ECLI:NL:RBMNE:2023:4022

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/559345 / FV RK 23-1625
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot zorgmachtiging in verband met medicijngebruik en alternatieve behandelingen

Op 24 juli 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1984. De officier van justitie had verzocht om verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), specifiek gericht op het toedienen van Lithium, een medicijn dat gecontroleerd moet worden door middel van prikken. Betrokkene heeft echter bezwaren tegen het gebruik van Lithium en het prikken, wat zij onderbouwt met haar geloofsovertuiging en eerdere ervaringen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene bereid is om andere vormen van zorg en behandeling op vrijwillige basis te accepteren, maar niet het gebruik van Lithium. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het gebruik van Lithium noodzakelijk is en dat er alternatieven onderzocht moeten worden. De rechtbank concludeert dat de zorgmachtiging alleen nodig zou zijn om betrokkene te verplichten tot het gebruik van Lithium, wat niet gerechtvaardigd is gezien de omstandigheden. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/559345 / FV RK 23-1625
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 juli 2023, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende bij [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 5 juli 2023, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 28 juni 2023;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 juli 2023 bij [instelling] , locatie [locatie] te [plaats] .
1.3.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. K.G.I.M. Schröder;
- de heer [A] , arts;
- mevrouw [B] , casemanager.
Verder waren een verpleegkundige en een co-assistent van de afdeling bij de mondelinge behandeling aanwezig.
1.4.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.5.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per beveiligde mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

Het verzoek
2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De standpunten
2.2.
Betrokkene geeft aan dat zij liever geen medicatie wil, maar als de psychiater het noodzakelijk acht dan zal zij de medicatie accepteren, met uitzondering van Lithium. Betrokkene is tegen dit medicijnen omdat zij niet geprikt wil worden. Zij is vanuit haar geloofsovertuiging (voodoo) en culturele achtergrond tegen het prikken. Om die reden wil zij geen Lithium gebruiken. Ze merkt daarbij op dat ze, ondanks het gebruik van Lithium, onlangs toch is ontregeld. Dat roept bij haar de vraag op in hoeverre het gebruik van Lithium voor haar toegevoegde waarde heeft.
De advocaat pleit primair voor afwijzing van het verzoek omdat betrokkene bereid is zorg en behandeling op vrijwillige basis te accepteren. Subsidiair verzoekt de advocaat de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twee maanden, met uitzondering van het toedienen van vocht, voeding alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening onder a, en de vormen van verplichte zorg onder c, d, e en f. De advocaat verzoekt de machtiging in duur te beperken zodat in dit tijdbestek gekeken kan worden of het toestandsbeeld ook zonder Lithium gestabiliseerd kan worden.
2.3.
De casemanager is bekend met het feit dat betrokkene tegen het prikken is. In februari van dit jaar is, tijdens een zorgafstemmingsoverleg besproken dat zal worden gekeken naar een andere stemmingsstabilisator. Dit is niet gebeurd, mogelijk omdat betrokkene toen een tijdelijke psychiater had. De Lithium is niet afgebouwd, maar betrokkene is sindsdien ook niet gecontroleerd (geprikt), terwijl deze controle, zo werd ter zitting gezegd, medisch gezien absoluut nodig is.
2.4.
De arts verklaart dat, gelet op de diagnose van betrokkene, de behandeling met Lithium het meeste effect zal hebben. Ondanks dat het stoppen met Lithium het risico met zich meebrengt dat betrokkene psychotisch ontregeld kan raken, is de arts bereid om tijdens de klinische opname te onderzoeken of stoppen met Lithium mogelijk is.
De inhoudelijke beoordeling
2.5.
Op grond van artikel 6:4 lid 1 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:4 sub b tot en met e Wvggz.
2.6.
Op grond van artikel 3:3 Wvggz kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 Wvggz worden verleend, indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, leidt tot ernstig nadeel en indien er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
2.7.
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizoaffectieve stoornis. Hoewel het risico op ernstig nadeel aanwezig is, leidt de rechtbank af dat betrokkene op dit moment in de samenwerking is. Zij heeft zich vrijwillig laten opnemen en tijdens de opname neemt zij haar medicatie in. Betrokkene is alleen tegen het gebruik van Lithium omdat het bij deze medicatie noodzakelijk is dat de bloedspiegel (door middel van prikken) gecontroleerd wordt. Hoewel er bij de arts reële zorgen bestaan, ziet de rechtbank op dit moment te weinig aanwijzingen om betrokkene te verplichten tot deze medicatie.
Op basis van de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat al eerder duidelijk was dat betrokkene moeite heeft met het medicijn vanwege het prikken. Het is onduidelijk waarom, ondanks de daarover met betrokkene gemaakte afspraken, niet eerder is onderzocht of betrokkene kan stoppen met Lithium. De arts heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is om dit als nog tijdens de klinische opname te onderzoeken. Ook kan gekeken worden of er wellicht een andere medicijn is die hetzelfde effect geeft maar waarbij het prikken niet noodzakelijk is. Betrokkene is bereid om daaraan mee te werken.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de zorgmachtiging nu alleen nodig zou zijn om betrokkene te verplichten tot het gebruik van Lithium. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft betrokkene haar bezwaren tegen het gebruik van Lithium onderbouwd en staat niet vast dat het gebruik van Lithium voor betrokkene noodzakelijk is. Er is immers door meerdere artsen toegezegd (in februari en thans) dat gezocht zal worden naar alternatieven. Dat dit onderzoek nu nog steeds niet heeft plaatsgevonden is onvoldoende rechtvaardiging voor de toewijzing van de zorgmachtiging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor en de doelstellingen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz en zal het verzoek daarom afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank
wijsthet verzoek
af.
Deze beschikking is op 24 juli 2023 mondeling gegeven door mr. P.A.M. Penders, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door N.L.J. Hitijahubessij als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 1 augustus 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.