ECLI:NL:RBMNE:2023:3993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/5711
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 4 april 2023, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die op 3 september 2021 was genomen. Het UWV ontving het bezwaar op 13 januari 2022, maar heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft het UWV op 3 november 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het UWV te laat heeft gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft bepaald dat het UWV een dwangsom van € 1.442,- moet betalen aan eiseres, omdat het bestuursorgaan niet op tijd een besluit heeft genomen. Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag vastgesteld voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 50,- moet ook door het UWV aan eiseres worden vergoed. De rechtbank heeft het UWV opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen, rekening houdend met de noodzaak van een actueel medisch oordeel van de verzekeringsarts.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5711

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.E. Mussche),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar dat op 13 januari 2022 door verweerder is ontvangen tegen de beslissing van 3 september 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Niet in geschil is dat verweerder te laat is met het nemen van een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres. Dat geeft verweerder ook aan in zijn brief van 27 december 2022. Eiseres heeft verweerder op 3 november 2022 in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling is op 3 november 2022 door verweerder ontvangen en sindsdien zijn twee weken verstreken.
4. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Op het moment van deze uitspraak is de dwangsom inmiddels geheel verschuldigd. De rechtbank bepaalt dan ook dat verweerder de volledige dwangsom van € 1.442,- dient te betalen aan eiseres.
7. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dat alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat hij tot op heden niet in staat is om een beslissing af te geven, omdat de verzekeringsarts nog niet in de gelegenheid is geweest een actueel medisch oordeel te geven. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien de omstandigheid die door verweerder is genoemd, de beslistermijn vast te stellen op vier werken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.