ECLI:NL:RBMNE:2023:3959

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/507
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzageverzoek persoonsgegevens in het kader van de AVG; niet tijdig beslissen

Op 31 oktober 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om inzage in haar persoonsgegevens, die waren opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De minister van Financiën heeft gereageerd op het beroep met een verweerschrift en daarbij het besluit van 6 januari 2022 meegestuurd, waarin op het AVG-verzoek is beslist. De rechtbank heeft de zaak op 20 juli 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer is, omdat de minister al een besluit had genomen op het AVG-verzoek van eiseres. De enkele omstandigheid dat eiseres om proceskosten heeft verzocht, vormt geen reden voor het aannemen van procesbelang. De rechtbank heeft ook overwogen of er grond is voor een proceskostenveroordeling, maar concludeert dat de minister tijdig heeft beslist en dat er geen reden is om eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5070
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),
en

Minister van Financiën, de minister

(gemachtigden: mr. C. Cramer en mr. M.A.N. van de Kerkhof).

Inleiding

Eiseres heeft op 31 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om inzage in het kader van de AVG [1] van haar persoonsgegevens die waren opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) (AVG-verzoek).
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Daarbij heeft de minister het besluit van 6 januari 2022 meegezonden, waarin op het AVG-verzoek is beslist.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank stelt vast dat enkel nog in geschil is of eiseres recht heeft op proceskostenvergoeding vanwege het ingestelde beroep niet tijdig beslissen.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Vast staat dat de minister een besluit heeft genomen op het AVG-verzoek van eiseres. Eiseres heeft dus geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep. De enkele omstandigheid dat eiseres in beroep om proceskosten heeft verzocht, vormt geen reden voor het aannemen van procesbelang.
3. Dat het beroep niet-ontvankelijk is, laat evenwel onverlet dat kan worden bekeken of vanwege de omstandigheden van het geval er grond is voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. [2] Daarvoor is van belang of het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroep. Bij een beroep niet tijdig beslissen gaat het er dan om of het bestuursorgaan naar aanleiding van dat beroep alsnog een besluit heeft genomen.
4. Van die situatie is hier geen sprake. Het besluit van 6 januari 2022 was op het moment van de indiening van het beroep al genomen. Nog daargelaten dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit is bekendgemaakt en dit door eiseres onvoldoende is ontzenuwd, geldt dat het besluit sowieso tijdig is genomen. Ook als de bekendmaking van het besluit op 6 januari 2022 door de minister niet juist zou zijn geweest, doet dit namelijk niet af aan de tijdigheid van het genomen besluit. [3] De bekendmaking kan wel relevant zijn voor de vraag of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in bezwaar. Dit verklaart waarom eiseres wel ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar, maar de rechtbank geen reden ziet voor het oordeel dat de minister is tegemoetgekomen aan het beroep niet tijdig beslissen.
5. De rechtbank concludeert dat het beroep is niet-ontvankelijk is en dat eiseres geen recht heeft op een proceskostenvergoeding.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2065 en van 14 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2333.
3.Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1657.