ECLI:NL:RBMNE:2023:4007

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/3130
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting van brandonveilig pand

Op 26 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, bewoners van een gekraakt pand in [plaats], hadden bezwaar gemaakt tegen de mondelinge aanzegging van de gemeente om het pand te verlaten vanwege (brand)onveiligheid. De gemeente had vastgesteld dat het pand niet voldeed aan de gezondheids- en veiligheidseisen van het Bouwbesluit 2012, en had de eigenaar gelast om het pand voor 19 juli 2023 in overeenstemming te brengen met de wetgeving. Na inspecties op 19 juli 2023, waarbij werd geconstateerd dat het pand nog steeds niet veilig was, werd de bewoners mondeling aangezegd het pand te verlaten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, na te hebben vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de sluiting van het pand gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de brandveiligheidsbelangen zwaarder wogen dan het belang van de bewoners om in het pand te blijven wonen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de gemeente om het pand te sluiten in bezwaar stand zou houden, gezien de ernstige gebreken die waren vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden erop gewezen dat er geen hoger beroep of verzet openstond tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3130

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] en anderen uit [plaats] , hierna ‘verzoekers’

(gemachtigde: mr. M.F. van Hulst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente], verweerder, hierna ‘het college’
(gemachtigde: mr. O. Boubkari).

