ECLI:NL:RBMNE:2023:4051

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
551441
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contractuele boete na tekortkoming in koopovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] c.s., betaling van een contractuele boete van 10% van de koopsom van een woning, omdat gedaagden, [gedaagde sub 2] c.s., tekortgeschoten zijn in de koopovereenkomst door de koopsom niet te betalen. De koopovereenkomst werd op 16 september 2022 gesloten voor een bedrag van € 350.000,-, maar gedaagden hebben niet voldaan aan hun betalingsverplichting, waardoor de koop niet doorging. Eisers hebben de overeenkomst ontbonden en eisen nu de boete van € 35.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft op 14 juli 2023 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij eisers en gedaagden aanwezig waren, en heeft de vordering toewijsbaar geacht. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor matiging van de boete, ondanks de financiële situatie van gedaagde sub 2, omdat eisers daadwerkelijk schade hebben geleden door de late verkoop van de woning voor een lager bedrag. De rechtbank heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de boete en de proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/551441 / HA ZA 23-97
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 14 juli 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. S.K. Tuithof te Haarlem
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.E. Sluis te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ‘ [eiser sub 1] c.s.’ genoemd worden. Gedaagden worden afzonderlijk ‘ [gedaagde sub 1] ’ en ‘ [gedaagde sub 2] ’ genoemd en gezamenlijk aangeduid als ‘ [gedaagde sub 2] c.s.’
Tegenwoordig zijn mr. N.A.J. Purcell, rechter, en mr. W.K.S. Dikkers, griffier.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 16 producties;
- de conclusie van antwoord met 6 producties;
- de akte overlegging producties 17 tot en met 24.
1.2.
Op 14 juli 2023 heeft mr. N.A.J. Purcell, rechter, bijgestaan door mr. W.K.S. Dikkers, griffier, de mondelinge behandeling gehouden. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] waren in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. S.K. Tuithof. Tegen [gedaagde sub 1] is eerder verstek verleend. [gedaagde sub 2] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Sluis. Door of namens partijen is antwoord gegeven op de vragen van de rechtbank en zijn de standpunten nader toegelicht. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt tussen alle partijen één vonnis op tegenspraak gewezen, omdat [gedaagde sub 2] in de procedure is verschenen en tegen [gedaagde sub 1] verstek is verleend. De door de rechter gegeven beslissing en de motivering daarvan zijn hierna onder 3 en onder 4 weergegeven. Voor de duidelijkheid is hierna onder 2 toegevoegd waar de zaak over gaat.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Op 16 september 2022 hebben [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 2] c.s. een koopovereenkomst gesloten, op basis waarvan [gedaagde sub 2] c.s. de woning van [eiser sub 1] c.s. aan het [adres] in [plaats] zouden kopen voor een koopprijs van € 350.000,-. [gedaagde sub 2] c.s. hebben niet voldaan aan hun betalingsverplichting. De koop is daarom niet doorgegaan. [eiser sub 1] c.s. hebben daarna de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op de in artikel 11.2 van de koopovereenkomst opgenomen contractuele boete ter hoogte van 10% van de koopprijs, zijnde € 35.000,-. [eiser sub 1] c.s. vorderen nakoming van de betaling van die contractuele boete van € 35.000,- van [gedaagde sub 2] c.s., te vermeerderen met wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde sub 2] c.s. in de proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] c.s. hoofdelijk, in die zin dat voor zover de een betaalt ook de ander is bevrijd, tot betaling aan [eiser sub 1] c.s. van € 37.025,43, bestaande uit de boete van
€ 35.000,-, de wettelijke rente van € 900,43 vanaf 29 september 2022 tot aan de datum van de dagvaarding en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.125,-, te vermeerderen met wettelijke rente over € 35.000,- vanaf de datum van de dagvaarding;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] c.s. hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van [eiser sub 1] c.s., tot de uitspraak begroot op € 2.963,67;
3.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.

4.De gronden van de beslissing

Zijn [gedaagde sub 2] c.s. de boete verschuldigd?

