ECLI:NL:RBMNE:2023:3885

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/540
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De VvE had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 4 juli 2022 was verleend voor een dakopbouw op vier woningen. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de gronden te laat waren ingediend en er geen toereikende machtiging was om namens de VvE bezwaar te maken. De rechtbank heeft het beroep van de VvE gegrond verklaard, omdat de gronden van bezwaar tijdig waren ingediend. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de VvE geen rechtsgeldig besluit had overgelegd waaruit bleek dat de voorzitter gemachtigd was om bezwaar te maken. Hierdoor bleef de niet-ontvankelijk verklaring van het college in stand. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de VvE en diende het het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

Vereniging van eigenaren [eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.M.C.F. de Groen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]

(gemachtigde: mr. M. de Jong).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [Derde partij] uit [plaats 2] (de vergunninghouder).

Inleiding

Het college heeft op 4 juli 2022 (het primaire besluit) een omgevingsvergunning aan vergunninghouder verstrekt voor een dakopbouw op vier woningen aan de [straat] te [plaats 2] .
Op 3 augustus 2022 heeft de gemachtigde van eiseres hiertegen bezwaar gemaakt namens eiseres, vertegenwoordigd door de voorzitter van het bestuur van eiseres, [naam] . Bij besluit van 30 december 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gronden volgens het college te laat zijn ingediend en omdat niet is gebleken dat de voorzitter gemachtigd is om namens eiseres bezwaar te maken.
Eiseres heeft beroep ingesteld.

Overwegingen

4. Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
5. De rechtbank dient te toetsen of het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Toetsingskader tijdigheid
6. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
7. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.

Is het bezwaarschrift te laat ingediend?

8. Vast staat dat het college het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 4 juli 2022 door verzending per post aan de vergunninghouder, zodat de laatste dag dat het bezwaarschrift moet zijn ontvangen 15 augustus 2022 is. Eiseres heeft een pro-forma bezwaarschrift ingediend op 3 augustus 2022. In dit bezwaarschrift ontbraken de gronden van het bezwaar. Het college heeft eiseres bij brief van 18 augustus 2022 verzocht om dit verzuim te herstellen. De hersteltermijn eindigde op 23 september 2022.
9. Eiseres heeft de gronden met dagtekening 20 september 2022 per gewone post (Gico Post) ingediend. Gico Post staat bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd als postvervoerbedrijf. Op de enveloppe staat geen (leesbaar) poststempel. In dat geval worden de gronden volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (RvS) [6] geacht tijdig op de post te zijn gedaan als zij de eerste of tweede werkdag na de termijn zijn ontvangen. Dat betekent in deze zaak dat de gronden uiterlijk dinsdag 27 september 2022 door het college moesten zijn ontvangen. De gronden zijn op 27 september 2022 ontvangen.
10. Nu de gronden op dinsdag 27 september 2022, de tweede werkdag na de laatste dag van de hersteltermijn, bij het college zijn ingekomen en niet is gebleken van feiten op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het later dan de laatste dag van deze termijn ter post is bezorgd, wordt het, gelet op het vorenstaande, geacht tijdig ter post te zijn bezorgd. De gronden waren dus, anders dan het college heeft betoogd, tijdig ingediend.
10. Deze beroepsgrond slaagt.
Toetsingskader machtiging
12. Eiseres is een Vereniging van eigenaren (VvE). Ten aanzien van de beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep van een VvE heeft de RvS geoordeeld dat de bestuursrechter dient te onderzoeken of aan dat beroep een rechtsgeldig intern besluit van de VvE ten grondslag ligt. [7] Met toepassing van artikel 6:6 van de Awb, is de rechtbank van oordeel dat dit ook geldt in een bezwaarprocedure.
13. In de splitsingsakte van eiseres is in artikel 53, lid 5 bepaald dat het bestuur een machtiging van de vergadering behoeft voor, onder andere, het instellen van rechtsvorderingen en het verrichten van rechtshandelingen. In de bezwaarprocedure ontbrak een machtiging. Eiseres heeft, na het geboden verzuimherstel, een document overgelegd waaruit blijkt dat de mede bestuursleden, de voorzitter van het bestuur, machtigen tot vertegenwoordiging op de hoorzitting en de verklaring dat de voorzitter de VvE in volle omvang mag vertegenwoordigen.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Uit de splitsingsakte van de VvE blijkt dat een machtiging van de vergadering noodzakelijk is voor het verrichten van rechtshandelingen. Het indienen van een bezwaarschrift is een rechtshandeling. Het is gericht op een rechtsgevolg, namelijk het aantasten van de omgevingsvergunning. Uit het document dat eiseres in bezwaar heeft overgelegd, blijkt niet dat de voorzitter door de vergadering van de VvE gemachtigd was om bezwaar te mogen maken. Het college heeft dus terecht geoordeeld dat een toereikende machtiging ontbreekt.
13. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank is van oordeel dat de gronden van bezwaar tijdig zijn ingediend. Ten aanzien van de machtiging, is de rechtbank van oordeel dat er in bezwaar, geen rechtsgeldig besluit van de vergadering van de VvE is overgelegd dat de voorzitter van het bestuur van de VvE machtigt. Om die reden heeft het college het bezwaar terecht nietontvankelijk verklaard.
16. Omdat de beroepsgrond over de tijdigheid van (de gronden van) het bezwaarschrift slaagt, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand.
16. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten die eiseres in verband met haar beroep heeft gemaakt. De kosten voor de rechtsbijstand van de gemachtigde van eiseres stelt de rechtbank op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht vast op € 837,-- (1 punt voor het indienen van het beroep, met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1). Verder bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 365,-- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep kennelijk gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,--;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.