4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Hoewel vaststaat dat verdachte samen met haar partner haar vijf weken oude dochter gedurende ongeveer twee uur alleen heeft achtergelaten in hun geparkeerde auto, terwijl het buiten op dat moment ongeveer 18 graden was en de auto in de zon stond, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarbij het (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dan wel op mishandeling van haar dochter. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen feit 2:
In een
proces-verbaal van bevindingenhebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 24 maart 2022 kwamen wij ter plaatse op de parkeerplaats van [locatie] te [plaats] . Ik zag dat alle ramen van het voertuig gesloten waren. Ik zag dat [A] de rechterachterdeur van het voertuig open had. Ik zag een baby'tje in een Maxi-Cosi zitten. Ik zag dat de baby ingepakt was in een zwarte voetenzak. Vervolgens een roze babycape. Ik hoorde van [A] dat zij deze al van het hoofd van de baby had gehaald. Het baby'tje had een trui en broekje aan en ze had een witte romper aan met daaronder nog een roze romper. Ik zag dat het baby'tje natte haren had en voelde dat het baby'tje erg bezweet was. Ik voelde in het nekje van het baby'tje en voelde dat deze ernstig warm was. Ik zag dat het baby’tje wat grauw zag. Ik zag nadat ik het uitkleedde dat het wat geliger werd. Ik kreeg na vijf minuten wat contact. Ik zag dat het baby’tje gretig water begon te sabbelen. Het voertuig stond in de zon geparkeerd. Samen met de verpleegkundige van de ambulance hebben wij het baby'tje onderzocht. Ik hoorde dat het kindje een temperatuur had van 38.4 graden. De verpleegkundige ging overleggen met de kinderarts omdat koorts bij een vijf weken oude baby niet goed is. Wij hoorden dat de baby geheel niet reageerde op de hielprik. Wij zagen middels onze boordcomputer dat de buitentemperatuur 18 graden was. Wij zagen in het systeem dat het kind genaamd is: [slachtoffer (achternaam)] , [slachtoffer (voornaam)] , geboren op [2022] te [geboorteplaats 2] .
In een
proces-verbaal van verhoor getuige [A]is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
V: Hoe kwam jij er achter dat er een baby in een auto lag?A: lk hoorde haar huilen. De klep van de Maxi-Cosi was half uitgeklapt en toen zag ik dat er een omslagdoek om het gezicht van de baby gevouwen zat.V: Heb jij in de tussentijd de eigenaren van de auto gezien?A: Nee die heb ik pas gezien toen de agenten er waren en de ouders later kwamen aanlopen.V: Hoe zou jij het weer omschrijven van 24 maart 2022?A: Het was erg warm. We keken in onze auto naar de temperatuurmeter en die gaf 20 graden aan.
V: Kun jij iets zeggen over de ramen van het voertuig?A: Die zaten allemaal dicht. Ik deed de deur open en ik deed toen rechtsachter, waar de baby zat, het raam open. Toen ik de deur open deed kwam er een warme walm naar buiten, daarom deed ik meteen het raam open.V: Heb je de andere ramen gecheckt?A: Ja die zaten ook allemaal dicht.V: Hoe trof jij de baby aan in de auto?A: Met die doek voor haar gezicht. Dat was een omwikkeldoek. Verder lag ze in een Maxi-Cosi zak, zo’n dikke winterzak. Die zat dichtgeritst.V: Wat heb je vervolgens gedaan?A: Als eerste heb ik de doek voor haar gezicht weggehaald, ze stopte toen meteen met huilen. Daarna heb ik de Maxi-Cosi zak opengeritst. Ik voelde aan haar hoofdje en dat voelde heel warm.V: Welke indruk maakte de baby op jou?A: Ze sliep gelijk verder nadat ik de doek voor haar gezicht weghaalde. Verder voelde ik dat ze nat en warm was.
In een
proces-verbaal van bevindingenis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag op de camerabeelden dat er op 24 maart 2022 om 11:12 uur een vrouw, man en twee kinderen vanuit de richting van de parkeerplaats bij [locatie] naar binnen liepen. Ik herkende de man en vrouw op de camerabeelden als de ouders van de baby die in de auto achterlaten was. Ik heb de camerabeelden van alle drie de in- en uitgangen van [locatie] bekeken en ik zag dat zowel vader als moeder niet meer in beeld zijn gekomen. Ik zag dat zij pas weer in beeld kwamen op het moment dat zij [locatie] verlieten om 13:42 uur.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte (voornaam)] heeft [slachtoffer (voornaam)] borstvoeding gegeven in de auto. Wij hebben [slachtoffer (voornaam)] in de auto achtergelaten, omdat zij ziek was. Het cultuurverschil speelt hierin een rol. Wij komen uit een warm land en als een kind ziek is, probeer je het kind zo warm mogelijk te houden. Ik wist niet dat dat gevaarlijk was voor [slachtoffer (voornaam)] . Ik was de tijd vergeten en had niet door dat we al tweeëneenhalf uur weg waren. Ik ben in die tweeëneenhalf uur niet teruggegaan naar de auto. [medeverdachte (voornaam)] heeft het autoraam aan de kant van [slachtoffer (voornaam)] een paar centimeter open gedaan voor we [slachtoffer (voornaam)] in de auto achterlieten. Het klopt dat ik tegen de politie heb gezegd dat ik tussentijds bij haar ben gaan kijken, terwijl dit niet zo was.
Bewijsoverweging
Op grond van de bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat verdachte samen met zijn vrouw, zijn vijf weken oude dochter in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten in de zin van artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Door haar ruim twee uur alleen te laten in een afgesloten auto, met meerdere lagen kleding aan en een doek op, althans voor haar hoofd, terwijl de buiten temperatuur ongeveer 18 graden bedroeg en de auto in de zon geparkeerd stond, zonder tussentijds regelmatig bij [slachtoffer (voornaam)] te gaan kijken, heeft hij de gezondheid van zijn dochter in gevaar gebracht. Hoewel [slachtoffer (voornaam)] gelukkig niet daadwerkelijk letsel als gevolg van oververhitting of uitdroging heeft opgelopen, was haar lichaamstemperatuur al wel tot 38,4 graden gestegen, zag zij grauw en had zij dorst. Hieruit volgt dat het gevaar op oververhitting en/of uitdroging door het handelen van verdachten in het leven is geroepen, terwijl evident is dat de vijf weken oude [slachtoffer (voornaam)] zichzelf niet kan redden.