ECLI:NL:RBMNE:2023:4002

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/2842
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling en proceskostenveroordeling

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen Stichting [verzoekster] en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling met betrekking tot [naam]. Op 17 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft ook verzocht om veroordeling in de proceskosten, en heeft inmiddels de volledige dwangsom van € 1.442,- aan verzoekster betaald.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er inmiddels een inhoudelijk besluit is genomen door verweerder, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten, en de rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek te honoreren. De kosten worden vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat het beroep van verzoekster van licht gewicht is, aangezien het enkel betrekking heeft op de proceskosten.

Daarnaast volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, te betalen aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 mei 2023 in de zaak tussen

Stichting [verzoekster] , te [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: C.J. Loef)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling met betrekking tot [naam] .
Op 17 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een besluit heeft genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarom haar beroep ingetrokken met het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht hem te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft de volledige dwangsom van € 1.442,- inmiddels betaald aan verzoekster.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Bpb.
2.
In artikel 6:2 van de Awb staat dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk worden gesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat derhalve beroep bij de rechtbank open.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat inmiddels wel een inhoudelijk besluit is genomen en dat verweerder wat dat betreft tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken.
4. Verzoekster heeft bij haar intrekking verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. Verweerder heeft verzocht hem te veroordelen in de proceskosten. Gelet op artikel 8:75a van de Awb ziet de rechtbank dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de proceskosten.
6. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.