ECLI:NL:RBMNE:2023:3901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
10402193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte bijdrage appartementseigenaar voor vervanging lift

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde], de eigenaar van een appartement in een pand waar de liftinstallatie kapot is gegaan. De lift is sinds 16 december 2022 buiten gebruik, en tijdens een algemene ledenvergadering op 8 maart 2023 is besloten dat elke appartementseigenaar € 12.000,00 moet bijdragen voor de vervanging van de lift. [gedaagde] heeft deze bijdrage tot nu toe niet voldaan, wat de VvE heeft doen besluiten om juridische stappen te ondernemen.

De voorzieningenrechter heeft op 28 april 2023 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de VvE een spoedeisend belang heeft bij de vordering, gezien de beperkte mobiliteit van enkele bewoners en het feit dat de VvE niet over voldoende middelen beschikt om de lift te vervangen zonder de bijdrage van [gedaagde]. De rechter heeft vastgesteld dat de liftinstallatie tot de gemeenschappelijke gedeelten van het pand behoort en dat [gedaagde] verplicht is om zijn deel van de kosten te betalen. De vordering van de VvE is grotendeels toegewezen, en [gedaagde] is veroordeeld tot betaling van € 12.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Daarnaast heeft de rechter de vordering van de VvE tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet aan de wettelijke vereisten was voldaan. De proceskosten zijn begroot op € 2.042,86, en de rechter heeft de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] direct moet betalen, ook al kan zij in beroep gaan tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
voorzieningenrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10402193 AV EXPL 23-7 MRv/48356
Kort geding vonnis van 28 april 2023
inzake
de vereniging
Vereniging van Eigenaars [straat] [nummer],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: de VvE,
eisende partij,
gemachtigde: mr. K.S. Haasjes,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met producties 1 tot en met 16 van 31 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
Aan het slot van de zitting heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat op 28 april 2023 vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van het appartementsrecht aan de [straat]
[nummer] - [letter] in [plaats] (hierna: de woning). In het pand aan de [straat] [nummer] is op de begane grond een winkelpand gevestigd met daarboven, op de eerste etage, vier woonappartementen (waaronder de woning van [gedaagde] ).
2.2.
Op 16 december 2022 is de liftinstallatie van het pand aan de [straat] in [plaats] kapot gegaan. De liftinstallatie is sindsdien buiten gebruik.
2.3.
Tijdens de algemene ledenvergadering van 8 maart 2023 (hierna: de alv) is besloten dat elke appartementseigenaar een bedrag van € 12.000,00 dient te storten in de kas van de VvE, zodat de VvE voldoende geld in kas heeft om de liftinstallatie te kunnen laten vervangen.
2.4.
Volgens de VvE is [gedaagde] verplicht tot betaling van 1/4e deel van de vervanging van de liftinstallatie, te weten € 12.000,00. [gedaagde] heeft dit bedrag tot op heden niet voldaan. De VvE vordert in deze procedure - kort gezegd - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van [gedaagde] om aan de VvE te betalen € 12.000,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente. De VvE vordert daarnaast vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.De beoordeling

3.1.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de VvE grotendeels toewijzen. Dat betekent dat [gedaagde] de proceskosten van de VvE aan haar moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Spoedeisend belang
3.2.
In de eerste plaats moet worden bepaald of de VvE een voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. Vaststaat dat de liftinstallatie sinds 16 december 2022 niet kan worden gebruikt. De VvE heeft aannemelijk gemaakt dat een spoedige reparatie noodzakelijk is, gelet op de beperkte mobiliteit van een aantal bewoners van het pand. Ook heeft de VvE aannemelijk gemaakt dat de VvE op dit moment niet genoeg geld in kas heeft om de liftinstallatie te kunnen laten vervangen, omdat de storting van [gedaagde] ontbreekt. Het spoedeisend belang is door [gedaagde] ook niet betwist.
Het verdere beoordelingskader
3.3.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het in deze zaak voldoende aannemelijk is dat de vordering van de VvE in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zodat daarop vooruitlopend toewijzing nu gerechtvaardigd is.
3.4.
Niet in geschil tussen partijen is dat de liftinstallatie behoort tot de gemeenschappelijke gedeelten en zaken van het pand. Evenmin is in geschil dat de liftinstallatie (snel) dient te worden vervangen en dat de kosten van vervanging van de liftinstallatie geheel ten taste van de eigenaren van de vier woonappartementen komen.
3.5.
De VvE stelt in dit verband dat [gedaagde] verplicht is tot betaling van 1/4e deel van de vervanging van de liftinstallatie c.q. tot betaling van het bedrag zoals dat tijdens de alv is vastgesteld. Daarbij is tijdens de alv afgesproken dat elk van de appartementseigenaren dit bedrag in de kas zal storten, waarna de opdracht tot vervanging van de liftinstallatie kan worden verstrekt. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Ook de hoogte van het te storten bedrag is door [gedaagde] niet betwist, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid hiervan. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij bereid is dit bedrag te betalen, maar dat zij geen vertrouwen heeft in (het bestuur van) de VvE en bang is dat het geld niet zal worden aangewend om de liftinstallatie te vervangen. De VvE heeft in dit verband aangevoerd dat zij na storting van het bedrag van € 12.000,00 in de kas van de VvE door [gedaagde] zal overgaan tot het verstrekken van de opdracht om de liftinstallatie te laten vervangen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Dit alles betekent dat het voldoende aannemelijk is dat de vordering van de VvE in een bodemprocedure zal worden toegewezen, zodat vooruitlopend hierop toewijzing van de vordering van de VvE gerechtvaardigd is.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.6.
De VvE maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat het toepasselijke wettelijke tarief niet in de aanmaning is vermeld en niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Proceskosten
3.7.
[gedaagde] heeft grotendeels ongelijk gekregen en wordt daarom in de kosten van deze procedure veroordeeld. Dat betekent dat zij de proceskosten van de VvE aan haar moet betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- dagvaarding € 129,86
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde €
529,00
Totaal € 2.042,86
3.8.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna bepaald.
3.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt eveneens toegewezen zoals hierna bepaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
De door de VvE gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring wordt eveneens toegewezen, nu [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd en geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken die deze vordering in de weg staan.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan de VvE tegen bewijs van kwijting te betalen € 12.000,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 31 maart 2023 (datum van de dagvaarding) tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van de VvE, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.042,86, waarin begrepen € 529,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] , wanneer zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de VvE volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
- te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis, indien een dergelijke betekening heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzieningenrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 april 2023.