ECLI:NL:RBMNE:2023:4091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 23/1658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen nieuw besluit van de Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 2 augustus 2023, wordt het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, maar trok dit beroep in nadat verweerder een nieuw besluit had genomen. Verzoeker vraagt nu om vergoeding van de gemaakte proceskosten, omdat verweerder niet heeft gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank oordeelt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd. Volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoet is gekomen.

De rechtbank concludeert dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten, gezien het feit dat er geen reactie is gekomen op het verzoek van verzoeker. De proceskosten worden vastgesteld op € 837,-, en daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1658

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Op 31 maart 2023 heeft verweerder een besluit genomen. Daartegen heeft verzoeker op 18 april 2023 beroep ingesteld. Op 7 juni 2023 heeft verweerder een nieuw besluit genomen. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoeker. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoeker te vergoeden.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen
(artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten van € 837,- toe;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.C. Hak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.