Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De beoordeling
.Bovendien kan dit meebrengen dat de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dat geval geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst mag verwachten. De aan de coronapandemie te verbinden gevolgen voor de huurovereenkomst zijn wel steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Onder omstandigheden kan sprake zijn van een tijdelijke huurprijsvermindering die is gebaseerd op het nadeel dat de huurder lijdt als gevolg van voldoende ernstige omzetverlies dat aan de coronapandemie is toe te rekenen. Het is echter wel aan de huurder om te stellen en zonodig te onderbouwen dat hiervan sprake is. [gedaagde] heeft in deze procedure het gestelde geleden nadeel niet onderbouwd aan de hand van schriftelijke stukken. [gedaagde] is bovendien pas sinds 1 maart 2020 huurder geworden van de winkelruimte en gestart met zijn onderneming, zodat er geen vergelijking gemaakt kan worden tussen de omzet ten tijde van de coronapandemie en de omzet daaraan voorafgaand. [gedaagde] heeft evenmin inzicht gegeven in al dan niet ontvangen TVL en NOW-vergoedingen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om dit te doen. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten en ook al niet op de mondelinge behandeling is verschenen om vragen van de kantonrechter te beantwoorden, kan de kantonrechter niet vaststellen of en in welke mate sprake is geweest van omzetverlies als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie. Dat betekent dat niet aan een berekeningswijze van een huurprijsvermindering wegens onvoorziene omstandigheden kan worden toegekomen. Het beroep op huurkorting van [gedaagde] slaagt niet.
1.058,00(2 punten x tarief € 529,00)