ECLI:NL:RBMNE:2023:3995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
16/135144-22 en 05/255851-21 (vordering herroeping VI) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorbereidingshandelingen voor plofkraak en veroordeling voor wapenbezit

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en het bezit van een automatisch vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de plofkraak, omdat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet onaannemelijk werd geacht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De vrijspraak was gebaseerd op het feit dat de verdachte niet in de Audi RS3 had gezeten, waarin bewijs werd aangetroffen dat aan de voorbereidingshandelingen voor de plofkraak kon worden gelinkt. De rechtbank oordeelde dat de e-sigaret, waarvan het DNA van de verdachte was aangetroffen, niet voldoende bewijs bood dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de voorbereidingen voor de plofkraak.

De rechtbank heeft de verdachte echter wel veroordeeld voor het bezit van een automatisch vuurwapen en munitie, wat resulteerde in een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping voor een periode van 304 dagen toegewezen, wat betekent dat de verdachte opnieuw in detentie moet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/135144-22 en 05/255851-21 (vordering herroeping VI) (P)
Zaaksnummer VI: 99/000562-16
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 9 januari 2023 (regie), 31 maart 2023 (pro forma), 21 juni 2023 (pro forma) en 12 juli 2023 (inhoudelijke behandeling). Op 2 augustus 2023 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1:zich in de periode van 1 april tot en met 2 april 2022 te Utrecht en/of [plaats 1] en/of Essen en/of [plaats 2] samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een plofkraak;
Feit 2:op 26 september 2022 te Utrecht een automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 3:op 26 september 2022 te Utrecht scherpe patronen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De feiten waar de rechtbank vanuit gaat
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 1 op 2 april 2022 een op 29 maart 2022 in Duitsland gehuurde Audi RS3 vanaf Nederland naar Duitsland is gereden. Uit de GPS-gegevens van de Audi RS3 blijkt dat de auto in Duitsland enige tijd heeft stilgestaan bij de Commerzbank in [plaats 2] . De Commerzbank heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak die nacht. Een getuige heeft daarbij twee personen met een koevoet bij de deur van de Commerzbank handelingen zien verrichten. De Audi RS3 is op de terugweg in Nederland enige tijd achtervolgd door politieauto’s en een politiehelikopter. Daarbij werd waargenomen dat de Audi RS3 met hoge snelheden over verschillende Nederlandse (snel)wegen reed, onder meer in de buurt van Utrecht. Op een gegeven moment is de Audi RS3 op de A27 richting Hilversum onbeheerd achtergelaten. De politie zag drie inzittenden uit de Audi RS3 vluchten. Eén inzittende is kort daarna aangehouden. Hij was gehuld in een regenpak, droeg een bivakmuts en rook naar benzine. In de Audi RS3 werden diverse goederen aangetroffen, waaronder jerrycans met benzine, twee met tape omwikkelde pakketten met lange snoeren eraan, een jammer, breekijzers, een sporttas en een gieter. Het NFI heeft na onderzoek geconstateerd dat de met tape omwikkelde pakketten geïmproviseerde explosieven zijn, die bruikbaar zijn om een geldautomaat mee open te blazen.
Voor de beoordeling van de zaak van verdachte is doorslaggevend of verdachte in de nacht van 1 op 2 april 2022 in de Audi RS3 heeft gezeten. In de Audi RS3 werd een blauwkleurige cilinder aangetroffen die rookte. Later werd in het voertuig een zwart plastic stukje aangetroffen. Dit bleken een e-sigaret en het bijbehorende (maar afgebroken) mondstukje te zijn. Deze twee stukjes bleken exact op elkaar te passen. Het mondstuk e-sigaret is bemonsterd en onderzocht. Uit het NFI-onderzoek blijkt dat op het mondstukje van de desbetreffende e-sigaret een DNA-profiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans van het DNA-profiel is volgens het NFI kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen (niet aan verdachte verwante) persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het standpunt van verdachte
Verdachte ontkent dat hij in de Audi RS3 heeft gezeten. Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode rond het ten laste gelegde feit verschillende e-sigaretten heeft gebruikt én heeft uitgeleend. Het is volgens verdachte dus heel goed mogelijk dat een door hem gebruikte en vervolgens uitgeleende e-sigaret in de Audi RS3 terecht is gekomen, zonder dat hijzelf in de Audi RS3 heeft gezeten. Verdachte kent bijvoorbeeld de huurder van de Audi RS3, medeverdachte [medeverdachte] in dit onderzoek. Uit onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij een contact heeft opgeslagen onder de naam ‘ [initialen] ’, met een nummer eindigend op * [nummer] . Dit nummer is afgesloten op een adres in [plaats 3] , waar verdachte staat ingeschreven. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat [initialen] de afkorting is van [bijnaam] , en dat dit zijn bijnaam is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het aantreffen van de e-sigaret in beginsel niet uitsluit dat verdachte het voorwerp op een ander moment (en een andere plaats) heeft gebruikt, waarna het op de achterbank van de Audi RS3 is beland, zonder dat verdachte daar ten tijde van het tenlastegelegde feit aanwezig was. De officier stelt echter dat in deze zaak van belang is dat de e-sigaret rokend in de auto is aangetroffen door een agent die twee minuten na de melding over het tot stilstand komen van de Audi RS3 ter plaatse was. Deze agent zag dat er witte rook uit het voorwerp kwam.
