ECLI:NL:RBMNE:2023:4033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1836

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Rekelhof),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J. Swart).

Inleiding

1. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak de ziekengeldsanctie die het Uwv heeft
opgelegd aan eiseres.
Geheimhouding
2. Bij brief van 18 juli 2022 heeft de rechtbank de werkneemster van eiseres, [naam 1] , in
de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de procedure. De werkneemster heeft hier geen gebruik van gemaakt. De werkneemster heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever toe te zenden. De rechtbank heeft de medische stukken met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doen toekomen aan de gemachtigde van eiseres. Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
De feiten en het procesverloop
3. Eiseres is eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Eiseres was vanaf 1 januari 2019 de
werkgeefster van de werkneemster. De werkneemster was werkzaam als doktersassistente voor 29,27 uur per week. Zij heeft zich op 31 oktober 2019 ziek gemeld in verband met psychische klachten. Het Uwv heeft de werkneemster een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend met ingang van 31 oktober 2019. De werkneemster is op 31 december 2019 ziek uit dienst gegaan.
4. De werkneemster heeft op 22 juli 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft zij op 14 september 2021 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts
.Deze verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, waarin onder meer een urenbeperking van 24 uur per week is opgenomen. Een arbeidsdeskundige heeft op 7 oktober 2021 het re-integratieverslag beoordeeld en geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest en er geen deugdelijke grond is voor dit verzuim. Met het besluit van 7 oktober 2021 heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres de ZW-uitkering van de werkneemster gedurende 52 weken, tot 16 oktober 2022, moet doorbetalen. Die verlenging wordt een ziekengeldsanctie genoemd.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de ziekengeldsanctie. In bezwaar hebben een
verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv opnieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep handhaaft de conclusie dat is uitgegaan van een onjuist vastgestelde belastbaarheid waardoor mogelijk re-integratiekansen zijn gemist binnen spoor 1 en 2.
6. Bij besluit van 17 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard.
7. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een
verweerschrift ingediend.
8. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 juni 2023 op zitting. Eiseres is
vertegenwoordigd door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 2] , bedrijfsarts bij [organisatie] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

9.1
Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank stelt vast dat geen bevredigend
resultaat is bereikt, omdat de werkneemster niet structurele passende arbeid heeft hervat. Het Uwv heeft dan ook terecht de re-integratie-inspanningen van eiseres getoetst.
9.2
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende
re-integratie-inspanningen heeft verricht. Door uit te gaan van een onjuist vastgestelde belastbaarheid zijn er mogelijk re-integratiekansen gemist binnen spoor 1 en spoor 2.
Het Uwv baseert dit op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 24 februari 2022 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 maart 2022.
9.3
Eiseres is het daarmee niet eens. Eiseres voert aan dat de werkneemster ten tijde van het
Actueel Oordeel niet meer dan 9 uur per week belastbaar was. De door de arbeidsdeskundige gestelde tekortkomingen in het rapport van 7 oktober 2021 kunnen daarom volgens eiseres geen stand houden.
9.4
De rechtbank geeft hieronder eerst het beoordelingskader voor een ziekengeldsanctie
weer en beoordeelt vervolgens de ziekengeldsanctie die het Uwv aan eiseres heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

Beoordelingskader ziekengeldsanctie

10. Voor werknemers die na twee jaar ziekte een aanvraag indienen voor een WIA-uitkering
wordt voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering door het Uwv eerst de zogenaamde Poortwachterstoets uitgevoerd. De grondslag voor deze toets is onder meer te vinden in de artikelen 26 en 65 van de Wet WIA.
10.1
In artikel 26, tweede lid, van de Wet WIA, voor zover hier van belang, is bepaald dat als bij de behandeling van de WIA-aanvraag en de beoordeling van het re-integratieverslag blijkt dat de eigenrisicodrager zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, het Uwv het tijdvak verlengt gedurende welke de verzekerde recht op ziekengeld heeft op grond van de ZW, opdat de eigenrisicodrager zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging duurt ten hoogste 52 weken.
10.2
Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt, voor zover hier van belang, dat het Uwv beoordeelt of de eigenrisicodrager en de werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
10.3
Het Uwv heeft het kader dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen uiteengezet in de “Beleidsregels beoordelingskader poortwachter” (Besluit van 3 december 2002, Stcrt 2002, 236, zoals nadien gewijzigd, hierna: de Beleidsregels).
10.4
Aangezien een besluit tot oplegging van een sanctie een belastend besluit is, is het aan het Uwv om voldoende aannemelijk te maken dat een werkgever zich zonder deugdelijke grond onvoldoende heeft ingespannen.

