ECLI:NL:RBMNE:2023:412

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
AWB 22 / 5653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Verzoeker heeft op 15 september 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschrift van 8 februari 2022. Na een beslissing van verweerder op 30 november 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop verweerder akkoord ging met een proceskostenvergoeding van € 379,50.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, wat hoger is dan het bedrag dat verweerder bereid was te vergoeden.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en een afschrift van de uitspraak verzonden aan de betrokken partijen. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.J. Philipse).

Procesverloop

Op 15 september 2022 heeft verzoeker beroep ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaarschrift van 8 februari 2022.
Op 30 november 2022 heeft verweerder een beslissing op het bezwaar genomen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord is met een proceskostenvergoeding van € 379,50.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1/2). Dit bedrag is hoger dan verweerder bereid is te vergoeden, omdat per 1 januari 2023 de waarde per punt is verhoogd (van € 759,-) naar € 837,-.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.