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat een e-sigaret rook kan blijven afgeven indien geen zuigbeweging (meer) plaatsvindt. Het kan voorkomen dat een e-sigaret ten gevolge van een defect blijft roken tot de e-sigaret leeg is. Dat duurt maximaal 10 minuten, hetgeen betekent dat de e-sigaret uiterlijk 8 minuten voor het stoppen van de Audi RS3 nog is gebruikt. Deze combinatie van bevindingen wijst er volgens de officier van justitie op dat de e-sigaret kort daarvoor in de auto nog was gebruikt, hetgeen meer bewijswaarde toekent aan het aangetroffen DNA.
Het oordeel van de rechtbank
De aangetroffen e-sigaret in de Audi RS3 is een verplaatsbaar object. De rechtbank is op basis van het dossier van oordeel dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario over hoe de e-sigaret in de Audi RS3 is terechtgekomen niet onaannemelijk is, en overweegt daartoe het volgende.
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de volgende vraag:
Is het mogelijk dat de e-sigaret, die op 2 april 2022 in de Audi RS3 is aangetroffen, rook gaat en/of blijft afgeven zonder dat sprake is geweest van een eerdere en/of voortdurende zuigbeweging, bijvoorbeeld doordat het mondstuk van de e-sigaret is afgebroken?
Het NFI concludeert dat de mogelijkheid bestaat dat door een storing van de micro-luchtdruksensor een e-sigaret spontaan kan gaan roken. Uit het NFI-onderzoek is gebleken de micro-luchtdruksensor van de in de Audi RS3 aangetroffen e-sigaret wel defect was, maar niet op een manier dat er spontaan rook werd geproduceerd. De sensor werkte überhaupt niet. Mogelijk heeft de sensor een tijdelijke storing gehad en heeft de e-sigaret wel spontaan rook geproduceerd, maar is deze storing alleen opgetreden (vooraf en) tijdens de ontdekking door de politie. Het is niet uit te sluiten dat de sensor na het veiligstellen door de politie verder defect is geraakt, waardoor deze later in het geheel niet meer functioneerde. Het afgebroken mondstuk heeft geen invloed (gehad) op het defect van de sensor en dus ook niet op de spontane rookproductie.
De rechtbank overweegt dat uit het NFI onderzoek dus blijkt dat een e-sigaret spontaan rook kan gaan produceren, en niet, zoals de officier van justitie kennelijk tot uitgangspunt neemt, dat een e-sigaret ten gevolge van een storing alleen rook kan blijven produceren nadat een zuigbeweging heeft plaatsgevonden.
