ECLI:NL:RBMNE:2023:4114

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
16/052770-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door grootouder met minderjarige kleinkind

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een grootouder die gedurende een periode van tien jaar ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter. De verdachte, geboren in 1949, heeft zich schuldig gemaakt aan het tongzoenen van het slachtoffer, het aanraken van haar blote borsten en het betasten van haar vagina met zijn handen en voeten. Het slachtoffer was ten tijde van deze handelingen aan de zorg van de verdachte toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak heeft overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van € 10.061,42 aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/052770-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juli 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. J.A. Pieters, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 9 september 2003 tot en met 9 september 2013 in [plaats] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en zijn kleinkind, te weten [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het bestanddeel dat betrekking heeft op het betasten van de vagina met de hand(en).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de ten laste gelegde periode dient te worden beperkt tot het jaar 2013 en verdachte voor de overige periode partieel dient te worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het minderjarige slachtoffer niet aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd. Ten aanzien van het tongzoenen en het betasten van de vagina met de handen en voeten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar dient te worden geacht en verdachte derhalve hiervan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het betasten van de (blote) borsten van aangeefster heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 7 februari 2020 volgt dat aangeefster [slachtoffer] , blijkens dit proces-verbaal geboren op [1999] , onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik doe aangifte van seksueel misbruik tegen mijn opa, [verdachte] (bijnaam [verdachte (bijnaam)] ). Het begon op mijn 4e a 5e jaar tot een jaar of 11, 12, omdat ik vaak tussen de middag opvang nodig had en daarom bij mijn opa en oma op de [adres] te [plaats] was. [2]
Mijn eerste herinnering aan het misbruik was denk ik het moment dat ik op een gegeven moment bij mijn opa in bed moest komen liggen. Hij sliep altijd tussen de middag. Oma wachtte altijd tot hij weer wakker was, zodat zij weg kon gaan naar de winkel of de supermarkt. Ik moest dan bij opa blijven. Ik moest dan bij hem komen liggen op het bed in de slaapkamer. Op een gegeven moment begon hij ook echt aan mij te zitten. Hij ging met zijn hand in mijn broek en dan weer onder mijn onderbroek en toen had hij zijn hand bij mijn vagina. En hij begon dan continu te voelen en hij hield zijn hand daar eigenlijk de hele tijd, totdat oma terugkwam. Dan haalde hij snel zijn hand er uit. Hij lag op zijn rug. Hij had een elektrisch bed en hij had hem niet helemaal plat liggen. Hij deed de dekens omhoog en dan moest ik bij hem onder het dekbed komen liggen. Ik lag op zijn arm op mijn rug. Ik lag aan zijn rechterkant en hij ging met zijn linkerhand in mijn broek onder de kleding, echt huid op huid. Hij maakte bewegingen. Hij had zijn hand vlak, dan ging hij met zijn hand voelen, hij maakte draaiende bewegingen. Hij ging met zijn hand op mijn vagina en tussen mijn schaamlippen. Het stopte als hij de voordeur hoorde opengaan als oma weer binnenkwam. Het is regelmatig gebeurd, tussen de 5 en 10 keer in totaal, dat hij met zijn hand in mijn broek ging. [3]
Hij heeft ook als we aan de eettafel zaten met zijn voet tussen mijn benen gezeten. Hij kwam dan met zijn voet tegen mijn vagina aan op de kleding. Altijd als ik binnen kwam, stond hij er om me op te vangen. Ik moest hem altijd een kus geven. Ik gaf hem dan een kus op de mond, maar later dan moest ik hem een kus geven en dan ging hij ook met zijn tong in mijn mond. Hij maakte bewegingen met zijn tong. Ik was toen 5 à 6 jaar. Dit gebeurde op het balkon bij de voordeur van de flat of in de gang. Dit gebeurde heel vaak. Pas later, toen ik 10 of 11 jaar was, besefte ik dat het niet goed was. [4]