4.1.
[gedaagde sub 1] is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd. De vordering tot betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 35.000,- ten aanzien van [gedaagde sub 1] komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen.
4.2.
[gedaagde sub 2] voert aan dat zij bij de koop van de woning is opgelicht door haar inmiddels ex-partner [gedaagde sub 1] . Zij was nauwelijks betrokken bij de koop van de woning en verkeerde in de veronderstelling dat haar ex-partner financieel in staat was de woning te kopen. Gelet op die omstandigheden vindt [gedaagde sub 2] dat zij niet kan worden gehouden de contractuele boete te betalen. Dat verweer slaagt niet. [gedaagde sub 2] heeft de woning bezichtigd met [gedaagde sub 1] en de makelaar van de verkopers met het oogmerk de woning mogelijk (samen met [gedaagde sub 1] ) te kopen. Ook als zij door [gedaagde sub 1] niet betrokken zou zijn bij het uitbrengen van het bod, heeft zij de koopovereenkomst getekend en wist zij dat zij samen met [gedaagde sub 1] een verplichting aanging de woning tegen de overeengekomen koopsom te kopen. Als zij de koopovereenkomst niet goed heeft gelezen en niet zelf een goede afweging heeft gemaakt of zij de woning wel konden betalen, omdat zij vertrouwde op haar ex-partner die alles regelde, is dat een omstandigheid die in haar relatie met de verkopers geheel voor haar rekening komt. Die verkopers mochten immers aannemen dat [gedaagde sub 2] , als zij de koopovereenkomst tekent, weet wat zij doet. Zij heeft zich verbonden aan wat er in die overeenkomst staat. In de overeenkomst stond onder andere dat [gedaagde sub 2] c.s. de woning zouden kopen voor € 350.000,-. Ook stond er in dat [gedaagde sub 2] c.s. een boete moesten betalen als zij dat niet zouden doen. [gedaagde sub 2] c.s. hebben de woning niet afgenomen. Omdat [gedaagde sub 2] zich samen met [gedaagde sub 1] verbonden heeft aan de verplichtingen uit de koopovereenkomst, zijn zij gezamenlijk verantwoordelijk voor de gevolgen van het niet doorgaan van de koop. De vordering tot betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 35.000,- is dan ook ten aanzien van [gedaagde sub 2] toewijsbaar.
Is er aanleiding om tot matiging van de boete over te gaan?4.3. [gedaagde sub 2] heeft een beroep op matiging gedaan. Bij toepassing van de matigingsbevoegdheid past echter terughoudendheid. De Hoge Raad legt de drempel daarvoor hoog.Als uitgangspunt geldt dat overeenkomsten moeten worden nagekomen. Dat geldt ook voor de afspraak tot het betalen van een boete. Dat [gedaagde sub 2] financieel niet in staat is die boete te betalen, maakt dat niet anders. De rechtbank ziet wel dat [gedaagde sub 2] gedupeerd is door haar ex-partner. Omdat hij met de noorderzon is vertrokken wordt zij extra hard getroffen door de vordering tot betaling van de boete. Ze is die verplichting destijds samen aangegaan, maar staat er nu alleen voor. Daar staat echter tegenover dat [eiser sub 1] c.s. duidelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden doordat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] de woning niet hebben afgenomen. Zij hebben de woning pas vier maanden later voor € 305.000,- verkocht. Dat betekent dat zij de woning voor € 45.000,- minder hebben verkocht dan dat zij waren overeengekomen met [gedaagde sub 2] c.s., en vier maanden langer in onzekerheid hebben verkeerd. Daarmee ziet de rechtbank geen grond meer voor matiging. Als [eiser sub 1] c.s. maar weinig schade zouden hebben ondervonden van het niet afnemen van de woning, zou de omstandigheid dat de boete [gedaagde sub 2] extra zwaar treft aanleiding voor matiging kunnen zijn geweest. Nu echter vast staat dat [eiser sub 1] c.s. hard zijn getroffen door het niet afnemen, wegen hun belang en het uitgangspunt dat verbeurde boetes moeten worden betaald zwaarder. De omstandigheid dat [eiser sub 1] c.s. de woning alsnog met veel overwaarde verkocht hebben is niet relevant. Wat de hoogte van het tweede bod (na het bod van [gedaagde sub 2] c.s.) was, heeft ook geen invloed op de werkelijk geleden schade.
Gelet op deze factoren komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen aanleiding voor matiging bestaat, zodat de vordering tot betaling van € 35.000,- wordt toegewezen.
Moeten [gedaagde sub 2] c.s. buitengerechtelijke incassokosten betalen?4.4. [eiser sub 1] c.s. maken aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. [eiser sub 1] c.s. heeft haar vordering gebaseerd op het Besluit voor vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 1.361,25 aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De rechtbank wijst de vergoeding daarom toe tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De toewijsbare vergoeding bedraagt € 1.125,-.
Wie moet de proceskosten betalen?
4.5.
[gedaagde sub 2] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten van [eiser sub 1] c.s. worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op € 2.963,67 bestaande uit € 130,67 aan kosten dagvaarding, € 1.301,00 aan griffierecht en € 1.532,00 aan salaris advocaat (2 punten x tarief van € 766,00). De nakosten worden begroot op € 173,00 zonder betekening en verhoogd met € 90,00 en de explootkosten in geval van betekening.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. N.A.J. Purcell, rechter, in tegenwoordigheid van mr. W.K.S. Dikkers, de griffier, op 14 juli 2023. Bij afwezigheid van mr. N.A.J. Purcell, is dit proces-verbaal van mondelinge uitspraak ondertekenend door mr. J.K.J. van den Boom en verzonden op 20 juli 2023.