Het feit dat verdachte als contact staat opgeslagen in de telefoon van de huurder van de Audi RS3 ondersteunt zowel de lezing van verdachte als de lezing van de officier van justitie en kan bij het ontbreken van andere relevante feiten en omstandigheden dus niet leiden tot de conclusie dat verdachte één van de inzittenden van de Audi RS3 moet zijn geweest in de nacht van 1 op 2 april 2022. De rechtbank betrekt daarbij tevens dat de Audi RS3 al op 29 maart 2022 in Duitsland is gehuurd, enkele dagen voordat de e-sigaret in de auto is aangetroffen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor een plofkraak en spreekt verdachte daarom vrij van dat feit.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen van 10 juli 2023, genummerd PL0900- 2022091576-78, opgemaakt door de politie Landelijke Eenheid, houdende een categorisering van het inbeslaggenomen wapen en de munitie;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 26 september 2022, documentcode 220926.1008.131912, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de inbeslagname tijdens de doorzoeking in de woning waar verdachte lag te slapen, doorgenummerde pagina’s 600 tot en met 607;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 maart 2023, documentcode 230306.1440.7626, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een hersteldocument van de datum van de doorzoeking, doorgenummerde pagina 835.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2
op 26 september 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen, van het merk CZ, type 61 zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
3
op 26 september 2022 te Utrecht munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid scherpe patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
onderdeel 2;
Feit 3
: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het lange voorarrest van verdachte. Het is belangrijk dat er een stip aan de horizon is voor verdachte. Uiteindelijk moet hij terug in de maatschappij. De verdediging kan zich vinden in een straf conform de LOVS-oriëntatiepunten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een woning een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft daarom een grote negatieve maatschappelijke impact. Het vergroot gevoelens van angst en onveiligheid bij iedereen in de samenleving. Zodra een automatisch vuurwapen wordt gebruikt, levert dat potentieel levensgevaar op voor personen die zich in de buurt bevinden. Politie en justitie treden daarom hard op tegen onbevoegd en ongecontroleerd wapenbezit, ook omdat wapens vaak gebruikt worden in het criminele circuit. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte zich op geen enkele wijze heeft bekommerd om het gevaar dat zo’n automatisch vuurwapen meebrengt voor de maatschappij en voor de veiligheid van anderen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 30 juni 2023;
- een reclasseringsadvies van 27 december 2022, uitgebracht door [instelling] .
Er zijn uit deze stukken geen bijzonderheden naar voren gekomen waar de rechtbank bij de strafoplegging rekening mee houdt.
Strafoplegging
De rechtbank ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij de landelijke LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin wordt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in een woning een gevangenisstraf van twaalf maanden genoemd. De rechtbank vindt dit een passende straf, omdat gelet op de ernst van het feit met geen andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank gaat dus over tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 2 en 3 bewezen verklaarde begaan.

10.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de Amtsgericht Würzburg te Schweinfurt (Duitsland) van 25 november 2020 is verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 912 dagen. De tenuitvoerlegging van dit vonnis is op 27 juli 2021 overgenomen via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) door parket Oost-Nederland onder parketnummer 05/255851-21.
Verdachte is, gelet op artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, op 25 december 2021 feitelijk voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder een heel aantal bijzondere voorwaarden. De proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling bedroeg 365 dagen.
De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 3 oktober 2022 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor een periode van 304 dagen, omdat verdachte zich gedurende voornoemde proeftijd niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden.
Verdachte heeft zich volgens de vordering schuldig gemaakt aan strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met het in dit vonnis onderhavige parketnummer 16/135144-22.
Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 3 oktober 2022 is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.
10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 304 dagen. Daartoe is gesteld dat verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden, in die zin dat hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk toegewezen kan worden. Op die manier wordt er rekening gehouden met het lange voorarrest dat verdachte in de onderhavige strafzaak heeft ondergaan en blijft verdachte zicht houden op zijn toekomst buiten detentie.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk kan worden herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd tijdens de proeftijd. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Hij heeft immers de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten gepleegd. De consequenties van het niet naleven van de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden komen geheel voor rekening en risico van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat er – gelet op het voorgaande – reden is om de vordering toe te wijzen. De vordering wordt daarom toegewezen en de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte zal worden herroepen voor een periode van 304 dagen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
 1 STK Patroonhouder (PL0900-2022091576-3051262);
 3 STK Munitie (PL0900-2022091576-3051263);
 1 STK Wapen (PL0900-2022091576-3051264);
Vordering herroeping VI
-
wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe;
- gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog geheel moet worden ondergaan, te weten voor de
duur van 304 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mr. E.J. van Rijssen en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 2 april 2022 te Utrecht en/of [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland en/of Essen en/of [plaats 2] , althans in Duitsland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk brand stichten en/of teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat (zogenaamde plofkraak), waardoor gevaar voor goederen en/of personen te duchten is (ex artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- twee, althans een of meerdere, pakketten met een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten flitspoeder en/of (een) overige explosieve stof(fen) en/of (bijbehorende) ontstekingsmechanisme(n) en/of
- een of meerdere jerrycans met benzine, althans een brandbare stof en/of
- een stoorzender (jammer) en/of
- een fles met ammoniak en/of
- een of meerdere breekijzer(s) en/of
- een sloophamer en/of
- een of meerdere (zwarte) sporttassen en/of
- een gieter en/of
- een (snelle) personenauto, (merk Audi, type RS3, met Duits kenteken) en/of
- een of meerdere regenpak(ken) en/of
- een of meerdere bivakmuts(en),
bestemd tot het begaan van voornoemde misdrijven, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 september 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen, van het merk CZ, type 61 zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 26 september 2022 te Utrecht munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid scherpe patronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )