ECLI:NL:RBMNE:2023:3893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
9878777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst tweedehands auto wegens gebreken

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een tweedehands auto gekocht van gedaagde, een besloten vennootschap. De koop vond plaats op 19 oktober 2021 via een veilingwebsite, waarbij eiser de auto voor een bedrag van € 451,43 heeft aangeschaft. Na de aankoop heeft eiser de auto op 10 november 2021 naar de sloop gebracht, omdat hij constateerde dat de koppeling en versnellingsbak defect waren. Eiser heeft vervolgens de koopovereenkomst op 29 december 2022 vernietigd op grond van dwaling, en vordert nu een verklaring van recht dat deze vernietiging rechtsgeldig is, alsook een schadevergoeding van € 777,53, bestaande uit de koopsom en sleepkosten.

Gedaagde betwist de vorderingen van eiser en concludeert tot afwijzing. De kantonrechter heeft op 1 maart 2023 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de auto gebreken vertoonde ten tijde van de koop. De kantonrechter stelt vast dat eiser niet heeft voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de gestelde gebreken, en dat er geen bewijs is geleverd dat de gebreken al bestonden op het moment van aflevering. Hierdoor worden de vorderingen van eiser afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 264,00.

De rechter verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde het vonnis kan uitvoeren ongeacht een eventueel hoger beroep van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van de stelplicht en bewijsvoering in civiele zaken, vooral in het kader van consumentenkoop en de rechten van de koper.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9878777 AC EXPL 22-1194 MRv/48356
Vonnis van 1 maart 2023
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. de Haan,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [A] , werkzaam als bedrijfsjurist bij [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 6 mei 2022 aan [gedaagde] betekende dagvaarding met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8, ingekomen op 17 juni 2022;
  • de akte met een aanvulling op de conclusie van antwoord van [gedaagde] , ingekomen op
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2022.
[eiser] is verschenen, vergezeld van zijn gemachtigde en de heer [B] , een vriend van hem. Namens [gedaagde] is verschenen haar vertegenwoordiger, de heer [C] , vergezeld van haar gemachtigde. Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt.
1.3.
Het was de bedoeling dat de kantonrechter vervolgens op 1 februari 2023 het vonnis zou wijzen en uitspreken. Dat is niet gelukt. De kantonrechter heeft besloten dat vandaag het vonnis in deze zaak wordt gewezen en uitgesproken.

2.Wat is er gebeurd?

2.1.
Op 19 oktober 2021 heeft [eiser] van [gedaagde] door middel van het uitbrengen van een bod op een veilingwebsite op een Peugeot 206 2.0 HDI Gentry 66KW 5-deurs, met het kenteken [kenteken] , de kilometerstand 531.007 en het bouwjaar 2004 (hierna: de auto) gekocht voor een prijs van € 451,43 (waarvan € 250,00 als koopprijs voor de auto, € 150,00 als handlingfee en € 51,43 als veilingkosten).
2.2.
Op 18 oktober 2021 was in een garage van [gedaagde] in [plaats] een kijkdag waarop de auto die door [gedaagde] op de veilingwebsite werd aangeboden kon worden bekeken.
[eiser] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
2.3.
Op 22 oktober 2021 heeft [eiser] , vergezeld van de heer [B] , de auto in vorenbedoelde garage opgehaald en de autosleutels van [gedaagde] overhandigd gekregen. De heer [B] is met deze auto weggereden. [eiser] heeft de auto op dezelfde dag vanaf een pompstation bij [.] , gelegen nabij [plaats] , naar [..] laten takelen.
2.4.
[eiser] heeft de auto op 10 november 2021 naar de sloop gebracht. De auto is diezelfde dag gesloopt.
2.5.
In een e-mail van 11 november 2021 schrijft [eiser] aan [gedaagde] onder meer dat de koppeling en de versnellingsbak van de auto volledig defect waren toen hij de auto ophaalde.
2.6.
Bij brief van 29 december 2022 heeft [eiser] de koopovereenkomst tussen partijen vernietigd op grond van dwaling.

3.Wat wil [eiser] en wat vindt [gedaagde] daarvan?

