ECLI:NL:RBMNE:2023:4148
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering is behandeld op de terechtzitting van 29 juni 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, de vordering tot ontneming heeft afgewezen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Hartman, heeft eveneens verzocht om de vordering af te wijzen, stellende dat niet kan worden vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder op 13 juli 2023 is veroordeeld voor het medeplegen van oplichting. In dat vonnis is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 4.850, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de veroordeelde meer wederrechtelijk voordeel heeft verkregen dan het bedrag dat aan de benadeelde partij is toegewezen. Op basis van artikel 36e lid 8 van het Wetboek van Strafrecht worden de aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Hierdoor blijft er per saldo geen wederrechtelijk verkregen voordeel over, en wordt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op nihil. De rechtbank wijst daarom de vordering van het Openbaar Ministerie tot het opleggen van een betalingsverplichting af. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2023, door de voorzitter en de rechters, in aanwezigheid van de griffier.