ECLI:NL:RBMNE:2023:4147
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de ontnemingsvordering wegens vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van de officier van justitie. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in deze zaak vrijgesproken was van het feit waarop de ontnemingsvordering betrekking had. De zitting vond plaats op 29 juni 2023, waar de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.Y. Kekik, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie verzocht om de vordering tot ontneming af te wijzen, terwijl de verdediging hetzelfde verzocht.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een veroordeling, zoals vereist op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, omdat de veroordeelde op 13 juli 2023 was vrijgesproken. Hierdoor kon het Openbaar Ministerie niet worden ontvangen in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank verklaarde de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. J.F. Haeck en de rechters mrs. A.M.M. Lemmen en B. Vis, in aanwezigheid van griffier mr. M.E. Wolters. De beslissing werd genomen op de openbare terechtzitting van 13 juli 2023.