Het betasten van mijn borsten kwam in gang toen ik begon met roken. Dan ging hij altijd mee en dan draaide hij mij om. Dan stond ik met mijn rug tegen zijn buik aan en dan zei hij dat hij mijn hart wilde voelen. We stonden in de gang dan. Toen is hij met zijn rechterhand over mijn rechterschouder gegaan en ging hij met zijn hand via de hals van mijn shirt onder mijn shirt en onder mijn hemdje en onder mijn behaatje. Hij heeft gevoeld en hij heeft geknepen er in. Bloot, huid op huid. Dit heeft hij een stuk of 4, 5 keer bij mij gedaan. [5]
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 2 maart 2022 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb één keer aan de borsten van [slachtoffer (voornaam)] gezeten. Het gebeurde toen ze bij ons thuis was. Ik stond achter haar en legde bovenlangs een hand op haar borst. Ik deed mijn hand onder haar shirt en raakte haar blote borst aan. Het was een moment van even lekker intiem vasthouden. Hetzelfde is ook één keer bij [B (voornaam)] gebeurd. [6]
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 2 februari 2022 volgt dat [C] , de zus van aangeefster, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
lk heb wel eens gezien dat opa, [verdachte (bijnaam)] [verdachte (achternaam)] , even zijn hand op de tiet van [slachtoffer (voornaam)] legde. lk zag wel eens als zij achter de computer zat, dat hij even haar tiet aanraakte. Ik heb ongeveer twee keer gezien dat hij haar borst aanraakte over haar kleding heen.
Ik weet nog dat ik zelf achter de computer zat, opa achter me kwam staan en mijn borsten aanraakte, soms ook in mijn shirt. Met eten zat ik soms tegenover hem en dan ging hij met zijn voet bewegen tussen mijn benen. Ik voelde zijn voet dan bij mijn vagina. Dit gebeurde vanaf mijn dertiende. Hij had een balkon aan twee kanten, waar hij vaak de gelegenheid had om mij aan te raken bij mijn borsten, omdat je dan uit het zicht was. [7]
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 18 februari 2022 volgt dat [A] , een tante van aangeefster, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
[slachtoffer (voornaam)] kwam met haar verhaal bij mij in oktober/november 2013. Moeder zei later aan de telefoon tegen [.] dat als [slachtoffer (voornaam)] niet naar huis wil ze maar bij opa en oma moest gaan zitten. Uiteindelijk meldde ik dat aan [slachtoffer (voornaam)] en toen ontplofte ze. Ze werd zo vreselijk boos. Ze begon te schreeuwen en dreigen richting opa. Opa moest met zijn poten van haar afblijven. Zoveel woede en frustratie. Ze werd zo kwaad. Dat had ik nog nooit gezien. Ik dacht dat ze opa ging vermoorden. Ik vroeg haar waarom ze niet naar opa wilde. Zij vertelde dat opa, [verdachte (bijnaam)] [verdachte (achternaam)] , aan haar zat en haar omkocht om aan haar te zitten. Dat gebeurde als oma niet in de buurt was of als ze gingen roken. Hij zou onder haar shirt hebben gezeten onder het mom van dat hij haar hart wilde voelen kloppen. Ze werd omgekocht met sigaretten. Als ze samen waren, bood hij haar een sigaret aan en dat betekende dat hij aan haar mocht zitten. Hij heeft onder haar blote huid aan haar gezeten. [8] Ik zei tegen hem: "Je hebt met je vingers onder haar kleding gezeten en haar omgekocht met sigaretten". Toen zei mijn schoonmoeder: "Ik heb nog zo gezegd dat je dat niet moet doen, dat vinden die meiden niet leuk". Hij heeft huilend toegegeven grensoverschrijdend gedrag te hebben vertoond bij mijn dochter, [B (voornaam)] , en [slachtoffer (voornaam)] . [9]
Bewijsoverwegingen
Het bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft naar vaste rechtspraak betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op een onderdeel daarvan en beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen. Het wetsartikel verbiedt de rechtbank tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Bij zedenzaken, waarin veelal slechts twee personen aanwezig zijn geweest en het derhalve doorgaans het woord van de aangever tegen dat van verdachte is, is het niet vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal. Het is afdoende wanneer de verklaring van de aangever op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen die verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster
