ECLI:NL:RBMNE:2023:403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/16/525565 / HA ZA 21-534
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over onrechtmatige hinder door geluidsoverlast tussen eigenaren van appartementen

In deze zaak, die zich afspeelt in Utrecht, betreft het een burengeschil tussen twee eigenaren van appartementen. De eiser, eigenaar van een benedenwoning, heeft sinds 16 september 2009 ernstige geluidsoverlast ervaren van de bovenburen, die sinds 15 november 2013 eigenaar zijn van een bovenwoning. De eiser vordert dat de bovenburen de harde vloerbedekking verwijderen en een nieuwe zwevende ondervloer aanbrengen om de geluidshinder te verminderen. De rechtbank heeft op 8 februari 2023 vonnis gewezen en geoordeeld dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder. De rechtbank overweegt dat de geluidshinder inherent is aan het oude pand en dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat de geluidsoverlast onrechtmatig is. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/525565 / HA ZA 21-534
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Boer te Zoetermeer,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. R.A. Rila te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2021 met 10 producties,
- de conclusie van antwoord met 3 producties,
- de mondelinge behandeling van 23 december 2022, waarvan aantekeningen zijn bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het in deze zaak over?

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser] is sinds 16 september 2009 eigenaar van [straat] [nummer] te [plaats] , bestaande uit een benedenwoning op de begane grond met een kelder en een kamer op de eerste verdieping. [gedaagde sub 1] c.s. is sinds 15 november 2013 eigenaar van [straat] [nummer] [toevoegsel] te [plaats] , bestaande uit een bovenwoning op de eerste en de tweede verdieping. Het pand is bij akte van splitsing op 2 februari 1979 gesplitst. Verder is er een vereniging van eigenaren, waar beide partijen bij aangesloten zijn.
2.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan omdat [eiser] ernstige geluidsoverlast ervaart van [gedaagde sub 1] c.s. In deze procedure gaat het met name over de geluidshinder die via de vloer wordt veroorzaakt. Op 21 oktober 2020 heeft [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) een onderzoek uitgevoerd naar de contactgeluidsisolatie in het appartement van [gedaagde sub 1] c.s. Naar aanleiding hiervan heeft [onderneming] een rapport uitgebracht.
2.3.
[eiser] vordert – kort gezegd – uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen de harde vloerbedekking op de eerste verdieping in de woonkamer, keuken, hal en trapzone te verwijderen en een nieuwe zwevende ondervloer met een contactgeluidsisolatieverbetering van ten minste Llin +10 dB aan te brengen, zodat de totale scheidingsvloer voldoet aan de door [onderneming] omschreven minimumnorm van lco= +5 dB. Daarnaast vordert [eiser] om [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om binnen twee maanden na dit vonnis een door [onderneming] opgesteld deskundigenrapport aan [eiser] te hebben overhandigd, waaruit blijkt dat de totale scheidingsvloer voldoet aan de door [onderneming] omschreven minimumnorm van Ico= +5dB. Tot slot vordert [eiser] om [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen de kosten van het onderzoek van € 1.900,00 te betalen en de (na)kosten van deze procedure.
2.4.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer. [gedaagde sub 1] c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Ter onderbouwing voert [gedaagde sub 1] c.s. kort gezegd aan dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder door de vloer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
2.6.
De rechtbank komt tot het oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatige geluidshinder en dat de vorderingen daarom worden afgewezen. De rechtbank legt dit hierna uit.

3.De beoordeling

3.1.
In de kern gaat het in deze zaak om de vraag of er sprake is van onrechtmatige (geluids)hinder in de zin van artikel 5:37 BW.
Toetsingskader
3.2.
Artikel 5:37 BW bepaalt: de eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van boek 6 onrechtmatig is aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen (…). Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (HR 15 februari 1991, NJ 1992/639 (
Aalscholvers)).
Is er sprake van geluidshinder?
3.3.
De rechtbank ziet in dat in dit geval het vertrekpunt is dat sprake is van geluidshinder. [eiser] heeft met het rapport van [onderneming] voldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van een geluidsniveau dat in het algemeen als hinderlijk ervaren wordt. Uit het rapport blijkt dat de lucht- en geluidscontactisolatie van de vloer in de woonkamer, keuken, hal en trapzone van het appartement van [gedaagde sub 1] c.s. ‘zeer slecht’ en nog slechter dan ‘zeer slecht’ is. Dit wordt door [gedaagde sub 1] c.s. ook niet betwist.
