ECLI:NL:RBMNE:2023:4136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/556527 / HA ZA 23-343
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident over de gevolgen van het einde van het erfpachtrecht en de vraag van ontruiming van percelen en opstallen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is er een geschil tussen de stichting Stichting Monumentenbezit (SMB) en de besloten vennootschap Maertenshoeve B.V. over de gevolgen van het einde van het erfpachtrecht op 31 december 2023. SMB is eigenaar van twee percelen grond met daarop opstallen, die in erfpacht zijn gegeven aan Maertenshoeve. In de erfpachtakte is een verbod opgenomen voor het verhuren van de opstallen, maar Maertenshoeve heeft deze toch verhuurd aan derden. SMB vordert in de hoofdzaak onder andere een verklaring voor recht dat het erfpachtrecht eindigt en ontruiming van de percelen en opstallen.

Maertenshoeve heeft in het incident verzocht om doorverwijzing naar de kantonrechter, omdat zij van mening is dat de kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen die betrekking hebben op de huurovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ontruimingsvordering van SMB niet voortkomt uit een huurovereenkomst, maar uit de erfpachtovereenkomst. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Maertenshoeve afgewezen en geoordeeld dat de rechtsvordering van SMB in deze procedure beslissend is.

De rechtbank heeft Maertenshoeve in de kosten van het incident veroordeeld, begroot op € 598,00 aan salaris advocaat. De zaak zal op 11 oktober 2023 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord van Maertenshoeve. Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/556527 / HA ZA 23-343
Vonnis in incident van 30 augustus 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING MONUMENTENBEZIT,
gevestigd te 's-Graveland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Niermeijer te Bussum,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAERTENSHOEVE B.V.,
gevestigd te Westbroek,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M. van Weeren LLM. te Amsterdam.
Partijen zullen hierna SMB en Maertenshoeve genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 11,
  • de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kantonrechter,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

Waar gaat de zaak over?

2.1.
SMB is eigenaar van twee percelen grond met de daarop staande opstallen in Naarden. Hierop is een recht van erfpacht gevestigd. Maertenshoeve is erfpachter van beide percelen met opstallen. In de oorspronkelijke erfpachtakte staat een verbod voor het verhuren van de opstallen. Dit verbod is op de erfpachtovereenkomst van partijen van overeenkomstige toepassing verklaard. Toch zijn de opstallen door Maertenshoeve verhuurd aan derden. Het erfpachtrecht eindigt op 31 december 2023.
2.2.
Partijen hebben een geschil over de gevolgen van het einde van het erfpachtrecht. Het geschil ziet onder andere op de vraag of Maertenshoeve de percelen en opstallen vrij van huurrechten moet opleveren. Maertenshoeve vindt van niet en SMB vindt van wel.
SMB vordert in de hoofdzaak samengevat:
een verklaring voor recht dat het recht van erfpacht op 31 december 2023 eindigt,
ontruiming van de percelen en de opstallen ‘met al het hare en het al de haren’,
veroordeling van Maertenshoeve in de proceskosten.
2.3.
Maertenshoeve vordert in incident dat de rechtbank de zaak doorverwijst naar de kantonrechter, omdat de kantonrechter absoluut bevoegd is kennis te nemen van vorderingen die betrekking hebben op de huurovereenkomst. De ontruimingsvordering van SMB ziet op een huurovereenkomst, omdat deze vordering ook is gericht tegen de huurders van de opstallen. Dit baseert zij op de stellingen van SMB dat de huurovereenkomst tussen Maertenshoeve en de huurder onbevoegd is gesloten, door SMB aangevoerd in een (andere) procedure tegen een van de huurders.
De procedure wordt niet doorverwezen naar de kantonrechter
2.4.
De incidentele vordering wordt afgewezen. Zaken over huurovereenkomsten worden behandeld door de kantonrechter [1] . Bij de beoordeling van de vraag of in dit geval van een dergelijke zaak sprake is, is beslissend de rechtsvordering zoals de eisende partij die heeft ingesteld [2] .
2.5.
In dit geval is geen sprake van vorderingen uit huur. De grondslag van de ontruimingsvordering van SMB is de erfpachtovereenkomst. Volgens SMB heeft Maertenshoeve uit de erfpachtovereenkomst de verplichting om te ontruimen bij het einde van de erfpachtovereenkomst en dus ook te zorgen dat er geen huurders meer zijn.
2.6.
De eventuele stellingen van SMB in een (andere) procedure tegen een van de huurders geven geen aanleiding om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter, omdat beslissend is de rechtsvordering van SMB in deze procedure.
Proceskosten
2.7.
Maertenshoeve krijgt ongelijk en zal daarom in de kosten van het incident worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden die kosten aan de zijde van SMB begroot op een bedrag van € 598,00 (1 punt x tarief € 598,00) aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Maertenshoeve in de kosten van het incident, aan de zijde van SMB tot op heden begroot op € 598,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 oktober 2023voor conclusie van antwoord van Maertenshoeve.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023. [3]

Voetnoten

1.Artikel 93 lid 2 onder c Rv.
2.HR 13 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1064.
3.conc: MvD 5633