[slachtoffer] als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt om tot uitgangspunt te kunnen dienen in de onderhavige zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Aangeefster heeft immers consistent bij de politie en de rechter-commissaris verklaard en is hierin zeer gedetailleerd geweest. Zij heeft herhaaldelijk verklaard dat verdachte haar borsten betastte onder het mom van het willen voelen van haar hart, dat overigens door verdachte wordt bevestigd, en dat hij met zijn voet haar vagina aanraakte onder de eettafel. Tevens heeft zij specifiek verklaard op welke momenten zij verdachte een kus moest geven en dat hij toen met zijn tong bewegingen in haar mond maakte, wanneer zij bij hem in bed moest komen liggen, in welke stand zijn bed toen stond en op welke manier zij bij hem lag toen hij haar vagina betastte. Anders dan door de verdediging naar voren gebracht, valt nergens uit op te maken dat aangeefster zich zou hebben vergist en bijvoorbeeld haar andere opa (van vaders kant) in plaats van verdachte zou hebben bedoeld, die deze handelingen bij haar verrichtte. Aangeefster heeft immers gedetailleerd verklaard waar het misbruik plaatsvond. Ze heeft hierbij onder meer de slaapkamer met het elektrische bed en het balkon bij de voordeur benoemd. Beide passen ook bij de beschrijving die verdachte zelf van zijn eigen woning heeft gegeven. Het kan dan ook niet anders dan dat het misbruik in het appartement van verdachte en zijn vrouw plaatsvond.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster geloofwaardig en ziet geen reden om hier aan te twijfelen. Gelet hierop passeert de rechtbank het verweer van de verdediging dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar dienen te worden geacht. De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar en kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
Waardering van het bewijs
De volgende vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in de rest van het dossier. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat verdachte zei dat hij haar hart wilde voelen en toen met zijn hand over haar schouder in haar shirt ging en aan haar blote borsten zat, terwijl zij met haar rug tegen hem aan stond. Verdachte heeft bekend dat hij inderdaad van achteren, bovenhands, onder haar shirt aan haar blote borsten heeft gezeten en dat hij dit deed om haar hart te voelen. Ook heeft verdachte bekend aan de blote borsten te hebben gezeten van het nichtje van aangeefster, [B] . Getuige [C] , het zusje van aangeefster, heeft omschreven dat verdachte dit op exact dezelfde wijze – van achteren en onder haar shirt – ook bij haar heeft gedaan. Bovendien heeft het zusje van aangeefster verklaard twee keer te hebben gezien dat verdachte de borst van aangeefster aanraakte. Toen getuige [A] verdachte in het bijzijn van oma ermee confronteerde dat hij met zijn vingers onder de kleding van aangeefster had gezeten, heeft oma – de partner van verdachte – tegen verdachte gezegd dat zij nog zo had gezegd dat hij dat niet moet doen, omdat die meiden dat niet leuk vinden. Tevens heeft getuige [A] verklaard dat verdachte in datzelfde gesprek heeft toegegeven grensoverschrijdend gedrag te hebben vertoond bij aangeefster en [B (voornaam)] , de dochter van getuige [A] .
Voorts heeft aangeefster bij de politie verklaard dat zij bij verdachte in bed moest komen liggen als oma niet in de buurt was, hij toen met zijn hand in haar broek en onder haar onderbroek aan haar blote vagina zat, tussen en over de schaamlippen heen voelde en draaiende bewegingen maakte. Oma heeft bij de politie verklaard dat het mogelijk is dat zij af en toe even weg was van huis en verdachte en aangeefster alleen achterbleven. [10] Tevens heeft aangeefster verklaard dat verdachte met zijn voet tussen haar benen, tegen haar vagina, op de kleding zat toen zij tegenover hem zat aan de eettafel en verdachte dan bewegingen met zijn voet maakte. Ditzelfde is het zusje van aangeefster overkomen. Zij heeft namelijk verklaard dat verdachte met zijn voet tussen haar benen zat toen zij tegenover hem zat tijdens het eten.
Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar kuste, zijn tong in haar mond deed en ermee bewoog toen zij bij hem in bed moest liggen. Verder stond hij haar altijd op te wachten om haar op te vangen en moest zij hem een kus geven, waarbij zij hem een kus op de mond gaf en hij wederom met zijn tong in haar mond ging en bewegingen maakte. Dat gebeurde dan op het balkon, welke plek tevens door het zusje van aangeefster wordt genoemd als de plek waar verdachte haar borsten aanraakte omdat dit kennelijk uit het zicht was. Oma heeft verklaard dat zij expliciet tegen verdachte heeft gezegd om geen zoenen maar een hand aan aangeefster te geven. [11]
Tot slot wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaring van haar tante, getuige [A] , aan wie zij voor het eerst heeft verteld over het misbruik door verdachte. [A] heeft verklaard dat aangeefster ontplofte en dat zij haar nog nooit zo had gezien, zoveel woede en frustratie. Deze waargenomen emoties en de wijze waarop zij voor het eerst vertelt over het misbruik, onderstrepen naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en deze waarnemingen vormen op zichzelf ook ondersteunend bewijs.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster in ruime mate en op relevante onderdelen steun vinden in overige onderzoeksbevindingen. De rechtbank ziet ook geen contra-indicaties voor een bewezenverklaring.
De rechtbank neemt de verklaring van aangeefster dan ook als uitgangspunt en acht (anders dan de officier van justitie) alle ten laste gelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Aan de zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
Onder degene aan wiens zorg en waakzaamheid een minderjarige is toevertrouwd in de zin van artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht valt ook iemand aan wie de feitelijke zorgplicht tijdelijk of gedeeltelijk is overgedragen. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat het minderjarige slachtoffer in de bewezen verklaarde periode (vanaf haar vierde levensjaar) vaak tussen de middag naar verdachte, haar opa, en haar oma ging voor opvang, in wiens woning de bewezen verklaarde handelingen hebben plaatsgevonden. Voorts blijkt uit het dossier dat oma af en toe weg ging en verdachte alleen met het slachtoffer achterbleef. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het minderjarige slachtoffer aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd en verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 9 september 2003 tot en met 9 september 2013 te [plaats] ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en zijn kleinkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [1999] , immers heeft hij telkens opzettelijk ontuchtig
- de blote borsten van die [slachtoffer] betast en
- de vagina van die [slachtoffer] betast met de voet en de hand en
- die [slachtoffer] getongzoend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en zijn kleinkind, meermaals gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop van de onderhavige zaak en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op de gezondheidstoestand van verdachte en zijn leeftijd heeft de raadsvrouw verzocht om de op te leggen straf in het geval van een veroordeling te beperken tot een geheel voorwaardelijke taakstraf of gevangenisstraf van korte duur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft gedurende een periode van tien jaar ontucht gepleegd met zijn kleindochter. Dit bestond uit het tongzoenen van het slachtoffer, haar aanraken op haar blote borsten en het betasten van haar vagina met zijn handen en zijn voeten. Het betasten van haar vagina begon toen het slachtoffer pas vier jaar oud was en heeft 5 á 10 keer plaatsgevonden. Het misbruik is doorgegaan totdat het slachtoffer 14 jaar was. Het misbruik is gestopt doordat het slachtoffer het aan haar tante durfde te vertellen, die daarna haar schoonvader hiermee heeft geconfronteerd. Het is dus niet aan verdachte te danken dat het uiteindelijk is gestopt.
Door zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Gelet op de duur van het misbruik en de leeftijd van het slachtoffer waarop het misbruik heeft plaatsgevonden, heeft verdachte een grote rol gespeeld in een cruciale levensfase van het slachtoffer en gezorgd voor een negatieve beïnvloeding van haar seksuele ontwikkeling. Verdachte heeft het slachtoffer getekend voor het leven. Dergelijke handelingen kunnen evident langdurige en traumatische gevolgen met zich brengen voor het slachtoffer. Dat dit ook het geval is bij het slachtoffer blijkt onder meer uit haar ter zitting voorgelezen verklaring.