Is die geluidshinder onrechtmatig?
3.4.
Vervolgens is de vraag of die geluidshinder onrechtmatig is en [gedaagde sub 1] c.s. de gevorderde maatregelen moet nemen. Hiervoor heeft [eiser] betoogd dat voor de geluidsisolatie aangesloten moet worden bij de norm van + 10 dB, zoals dat door de Nederlandse Stichting Geluidshinder wordt geadviseerd. Dit zou ook gelden als een algemeen aanvaardbare norm. [eiser] baseert zich hiervoor op het rapport van [onderneming] , waarin het advies wordt gegeven dat een zwevende ondervloer aangebracht moet worden met een contactgeluidisolatieverbetering van ten minste Llin= +10dB, zodat een totale verbetering van de gehele vloer van Ico van + 5 dB haalbaar is.
3.5.
De rechtbank stelt voorop dat er voor oude woningen, zoals dit pand uit 1932, ten aanzien van contactgeluidsisolatie geen wettelijke eisen gelden. Verder zijn er tussen partijen geen schriftelijke afspraken of normen vastgelegd over geluidsniveaus en de vloerafwerking in het gebouw. Artikel 9 uit het reglement van splitsing dat bepaalt dat men geen onredelijke hinder aan de ander toebrengt, is een algemene norm. [eiser] betoogt dat voor de geluidsisolatie van deze woning moet worden aangesloten bij een norm van + 10 dB. Gelet op de hierna in 3.6. te noemen omstandigheden kan in dit geval bij die norm geen aansluiting worden gevonden.
3.6.
De rechtbank is het voor wat betreft de onrechtmatigheid met [gedaagde sub 1] c.s. eens; er is geen sprake van onrechtmatigheid. Hiervoor zijn de volgende omstandigheden van belang:
  • In 2009 is [eiser] eigenaar geworden van zijn appartement. Op dat moment woonden er boven hem een stel met een baby. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij in die periode eigenlijk nauwelijks geluidsoverlast heeft ervaren. Dat wordt door [gedaagde sub 1] c.s. betwist;
  • In 2013 is [gedaagde sub 1] c.s. in het appartement gaan wonen. Hij heeft toen een dubbele isolatielaag op de vloer laten aanbrengen, met daarbovenop een laminaatvloer. Uit de e-mail van [eiser] van 15 februari 2017 om 14:11 uur aan [gedaagde sub 1] c.s. blijkt dat voor [eiser] de geluidsoverlast op dat moment minder was dan in de periode dat [gedaagde sub 1] c.s. nog geen eigenaar was van het appartement, maar dat hij nog steeds overlast ervaarde wanneer iemand de trap afrent en met schoenen in de woonkamer loopt;
  • [eiser] stelt dat hij sinds 2013 maar vooral sinds 2018 – het jaar dat [gedaagde sub 1] c.s. zijn appartement heeft verbouwd – geluidsoverlast ervaart. De nieuwe laminaatvloer met geluidsisolatie ligt echter al sinds 2013 in het appartement van [gedaagde sub 1] c.s. Uit de hiervoor genoemde omstandigheid blijkt dat [eiser] in 2017 minder overlast ervaarde dan in de periode dat [gedaagde sub 1] c.s. nog geen eigenaar was van het appartement. Niet is gebleken dat er in de periode tussen 2013 en 2018 iets is veranderd aan de vloer of aan het gedrag van [gedaagde sub 1] c.s. [eiser] heeft niet duidelijk gemaakt dat dit in de loop van de jaren verslechterd is en hoe dit dan zou zijn gekomen. Hij heeft de situatie met geluidshinder geaccepteerd zoals deze was;
  • [eiser] heeft de frequentie, de duur en de ernst van de geluidsoverlast onvoldoende onderbouwd. Dit had anders kunnen zijn als [eiser] bijvoorbeeld had aangetoond dat hij regelmatig ’s nachts uit zijn slaap werd gehouden door de geluidsoverlast of dat er regelmatig ernstige klachten zijn geweest van de geluidsoverlast, bijvoorbeeld ook door andere omwonenden, die ook tot ingrijpen van overheidsdiensten, zoals de politie, hadden geleid. Dergelijke incidenten zijn hier niet gebleken;
