In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 2 augustus 2023, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster had op 24 februari 2023 beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, omdat verweerder niet tijdig had beslist. Op 21 maart 2023 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster het beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van haar proceskosten heeft verzocht. Verweerder heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster, concludeert de rechtbank dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn gaat. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoekster vergoeden. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten toe en draagt verweerder op het griffierecht te vergoeden.