ECLI:NL:RBMNE:2023:4079

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/5239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging bijstandsuitkering wegens niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een maatregel die hem was opgelegd, waarbij zijn bijstandsuitkering met 100% werd verlaagd voor de maand maart 2022. Dit gebeurde omdat eiser een aangeboden baan als groenmedewerker niet had aanvaard, wat volgens verweerder in strijd was met de Participatiewet. Eiser stelde dat de maatregel onterecht was, omdat hij vond dat de aangeboden baan niet passend was vanwege persoonlijke omstandigheden, zoals transpiratieproblemen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden baan als groenmedewerker maatschappelijk aanvaard is en dat eiser in beginsel gehouden is deze arbeid te aanvaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen objectieve gegevens heeft overlegd die onderbouwen dat de aangeboden oplossing, zoals het gebruik van handschoenen, onvoldoende was. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet nieuw waren en dat verweerder terecht de bijstandsuitkering had verlaagd. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, en mr. E. Kersten, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.P.M. Boelens),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug

(gemachtigde: M. Arendsen).

Procesverloop

In het besluit van 12 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een maatregel opgelegd met betrekking tot zijn bijstandsuitkering.
In het besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder. Namens verweerder is ook verschenen mw. [A] , de regisseur werk van eiser.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht de bijstandsuitkering van eiser met 100% heeft verlaagd voor de maand maart 2022 wegens het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid in de vorm van een baan als groenmedewerker bij [bedrijf] .
2. De beroepsgronden van eiser in de brief van 8 november 2022 zijn exact hetzelfde als de gronden die hij in de bezwaarfase heeft ingediend. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat de gronden opnieuw zijn ingediend in de beroepsfase, omdat ze in het bestreden besluit door verweerder niet zijn gevolgd. De gemachtigde van eiser heeft verder herhaald dat de uitkering ten onrechte niet is uitbetaald op 8 april 2022 omdat de maatregel pas in het besluit van 12 april 2022 is opgelegd.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit is ingegaan op de bezwaargronden van eiser. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitgelegd dat zij op grond van artikel 8, derde lid, van de Afstemmingsverordening, bevoegd is om de verlaging van de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht toe te passen op de periode waar de gedraging betrekking op heeft gehad, in dit geval de maand maart 2022. Eiser heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de gronden van bezwaar in het bestreden besluit onjuist of onvolledig is. De enkele herhaling van de gronden van bezwaar kan daarom niet leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit niet klopt.
4. Eiser heeft tijdens de zitting nog naar voren gebracht dat hij méér kan dan schoffelen en heeft erop gewezen dat hij een opleiding wil volgen. Eiser vindt ook dat hij het werk bij [bedrijf] niet kan doen in verband met zijn transpiratie en dat de door [bedrijf] aangeboden oplossing in de vorm van handschoenen onvoldoende is. De rechtbank oordeelt dat deze stellingen evenmin leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit niet juist is.
Dat de aangeboden baan als groenmedewerker niet aansluit bij de persoonlijke wensen van eiser met betrekking tot zijn werkzaamheden, is irrelevant. Een baan als groenmedewerker is arbeid die maatschappelijk aanvaard is. Eiser is daarom in beginsel gehouden om deze algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Niet is gebleken dat de baan voor eiser wegens persoonlijke omstandigheden niet passend is. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitgelegd dat eiser in verband met zijn winterhanden crème heeft, dat hij wisselbaden kan nemen, dat handschoenen zijn verstrekt en dat eiser niet in de vrieskou heeft gewerkt. Eiser heeft in beroep niet met objectieve gegevens onderbouwd dat deze oplossing onvoldoende is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.