ECLI:NL:RBMNE:2023:3988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/3576
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft eiser op 12 juli 2022 bezwaar ingediend tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente], dat op 4 mei 2022 was genomen. Echter, verweerder had op 23 juni 2022 al een beslissing genomen op een eerder ingediend bezwaar tegen het besluit van 4 mei 2022. Aangezien er tegen een beslissing op bezwaar alleen beroep openstaat, heeft verweerder het bezwaar van 12 juli 2022 doorgezonden naar de rechtbank om als beroepschrift te worden behandeld.

De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat het niet nodig was. Eiser had het griffierecht van € 50,- niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. De rechtbank heeft eiser op 30 september 2022 een aangetekende brief gestuurd waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Deze brief is door eiser niet afgehaald en is aan de rechtbank geretourneerd. Vervolgens is de brief per gewone post aan eiser verzonden, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt.

Omdat het griffierecht niet (op tijd) is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 14 april 2023 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 22/3576

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] , verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 juli 2022 bezwaar ingediend tegen het besluit van verweerder 4 mei 2022. Verweerder had echter op 23 juni 2022 al een beslissing genomen op het eerder ingediende bezwaar tegen de beslissing van 4 mei 2022.
Omdat er tegen een beslissing op bezwaar alleen beroep open staat heeft verweerder het bezwaar van 12 juli 2022 doorgezonden naar de rechtbank om als beroepschrift te behandelen.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 50,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 30 september 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. De aangetekend verzonden brief is door eiser niet afgehaald en aan de rechtbank geretourneerd. Vervolgens is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, aan eiser ter kennisneming per gewone post toegezonden. In deze brief is aangegeven dat de termijn uit de brief van 30 september 2022 niet opnieuw aanvangt.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.