Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure. De vordering tot ontneming is behandeld op de terechtzitting van 29 juni 2023. De officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, heeft verzocht om de vordering tot ontneming af te wijzen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.Y. Kekik, heeft eveneens verzocht om de vordering af te wijzen, waarbij de veroordeelde heeft verklaard de schadevergoeding aan de benadeelde partij te zullen betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder op 13 juli 2023 is veroordeeld voor het medeplegen van oplichting. In dat vonnis is de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 4.850, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is dat de veroordeelde meer wederrechtelijk voordeel heeft verkregen dan het bedrag dat aan de benadeelde partij is toegewezen. Op basis van artikel 36e lid 8 van het Wetboek van Strafrecht worden de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat er per saldo geen wederrechtelijk verkregen voordeel meer overblijft. De vordering tot het opleggen van een betalingsverplichting is om deze redenen afgewezen. De rechtbank heeft het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op nihil en de vordering van het Openbaar Ministerie tot het opleggen van een betalingsverplichting afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2023.