3.1.
[eiser] vordert in deze procedure een verklaring van recht dat hij de koopovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig heeft vernietigd. In dit verband vordert
[eiser] voorts dat [gedaagde] een bedrag van € 777,53 (bestaande uit: € 451,43 aan koopsom en € 326,10 aan sleepkosten) aan hem moet voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
[eiser] stelt dat de auto gebreken had, namelijk een defecte koppeling en defecte versnellingsbak, en dat moet worden vermoed dat deze gebreken al hebben bestaan ten tijde van de aflevering van de auto. [gedaagde] wist of behoorde te weten dat de auto defect was en dat daarmee niet (veilig) kon worden gereden. Er is sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Als [gedaagde] [eiser] goed had ingelicht, had hij de auto niet althans onder andere voorwaarden gekocht. [eiser] heeft de koopovereenkomst dan ook rechtsgeldig vernietigd, aldus [eiser] .
3.2.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiser] en concludeert tot afwijzing hiervan met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Hieraan ligt het volgende ten grondslag.
4.3.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. De vraag die partijen verdeeld houdt is of sprake was van de door [eiser] gestelde gebreken aan de auto ten tijde van de koopovereenkomst en de aflevering hiervan aan [eiser] en of [gedaagde] wist of behoorde te weten dat hiervan sprake was en [eiser] hieromtrent had behoren in te lichten.
Volgens artikel 7:17, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet een afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden.
Artikel 7:17, tweede lid, eerste zin, van het BW bepaalt dat een zaak niet beantwoordt aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Bij een consumentenkoop wordt echter op grond van artikel 7:18, tweede lid, van het BW [1] vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien
de afwijkingvan het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering
openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.
Van dwaling is sprake, indien zich een of meer van de gevallen voordoen die zijn genoemd in artikel 6:228, eerste lid, van het BW.
4.4.
Voordat wordt toegekomen aan het bewijsvermoeden van artikel 7:18, tweede lid, van het BW, moet voor toewijzing van de hoofdvorderingen van [eiser]
in ieder gevalkunnen worden vastgesteld dat sprake was van de door [eiser] gestelde gebreken aan de auto (afwijking van het overeengekomene). Hiervoor rust op
[eiser] de stelplicht en, bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast dat sprake is van de door hem gestelde gebreken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] het bestaan van de gestelde gebreken niet althans onvoldoende gemotiveerd. Hij heeft volstaan met de stelling dat de koppeling en versnellingsbak defect waren. [eiser] heeft de gestelde gebreken geenszins onderbouwd. Uit de overgelegde factuur van [onderneming] B.V. van 22 oktober 2021 inzake het laten wegtakelen van de auto blijkt niet van de door [eiser] gestelde defecte koppeling en/of defecte versnellingsbak. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden vastgesteld dat ten tijde van de koopovereenkomst en/of de aflevering van de auto sprake is (geweest) van de door [eiser] gestelde gebreken (waarover [eiser] mogelijk zou kunnen hebben gedwaald). Reeds daarom komen de hoofdvorderingen van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
Omdat [eiser] ten aanzien van de door hem gestelde gebreken niet voldoet aan de op hem rustende stelplicht, is voor nadere bewijslevering geen plaats.
4.6.
Gelet op vorenstaande behoeven overige stellingen van partijen geen bespreking.
4.7.
Omdat de hoofdvorderingen van [eiser] worden afgewezen, delen de nevenvorderingen van [eiser] datzelfde lot.
Proces- en nakosten
4.8.
[eiser] heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde] aan haar moet betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 264,00 (2 punten x tarief € 132,00) aan salaris gemachtigde.
4.9.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als vermeld onder de beslissing.
4.10.
[gedaagde] heeft gevorderd de kostenveroordelingen van [eiser] uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daartegen is [eiser] niet opgekomen. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van die vordering in de weg staan. Het vonnis wordt wat betreft de kostenveroordelingen daarom op grond van het bepaalde in artikel 233, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat [eiser] moet voldoen aan de veroordelingen en dat [gedaagde] het vonnis ten uitvoer kan leggen, ongeacht of hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten; hij moet aan [gedaagde] haar proceskosten betalen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 264,00;
5.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagde] aan het onder 5.2. vermelde van dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.

Voetnoten

1.zoals dit artikel ten tijde van de koopovereenkomst luidde.