In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de eigenaar van een appartement in een pand waar de liftinstallatie kapot is gegaan. De lift is sinds 16 december 2022 buiten gebruik, en tijdens een algemene ledenvergadering op 8 maart 2023 is besloten dat elke appartementseigenaar € 12.000,00 moet bijdragen voor de vervanging van de lift. [gedaagde] heeft deze bijdrage tot nu toe niet voldaan, wat de VvE heeft doen besluiten om juridische stappen te ondernemen.
De voorzieningenrechter heeft op 28 april 2023 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de VvE een spoedeisend belang heeft bij de vordering, gezien de beperkte mobiliteit van enkele bewoners en het feit dat de VvE niet over voldoende middelen beschikt om de lift te vervangen zonder de bijdrage van [gedaagde]. De rechter heeft vastgesteld dat de liftinstallatie tot de gemeenschappelijke gedeelten van het pand behoort en dat [gedaagde] verplicht is om zijn deel van de kosten te betalen. De vordering van de VvE is grotendeels toegewezen, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van € 12.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
Daarnaast heeft de rechter de vordering van de VvE tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De proceskosten zijn begroot op € 2.042,86, en de rechter heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] direct moet betalen, ook al kan zij in beroep gaan tegen de uitspraak.