Het misbruik vond plaats terwijl verdachte en zijn vrouw op het slachtoffer pasten na school of in het weekend. Het slachtoffer was dus mede aan zijn zorg toevertrouwd. Verdachte heeft dit vertrouwen in grove mate beschaamd en het slachtoffer misbruikt terwijl zij zich, bij haar opa en oma thuis, bij uitstek veilig had mogen wanen.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank weegt voorts mee dat verdachte maar zeer beperkt verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Hij heeft een enkel deel uit de tenlastelegging bekend, maar voor het overige heeft hij de verklaringen van aangeefster als leugenachtig bestempeld, hetgeen vanzelfsprekend invloed heeft op het verwerkingsproces van het slachtoffer.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 15.061,42. Dit bedrag bestaat uit € 62,42 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de materiële schade geheel toe te wijzen en de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 7.500,00. Gelet hierop heeft de officier van justitie gevorderd om een bedrag ter hoogte van € 7.561,42 toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd om de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw primair verzocht om de benadeelde partij deels niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite partiële vrijspraak en het ontbreken van het causale verband tussen de ten laste gelegde handelingen en de medische toestand van de benadeelde partij, gelet op andere (traumatische) gebeurtenissen in haar leven. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding aanzienlijk te matigen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De gevorderde materiële schade, bestaande uit € 61,42, voor het opvragen van het medische dossier van de benadeelde partij acht de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding
voor immateriële schade toe als het slachtoffer ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij als gevolg van het bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. De benadeelde partij heeft ten gevolge van het bewezen verklaarde feit immers een posttraumatische stressstoornis (PTSS) opgelopen en dient opnieuw hiervoor in behandeling te gaan. Gelet op de aard en de ernst van de normschending ligt dit psychische leed tevens voor de hand.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet is vastgesteld dat de bewezen verklaarde handelingen de oorzaak zijn geweest van de medische toestand van de benadeelde partij, aangezien uit het dossier is gebleken dat zij op jonge leeftijd tevens een andere negatieve seksuele ervaring heeft meegemaakt. De rechtbank overweegt dat de gevorderde immateriële schade in zodanig verband staat tot het seksueel misbruik door verdachte dat deze schade als een gevolg hiervan aan verdachte kan worden toegerekend.
Indien schade een gevolg kan zijn van twee verschillende gebeurtenissen voor elk waarvan een ander persoon aansprakelijk is en vaststaat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, volgt uit artikel 6:99 van het Burgerlijk Wetboek dat de verplichting tot schadevergoeding op ieder van deze personen berust, tenzij het tegendeel kan worden bewezen. De rechtbank concludeert dat noch uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de immateriële schade niet het gevolg is geweest van de bewezen verklaarde handelingen van verdachte. Dit verweer wordt verworpen.
Bij de vaststelling van de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met hetgeen er in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend. De rechtbank is mede gelet daarop van oordeel dat de immateriële schade op dit moment naar billijkheid kan worden begroot op een bedrag van
€ 10.000,00. De rechtbank zal de immateriële schade voor wat betreft het meer gevorderde derhalve afwijzen.
De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot het bedrag van € 10.061,42, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.061,42, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
9 (negen) maanden, nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 10.061,42, bestaande uit een bedrag van € 61,42 aan materiële schadevergoeding en een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 september 2013 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en E.G. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 augustus 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 september 2003 tot en met 9 september 2013 te [plaats] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn kleinkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [1999] , immers heeft hij (telkens) opzettelijk ontuchtig
- de (blote) borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast met de voet(en) en/of de hand(en) en/of
- die [slachtoffer] getongzoend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 maart 2022, genummerd PL0900-2020022753, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 55. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13.
3.Pagina’s 14 en 15.
4.Pagina 16
5.Pagina 17.
6.Pagina’s 47, 49 en 52.
7.Pagina’s 23 tot en met 25.
8.Pagina 29.
9.Pagina 30.
10.Pagina 37.
11.Pagina 37.