In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V. over de non-conformiteit van een mestdroogmachine. [eiseres], een agrarische onderneming, had in 2015 een overeenkomst gesloten met [onderneming 1] voor de aankoop van een mestdroogmachine, maar na installatie in 2016 vertoonde de machine gebreken. Ondanks meerdere herstelpogingen door [gedaagde], de rechtsopvolger van [onderneming 1], bleven de problemen aanhouden. [eiseres] heeft uiteindelijk de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vorderde in kort geding dat [gedaagde] de machine terughaalt en de koopsom van € 260.000 terugbetaalt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, omdat [eiseres] schade lijdt door de gebrekkige werking van de machine en niet in staat is een nieuwe machine aan te schaffen zolang de oude niet is teruggenomen. De rechter concludeerde dat de deskundige, die door de rechtbank was benoemd, had vastgesteld dat de machine non-conform was en dat herstel niet meer mogelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat [eiseres] de overeenkomst mocht ontbinden.
De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de mestdroogmachine binnen zes weken terug te halen en de koopsom terug te betalen, evenals een dwangsom van € 5.000 per dag bij niet-nakoming. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan [eiseres]. De rechter heeft de bezwaren van [gedaagde] tegen het deskundigenrapport verworpen en bevestigd dat de machine niet voldeed aan de overeenkomst.