ECLI:NL:RBMNE:2023:412
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoeker, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Verzoeker heeft op 15 september 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschrift van 8 februari 2022. Na een beslissing van verweerder op 30 november 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop verweerder akkoord ging met een proceskostenvergoeding van € 379,50.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en de rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenveroordeling is als kennelijk gegrond toegewezen, en de rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, wat hoger is dan het bedrag dat verweerder bereid was te vergoeden.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en een afschrift van de uitspraak verzonden aan de betrokken partijen. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.