeringsgrond van artikel 384 lid 2 sub d Fw doet zich dus hoe dan ook niet voor.
schuldenen niet zal inhouden dat aan (gewezen) schuldeisers een nieuwe financiële verplichting wordt opgelegd. De uitvoering van een akkoord zal – en dit mag bij de Belastingdienst bekend worden verondersteld – uiteindelijk onderwerp kunnen zijn van een civiele procedure tussen [verzoekster] en [belanghebbende] . Het is dus niet de WHOA-rechter die over dit geschil het laatste oordeel heeft.