  • Zoals blijkt uit artikel 9 lid 2 van de splitsingsakte is het appartement van [eiser] bestemd om als bedrijfsruimte te dienen. Net zoals de vorige bewoner van het appartement van [eiser] , bewoont [eiser] het appartement echter en gebruikt hij deze dus niet als bedrijfsruimte. Als de ruimte als bedrijfsruimte zou worden gebruikt, dan zal men over het algemeen minder overlast door geluid van bovenburen ervaren. Onder meer omdat de ruimte dan slechts een deel van de dag gebruikt zal worden. [eiser] heeft er desondanks zelf voor gekozen om het appartement te bewonen en niet te gebruiken als bedrijfsruimte;
  • Het pand stamt uit 1932 en heeft houten vloeren met steunbalken. Dat er leefgeluiden van andere bewoners hoorbaar zijn, is inherent aan een dergelijk oud pand met een dergelijke constructie. Wie een appartement koopt in zo’n pand, accepteert hiermee dat er tot op zekere hoogte geluidsoverlast van andere bewoners kan zijn;
  • Het is niet gebleken dat [eiser] zelf iets onderneemt om de geluidsoverlast te verminderen en dat hij hiervoor ook eerder zelf maatregelen heeft getroffen;
  • De geluidshinder bestaat volgens [eiser] onder meer uit het horen lopen van [gedaagde sub 1] c.s. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard hier last van te hebben in zijn werkkamer. [eiser] ervaart dus geen ernstige geluidsoverlast in de onder de werkkamer gelegen woonkamer en in de naast de werkkamer gelegen slaapkamer;
  • [gedaagde sub 1] c.s. heeft gesteld dat het aanbrengen van de door [eiser] gevorderde verbetering van de vloer een investering aan materiaal van ongeveer € 4.000,00 zal zijn. Dit is nog exclusief arbeid en overige kosten. Het betreft dus een behoorlijke investering voor [gedaagde sub 1] c.s., waaraan [eiser] niet wil bijdragen. Gezien het feit dat [eiser] niet onderbouwd heeft wat de ernst en de frequentie van de geluidsoverlast is, staat de door [eiser] gevorderde maatregel hiermee niet in een redelijke verhouding.
  • Volgens [eiser] wordt een belangrijk deel van de geluidsoverlast veroorzaakt door provocerend gedrag. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling hiervoor als voorbeeld gegeven dat hij hoort dat [gedaagde sub 1] c.s. in korte tijd 20 keer in de kamer heen en weer loopt en de trap oprent. Volgens [eiser] is het dus niet alleen de vloer die de geluidshinder veroorzaakt. Als een groot deel van de overlast echter wordt veroorzaakt door provocerend gedrag, dan is het aannemelijk dat een nieuwe zwevende ondervloer, zoals deze wordt gevorderd, niet alle geluidshinder voor [eiser] zal wegnemen;
  • Blijkens de e-mail van [gedaagde sub 1] c.s. van 14 februari 2017 om 18:02 uur aan [eiser] heeft [gedaagde sub 1] c.s. bereidheid getoond zijn gedrag aan te passen, namelijk door in huis slechts pantoffels en sokken te dragen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde sub 1] c.s. aangegeven dit nog steeds te doen. [gedaagde sub 1] c.s. houdt dus rekening met de gehorigheid van het pand uit 1932 en zijn onderbuurman. Ondanks deze voor [gedaagde sub 1] c.s. beperkende maatregelen, kan niet worden uitgesloten dat er bepaalde leefgeluiden van [gedaagde sub 1] c.s. hoorbaar zijn in de woning van [eiser] . Een bepaald niveau van hinder moet echter geaccepteerd worden, zeker in een pand dat stamt uit 1932.
3.7.
Gezien de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, is de geluidshinder die [eiser] ervaart naar het oordeel van de rechtbank geen hinder, die als onrechtmatig is te kwalificeren. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Proceskosten
3.8.
Omdat partijen buren van elkaar zijn en zij samen deelnemen in de vereniging van eigenaren, compenseert de rechtbank de kosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
type: WM (5442)
coll: