ECLI:NL:RBMNE:2023:3940

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
557966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing stadionverbod van een voetbalsupporter

In deze zaak vordert [eiser], een voetbalsupporter en Club Card-houder van Ajax, schorsing van een door de KNVB opgelegd stadionverbod. Dit stadionverbod is opgelegd na een geweldsincident tijdens de bekerfinale van Ajax tegen PSV op 17 april 2022, waarbij [eiser] als dader werd geïdentificeerd door medewerkers van Ajax. De KNVB heeft het stadionverbod opgelegd van 12 augustus 2022 tot en met 12 februari 2024, maar [eiser] heeft hiertegen beroep aangetekend bij de commissie stadionverboden, die het verbod heeft gehandhaafd. In het kort geding stelt de voorzieningenrechter vast dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat het stadionverbod hem belemmert om wedstrijden bij te wonen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het vermoeden van de KNVB dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, onvoldoende is om het stadionverbod te rechtvaardigen. De rechter wijst op de tegenstrijdigheden in de verklaringen van getuigen en het feit dat de KNVB niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaren van [eiser]. De voorzieningenrechter concludeert dat het stadionverbod niet kan standhouden en wijst de vordering van [eiser] toe. De KNVB wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.887,42. De voorzieningenrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het verzoek om een dwangsom af, omdat de KNVB heeft toegezegd vrijwillig aan het vonnis te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/557966 / KG ZA 23-301
Vonnis in kort geding van 31 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaten: mr. C. de Vries in Almere en mr. R.F. de Jong in Amsterdam,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd in Zeist,
gedaagde partij,
hierna te noemen: KNVB,
advocaat: mr. M.I. van Dijk in Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met als bijlagen producties 1 tot en met 10;
- de namens de KNVB overgelegde producties 1 tot en met 9;
- de mondelinge behandeling van 17 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser] ;
- de pleitnota van de KNVB.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] is voetbalsupporter en Club Card-houder van Ajax. Hij bezoekt veel wedstrijden van Ajax, zowel uit als thuis. Als Club Card-houder is [eiser] gebonden aan de KNVB standaardvoorwaarden (hierna: de standaardvoorwaarden) die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn verklaard.
2.2.
In artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden staat dat de KNVB gerechtigd is om, met inachtneming van de voor het betreffende seizoen vastgestelde ‘Richtlijn termijn stadionverbod’, stadionverboden op te leggen aan degene tegen wie het vermoeden bestaat dat die zich heeft schuldig gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag.
2.3.
Op 17 april 2022 vond de bekerfinale van Ajax tegen PSV plaats in Rotterdam. [eiser] was bij deze wedstrijd aanwezig en heeft gebruik gemaakt van een buscombi-regeling waarbij supporters met eigen bussen van Ajax naar het stadion worden gebracht en opgehaald.
2.4.
Na afloop van de bekerfinale heeft zich bij de standplaats van de bussen een geweldsincident (hierna: het incident) voorgedaan waarbij een medewerker van Ajax [......] is geslagen en letsel aan het gezicht heeft overgehouden.
2.5.
Medewerkers van Ajax [......] hebben verklaringen afgelegd over het incident. De dader zou afkomstig zijn uit één van de twee Ajax-bussen waarmee ongeveer honderd personen werden vervoerd. Bij een medewerkersbijeenkomst op 21 april 2022 zijn aan de medewerkers zo’n honderd pasfoto’s getoond van buspassagiers uit de Ajax-bussen. Los van elkaar hebben zij de pasfoto van [eiser] aangewezen en hem geïdentificeerd als de persoon die geweld heeft gebruikt.
2.6.
De KNVB heeft vervolgens aan [eiser] een civiel landelijk stadionverbod opgelegd van 12 augustus 2022 tot en met 12 februari 2024. [eiser] heeft beroep ingesteld bij de commissie stadionverboden (hierna: de commissie). De commissie heeft op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan en het stadionverbod gehandhaafd.
2.7.
[eiser] vordert in dit kort geding schorsing van het stadionverbod totdat in een bodemprocedure daarop is beslist, op straffe van een dwangsom en veroordeling van de KNVB in de proceskosten.
2.8.
De KNVB heeft gevraagd [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering af te wijzen en [eiser] te veroordelen in de proceskosten.

3.Wat oordeelt de voorzieningenrechter?

Spoedeisend belang
3.1.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Het stadionverbod geldt nog steeds en dat belemmert hem om naar het stadion te gaan en van zijn Club Card gebruik te maken.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in een kort geding gaat om de vraag of – vooruitlopend op de uitkomst van een bodemprocedure – een voorlopige voorziening moet worden gegeven. Dat betekent kort gezegd dat, zonder verder onderzoek, al voldoende duidelijk moet zijn dat een bodemrechter de vorderingen zal toewijzen. In deze zaak is dat voldoende duidelijk geworden, zodat de vordering zal worden toegewezen. Hieronder wordt uitgelegd waarom.
3.3.
Het stadionverbod is gebaseerd op artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden. Dat beding bepaalt dat de KNVB alleen al bij een vermoeden dat iemand zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag kan overgaan tot het opleggen van een landelijk stadionverbod en een boete van maximaal € 450. Dat betekent dat het niet vast hoeft te staan dat iemand zich ook daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan dat wangedrag. Het beding is daarmee zeer bezwarend waardoor aan het vermoeden hoge eisen mogen worden gesteld.
3.4.
Het vermoeden van de KNVB dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag wordt gebaseerd op het volgende. De medewerkers van Ajax [......] die van het incident getuige zijn geweest hebben, los van elkaar, de pasfoto van [eiser] uit honderd pasfoto’s van andere buspassagiers uitgekozen. [eiser] zou volgens hen de persoon zijn geweest die geweld zou hebben gebruikt. Twee van deze medewerkers hebben later nog een andere foto van [eiser] gezien en bevestigd dat hij de persoon is die zij op de pasfoto hebben aangewezen. De commissie vindt dat op grond van het unaniem aanwijzen van [eiser] als dader er voldoende reden is om vast te stellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten gedraging en dat het stadionverbod terecht is gegeven.
3.5.
Zes medewerkers van Ajax, waaronder het slachtoffer, hebben verklaringen op schrift gesteld over de gebeurtenissen na de bekerfinale. Drie medewerkers die bij het incident waren schrijven niet over het uiterlijk van de dader. Een andere medewerker die er wel bij was beschrijft als enige uiterlijke kenmerk van de dader dat het een man met een [.] was. Dan zijn er nog twee verklaringen van medewerkers die niet bij het incident waren. In die verklaringen staat dat zij van hun collega’s hebben gehoord dat de dader een klein, dik, rossig mannetje met kort haar zou zijn.
3.6.
[eiser] stelt dat hij die dag geen [.] , maar een [..] droeg. De KNVB heeft dit op de zitting ook erkend. Uit foto’s die van [eiser] op die dag zijn gemaakt en door de KNVB zijn overgelegd blijkt ook dat hij die dag een [..] droeg. Hieruit volgt dat sprake is van een tegenstrijdigheid, namelijk dat de pasfoto van [eiser] is aangewezen en dat een getuige heeft verklaard dat de dader een [.] droeg, terwijl [eiser] dat die dag niet droeg. Ook vindt [eiser] dat de KNVB fundamentele rechtsbeginselen niet in acht heeft genomen door hem in de procedure niet te horen terwijl dat wel had gekund en daarvoor ook aanleiding bestond. Hij vindt dat de KNVB alles bij elkaar genomen in redelijkheid niet tot de beslissing kon komen om hem het stadionverbod en de boete op te leggen.
3.7.
Als uitgangspunt geldt dat een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Bij de toepassing van deze regel moet de rechter terughoudend zijn.
3.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de herkenning van [eiser] op de pasfoto’s weliswaar een vermoeden oplevert dat hij de dader zou kunnen zijn, maar dat dat vermoeden in dit geval onvoldoende is om een vergaande beslissing tot het opleggen van landelijk stadionverbod van achttien maanden en een boete van € 450 te kunnen dragen. [eiser] heeft in de beroepsprocedure tegen het stadionverbod bij de commissie al aangegeven dat hij die dag geen [.] droeg. In de uitspraak van de commissie wordt op dit punt van [eiser] niet ingegaan. Dat laat dus onverklaard hoe het kan dat de enige getuige die iets over het uiterlijk van de dader verklaard iets zegt wat onmiskenbaar onjuist is. Hiermee is het vermoeden dat [eiser] de dader zou zijn veel minder sterk en heeft de KNVB dat vermoeden te lichtvaardig aangenomen.
3.9.
De KNVB voert aan dat de commissie het erg druk heeft vanwege de vele beroepen die worden ingediend tegen de stadionverboden. Dat betekent echter niet dat bij de beoordeling de aangedragen standpunten niet behandeld hoeven te worden. De commissie had dus iets moeten zeggen over het [.] in haar beslissing. Het lag op de weg van de KNVB om bij een kennelijke tegenstrijdigheid te onderzoeken hoe dat zit, bijvoorbeeld door de foto’s op te vragen die door de KNVB in deze procedure zijn overgelegd of nadere verklaringen op te vragen van de medewerkers van Ajax [......] . Dat is kennelijk niet gebeurd. Dat aan twee medewerkers ook nog een andere foto van [eiser] is getoond en zij hebben bevestigd dat hij de dader was brengt te weinig gewicht in de weegschaal. Daarmee werd de hiervoor geconstateerde tegenstrijdigheid niet verklaard.
Conclusie
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat het vermoeden dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag, mede gelet op de vergaande gevolgen die daaraan voor [eiser] zijn verbonden, te lichtvaardig is aangenomen en het beroep van de KNVB op artikel 10.2 van de standaardvoorwaarden in dit geval onaanvaardbaar is. Het stadionverbod kan daarom geen stand houden. Dat betekent dat de vordering van [eiser] wordt toegewezen. De KNVB heeft nog gevraagd dat in geval van toewijzing bepaald wordt dat [eiser] een bodemprocedure moet starten. De voorzieningenrechter ziet daar geen reden voor. De KNVB kan ook zelf een bodemprocedure starten.
Dwangsom
3.10.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. De KNVB heeft toegezegd in het geval dat de vordering wordt toegewezen vrijwillig aan het vonnis te voldoen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om de dwangsom toe te wijzen.
Proceskosten
3.11.
De KNVB is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.887,42

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt de KNVB om binnen één dag na betekening van dit vonnis het aan [eiser] opgelegde stadionverbod te schorsen, totdat daarop in een bodemprocedure is beslist;
4.2.
veroordeelt de KNVB in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.887,42,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wallart, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2023.
5148