In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de vernietiging van een koopovereenkomst. [eiser] had op 1 november 2021 een waterbed gekocht van [gedaagde] en later een vervangend matras. Na klachten over het product heeft [eiser] de koopovereenkomst ontbonden en terugbetaling van het aankoopbedrag geëist. Hij stelde dat de overeenkomst tot stand was gekomen door een oneerlijke handelspraktijk, omdat [gedaagde] ten onrechte had aangegeven aangesloten te zijn bij de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW).
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat de koopovereenkomst niet als gevolg van een oneerlijke handelspraktijk tot stand was gekomen. De rechter stelde vast dat het gebruik van een voorgedrukte overeenkomst met het CBW-logo door [gedaagde] niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van misleiding. [gedaagde] had de overeenkomst pas op papier gezet nadat er al overeenstemming was bereikt over de aankoop.
De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten. De rechter concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de handelspraktijk en de totstandkoming van de overeenkomst, en dat [eiser] onvoldoende had onderbouwd dat hij door de handelswijze van [gedaagde] was misleid. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] werden vastgesteld op € 50,-- voor reis- en verletkosten.