Inleiding

Verzoekers hebben het pand aan de [adres] in [plaats] , een voormalige garage en kringloopcentrum, gekraakt en bewoonden het pand en bijbehorend terrein samen met anderen. Het pand is in eigendom van [eigenaar] (hierna ‘de eigenaar’). Op het pand rust op grond van het recent in werking getreden bestemmingsplan ‘ [adres] [plaats] ’ de bestemming ‘Wonen’.
Op 5, 15 en 16 juni 2023 hebben twee toezichthouders van de gemeente (Wabo-inspecteurs) en een inspecteur van de Veiligheidsregio Utrecht (VrU) inspecties in het pand uitgevoerd. Zij hebben geconstateerd dat het pand niet voldoet aan de gezondheids- en veiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2012. Ook is er sprake van een aantal andere overtredingen op het perceel. De toezichthouders hebben al hun bevindingen neergelegd in rapporten.
Bij besluit van 30 juni 2023 heeft het college de eigenaar schriftelijk gelast om het pand uiterlijk op 19 juli 2023 in overeenstemming te brengen met het Bouwbesluit 2012 en met alle overige geldende wettelijke voorschriften. Als bij een inspectie van het pand ná die datum blijkt dat hier niet aan is voldaan, zal het college overgaan tot ontruiming en sluiting van het pand op kosten van de eigenaar. Het college heeft een kopie van deze brief ter informatie naar de bewoners gestuurd.
Op 19 juli 2023 om 11:15 uur hebben de toezichthouders van de gemeente en een inspecteur van de VrU het pand opnieuw geïnspecteerd en geconstateerd dat het pand nog steeds niet in overeenstemming is met het Bouwbesluit 2012 en de overige geldende wettelijke voorschriften. Zij hebben de aanwezige bewoners daarom mondeling aangezegd om het pand uiterlijk om 16:00 uur te verlaten. Daarna zal het pand door het college worden verzegeld (gesloten), zodat het niet meer kan worden gebruikt.
Verzoekster [verzoeker] heeft dezelfde dag nog bezwaar gemaakt, en de voorzieningenrechter verzocht om de mondelinge aanzegging te vernietigen, maar in ieder geval te schorsen tot zij vervangende woonruimte heeft gevonden. Dat verzoek is dezelfde middag nog bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Teams. Verzoekster is verschenen, vergezeld door [medebewoner sub 1] en bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich op die zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder waren [a] , gemeentesecretaris, en [b] en [c] , toezichthouders van de gemeente, ook aanwezig. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de mondelinge aanzegging geschorst tot 20 juli 2023 om 12:00 uur. Dat had tot gevolg dat het college het pand tot die tijd niet mocht ontruimen en verzegelen. Verder is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. Voor het overige heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
Op 20 juli 2023 om 10:54 uur heeft verzoekster [verzoeker] de voorzieningenrechter opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening in de vorm van een ordemaatregel te treffen.
Later diezelfde dag, heeft het college de mondelinge aanzegging om het pand te verlaten schriftelijk bevestigd en zowel de eigenaar als de bewoners van het pand, verboden om het pand te gebruiken na 20 juli 2023 om 15:30 uur. Het pand zal voor zes maanden worden gesloten en worden verzegeld. Inmiddels is dit gerealiseerd.
Verzoekster [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Kort voor de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster [verzoeker] schriftelijk laten weten dat medebewoners [medebewoner sub 1] , [medebewoner sub 2] en [medebewoner sub 3] een gelijkluidend bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening indienen.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is bij de rechtbank op 26 juli 2023 op een zitting behandeld. Verzoekster [verzoeker] is verschenen, vergezeld door [medebewoner sub 1] , [medebewoner sub 2] en [medebewoner sub 3] en bijgestaan door hun gemachtigde. Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder waren [d] en de toezichthouders [c] en [b] aanwezig. Ook was mevrouw [gemachtigde] , gemachtigde van de eigenaar, aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Spoedeisendheid
1. De voorzieningenrechter vindt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De bewoners van het kraakpand hebben als gevolg van de sluiting van het pand geen eigen woonruimte.
Beoordelingskader
2. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel
alleen aanleiding als het besluit tot sluiting van het pand zodanig gebrekkig is dat deze in de heroverweging naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoekers om het besluit tot sluiting te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van het college om de sluiting van het pand in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoekers.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
Voorlopig rechtmatigheidsoordeel
4. Voorop staat dat het woonrecht een zeer zwaarwegend belang is. De vraag is of sprake is van een zodanige (brand)onveilige situatie dat het college, ondanks aantasting van het woonrecht van de bewoners, het pand vrijwel onmiddellijk mocht sluiten. Anders gezegd: was het pand dermate (brand)onveilig dat het college het belang van bescherming van omwonenden en de omgeving zwaarder heeft mogen wegen dan het belang van de bewoners om te kunnen blijven wonen in het pand.
5. De voorzieningenrechter vindt dat uit de vier constateringsrapporten van de inspecteurs voldoende blijkt dat sprake is van een onveilige situatie en wel zodanig onveilig dat er reden was om het pand te sluiten. Zij ziet, anders dan verzoekers, geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de inspecteurs. De constateringen over de onveilige situatie in het pand zijn in grote lijnen goed te volgen. Uit de rapporten blijkt duidelijk dat het niet gaat om kleine, gemakkelijk op te lossen gebreken. Het gaat om ingrijpende constructieve gebreken, zoals asbesthoudende plafondplaten en verzakkend plafond, geen brandcompartimentering en geen brandwerende scheidingsmuren. De onveilige staat van het pand in combinatie met het gebruik van het pand maakt dat er sprake is van een (brand)onveilige situatie. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat het aantal bewoners – vier of meer – niet relevant is, aangezien volgens het Bouwbesluit moet worden gekeken naar de gebruiksfunctie van het gebouw.
Gelet op het feit dat het hier gaat om een groot en (brand)onveilig pand, is in deze fase ook niet relevant of de bewoners wel of niet op de hoogte zijn gesteld van alle gebreken, de onveilige situatie en de consequenties daarvan voor de bewoners. Uit de rapporten blijkt overigens wel dat zij tot op zekere hoogte zijn geïnformeerd door de inspecteurs over de brandonveilige situatie in het pand.
6. Het college heeft bij het nemen van zijn besluit de belangen afgewogen. Het pand ligt naast een woonwijk. Het college heeft daarom bij zijn besluit om over te gaan tot sluiting het belang van de veiligheid en gezondheid van de bewoners van het pand en van de omgeving zwaarder mogen wegen dan het belang van de bewoners bij voortzetting van de bewoning van het pand.
7. Dat betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat het besluit tot sluiting in bezwaar in stand kan blijven.
Belangenafweging
8. De voorzieningenrechter weegt de belangen van partijen bij het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van het besluit op bezwaar van het college.
9. Uit het voorlopig rechtmatigheidsoordeel blijkt dat de voorzieningenrechter het aannemelijk acht dat de bestreden sluiting in bezwaar stand zal houden. Dit voorlopig rechtmatigheidsoordeel maakt dat in deze belangenafweging minder ruimte is voor de belangen van verzoekers.
10. Tegenover het belang van verzoekers op een woon-/verblijfplaats staat het belang van de veiligheid en gezondheid van de bewoners, omwonenden en de omgeving.
Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel weegt de voorzieningenrechter het (brand)veiligheidsbelang en het belang van de volksgezondheid zwaarder dan het belang van verzoekers.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het pand gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
12. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023 door mr. R.C. Stijnen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is aan partijen verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.