In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum beoordeeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning in Hilversum, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning op 1 januari 2021, die door de gemeente op € 564.000,- is vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde van zijn woning € 512.000,- zou moeten zijn. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning heeft onderbouwd met een taxatiematrix, waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen die recentelijk zijn verkocht. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser. Eiser's argumenten worden door de rechtbank niet overtuigend geacht, en de rechtbank concludeert dat de waarde van de woning en de bijbehorende aanslag niet te hoog zijn vastgesteld. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.