Beoordeling door de rechtbank

11. Het Uwv heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat aan het bestreden besluit
mede ten grondslag is gelegd dat de re-integratiemogelijkheden in spoor 1 onvoldoende zijn onderzocht.
12. De rechtbank volgt het Uwv niet in dit standpunt. Zij licht dat hierna toe.
De primaire arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 7 oktober 2021 geconcludeerd dat de inspanningen van de werkgever om de werkneemster te re-integreren onvoldoende zijn, omdat wordt uitgegaan van een onjuiste belastbaarheid, spoor 1 onvoldoende is onderzocht en het spoor 2-traject nog niet adequaat is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens in haar rapport van 1 maart 2022 uitsluitend ingegaan op de bezwaargrond van eiseres dat de belastbaarheid door de bedrijfsarts juist is vastgesteld. Zij concludeert vervolgens dat er mogelijk re-integratiekansen zijn gemist in spoor 1 en spoor 2 door uit te gaan van een onjuist vastgestelde belastbaarheid. Het Uwv heeft dit rapport aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd en de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgenomen. In het bestreden besluit is niet ingegaan op de re-integratie-inspanningen van de werkgever in spoor 1.
13. De rechtbank zal daarom alleen beoordelen of het Uwv zich terecht op het
standpunt heeft gesteld dat eiseres is uitgegaan van een verkeerd vastgestelde belastbaarheid.
14. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een rapport van 7 juli 2022 van een
bedrijfsarts/medisch adviseur van [organisatie] overgelegd. In dit rapport stelt de bedrijfsarts dat het onderzoek van de verzekeringsarts van het Uwv in het kader van de Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) en de WIA-beoordeling onzorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts heeft zonder deugdelijk onderzoek de door de bedrijfsarts vastgestelde theoretische belastbaarheid voor de eigen contracturen overgenomen. De verzekeringsarts had nader onderzoek moeten doen naar de belastbaarheid van de werkneemster, onder andere door contact op te nemen met de behandelaar van de werkneemster en medische informatie op te vragen bij de GGZ. Als zorgvuldig onderzoek had plaatsgevonden zou volgens eiseres duidelijk zijn geworden dat de werkneemster niet meer dan 9 uur per week kon werken.
15. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de verzekeringsarts van het Uwv
meer onderzoek had moeten doen. Het is de taak van de bedrijfsarts van een werkgever om met het oog op de re-integratie van een zieke werknemer diens belastbaarheid in kaart te brengen en inzichtelijk te onderbouwen. Bij de toetsing van de re-integratie-inspanningen vormt (de verzekeringsarts van) het Uwv zich op basis van de aangeleverde documenten in het re-integratieverslag een beeld van onder meer de belastbaarheid van de werknemer en beoordeelt zo nodig het sociaal medisch handelen van de bedrijfsarts. Als het Uwv zich onvoldoende een (medisch) beeld kan vormen neemt het Uwv contact op met de werkgever of met de bedrijfsarts om de ontbrekende gegevens alsnog te verkrijgen [1] . In deze zaak heeft de verzekeringsarts contact opgenomen met de bedrijfsarts, omdat een medische onderbouwing van de wijziging van belastbaarheid van de werkneemster voor 24 uur per week naar belastbaarheid voor 9 uur per week ontbrak. Een nadere onderbouwing door de bedrijfsarts van de urenbelastbaarheid van de werkneemster ontbreekt in de stukken. De verzekeringsarts heeft zijn beoordeling kunnen baseren op de beschikbare informatie. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eiseres heeft aangevoerd dat in het Actueel Oordeel van 15 juli 2021, waarin wordt
verwezen naar de EZWB, voldoende is toegelicht dat de werkneemster niet meer dan 9 uur per week belastbaar was. De werkneemster was bij de EZWB niet in staat gangbare arbeid te verrichten en na de EZWB is in haar situatie niets veranderd. Volgens het Uwv kan niet worden uitgegaan van het aantal uren dat de werkneemster daadwerkelijk werkzaam was (3x3 uur per week), omdat dat aantal uren niet aansluit bij de urenbelastbaarheid die vóór het Actueel Oordeel door de bedrijfsarts en nadien ook door de verzekeringsarts is vastgesteld. Verder kan het vrijwilligerswerk bij de kringloopwinkel niet als passend worden aangemerkt, aangezien de belastbaarheid van de werkneemster daarin wordt overschreden, gelet op de aard van dat werk.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is in het Actueel Oordeel onvoldoende onderbouwd
dat de werkneemster in het kader van haar re-integratie niet in staat was om meer dan 9 uur per week passende werkzaamheden te verrichten. In het Actueel Oordeel is gewezen op de conclusie van de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts bij de EZWB, dat de werkneemster vanwege haar beperkingen op dat moment niet in staat was tot het verrichten van gangbare arbeid op de vrije arbeidsmarkt. De rechtbank is van oordeel dat in het kader van de EZWB aan een ander criterium wordt getoetst dan in deze zaak aan de orde is. Het feit dat iemand niet belastbaar is voor gangbare arbeid op de vrije arbeidsmarkt zegt niets over de vraag of iemand passende (niet-loonvormende) arbeid kan verrichten in het kader van zijn re-integratie. De conclusie bij de EZWB kan daarom niet dienen als onderbouwing van het standpunt van eiseres dat de werkneemster niet meer dan 9 uur per week kon re-integreren in passende werkzaamheden. Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheid dat de werkneemster met moeite die 9 uur per week kon volhouden, als onderbouwing van de urenbelastbaarheid voor 9 uur per week in het Actueel Oordeel dienen. De rechtbank kan de verzekeringsarts volgen in zijn standpunt dat het vrijwilligerswerk bij de kringloopwinkel de belastbaarheid van de werkneemster overschrijdt. Dat, zoals eiseres daar tegenover zet, de werkneemster dit werk lichter vond dan het werk als steward bij eiseres, maakt dat niet anders. Ook verder is in het Actueel Oordeel of in andere stukken naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd op grond van welke medische overwegingen de bedrijfsarts concludeert dat de werkneemster ten tijde van het Actueel Oordeel niet meer dan 9 uur per week kon werken, terwijl in elk geval vanaf mei 2020 is uitgegaan van een belastbaarheid van 24 uur per week. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

18. De rechtbank komt tot de conclusie dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft
gesteld dat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Het Uwv heeft dan ook terecht aan eiseres een ziekengeldsanctie opgelegd. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. E.C. Matiasen, leden, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkwijzer Poortwachter, hoofdstuk 9