ECLI:NL:RBMNE:2023:3860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
10033091 AC EXPL 22-1858
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door deurwaarder aan incassobureau na overname van executiezaken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gerechtsdeurwaarderskantoor, aangeduid als [eiseres], en een incassobureau, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft de inning van vorderingen die door [eiseres] zijn overgedragen aan [gedaagde] na het faillissement van een eerdere opdrachtgever, [onderneming] B.V. [eiseres] vordert betaling van een bedrag van € 14.096,77 voor werkzaamheden die zij heeft verricht in opdracht van [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet alleen de lusten, maar ook de lasten van de portefeuille van [onderneming] heeft overgenomen, en dat [eiseres] recht heeft op betaling van de gefactureerde bedragen. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] dossiers mag sluiten en tussentijds mag declareren, en dat de kosten die [eiseres] in rekening heeft gebracht correct zijn. De vordering van [eiseres] wordt toegewezen, en [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In reconventie heeft [gedaagde] geen recht op de gevorderde bedragen, en haar vorderingen worden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10033091 AC EXPL 22-1858 RW/1368
Vonnis van 2 augustus 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V., mede h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.J. Bijl,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
voorheen vertegenwoordigd door gemachtigde mr. [A] , nu procederend in persoon bij de heer [B] , (middellijk) bestuurder van [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, teven akte wijziging van eis in conventie en akte overleggen producties.
1.2.
De kantonrechter heeft bepaald dat de zaak mondeling behandeld moet worden. Op verzoek van [gedaagde] is twee keer een geplande zitting uitgesteld. De mondelinge behandeling die voor de derde keer was gepland, en waarvoor partijen zijn opgeroepen met een brief van 22 maart 2023, heeft plaatsgevonden op 28 april 2023. De griffier heeft van die zitting aantekeningen bijgehouden. [gedaagde] is - zonder geldige reden - niet verschenen en zij heeft zich op die zitting ook niet laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
1.3.
Daarna is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over en wat oordeelt de kantonrechter
2.1.
[eiseres] is een gerechtsdeurwaarderskantoor. Zij heeft vanuit die hoedanigheid sinds 2017 (her) executiewerkzaamheden verricht in opdracht van [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ). [onderneming] is op 13 juli 2021 failliet verklaard. [gedaagde] heeft de portefeuille met executiezaken die in behandeling was bij [eiseres] van de curator van [onderneming] overgenomen. [eiseres] heeft haar werkzaamheden voor die zaken, het betrof veelal oude titels, vervolgens voortgezet in opdracht van [gedaagde] . Vanaf in ieder geval 2022 heeft [gedaagde] geen nieuwe dagvaardings- of (her) executiezaken opgedragen aan [eiseres] .
2.2.
In deze procedure vordert [eiseres] (kort gezegd) het volgende. [eiseres] wil betaling van [gedaagde] voor haar werkzaamheden. Zij heeft deze werkzaamheden aan [gedaagde] gefactureerd. Volgens [eiseres] is het totaalbedrag van die facturen opeisbaar. Dat is een bedrag van
€ 14.096,77. [eiseres] wil betaling deels verkrijgen door haar vordering op [gedaagde] te verrekenen met de gelden die zij heeft geïnd voor (de opdrachtgevers van) [onderneming] / [gedaagde] en moet afdragen aan [gedaagde] , dan wel dat de kantonrechter bepaalt dat [eiseres] dat bedrag niet hoeft af te dragen aan [gedaagde] , totdat [gedaagde] de vordering van [eiseres] volledig heeft voldaan. Na wijziging van eis heeft [eiseres] het af te dragen bedrag berekend op € 4.766,52. Verder heeft [eiseres] nog een aantal eisen, die verderop in dit vonnis genoemd en beoordeeld zullen worden. Alles met nevenvorderingen.
2.3.
[gedaagde] is het daarmee niet eens en voert in conventie verweer. [gedaagde] betwist dat de vordering van [eiseres] opeisbaar is. Zij stelt dat [eiseres] zelf geen executiezaken mag sluiten en dat [eiseres] geen recht heeft op betalingen van haar kosten zolang een dossier niet gesloten is. De kosten die [eiseres] aan haar heeft gefactureerd en waarvan zij betaling vordert, zijn volgens [gedaagde] bovendien te hoog. Door [onderneming] en [eiseres] is bij aanvang van de samenwerking namelijk een Service Level Agreement (SLA) afgesproken, waarin die kosten zijn gemaximeerd. Die SLA, versie 2016, geldt volgens [gedaagde] ook tussen haar en [eiseres] . Bovendien voert [gedaagde] nog als verweer dat een deel van de facturen ziet op werkzaamheden die in opdracht van [onderneming] zijn uitgevoerd. Voor betaling van die werkzaamheden moet [eiseres] volgens [gedaagde] niet bij haar zijn, maar bij (de curator van) [onderneming] . In reconventie eist [gedaagde] dat [eiseres] het geïnde geld nu afdraagt en dat [eiseres] rekening en verantwoording aflegt over de executiezaken die bij haar in behandeling zijn, alles met nevenvorderingen.
2.4.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [eiseres] in deze procedure gelijk krijgt en [gedaagde] ongelijk. Hoe de kantonrechter tot deze oordelen komt, wordt hierna uitgelegd.
In conventie
Portefeuille [onderneming] is geheel (lusten en lasten) overgegaan op [gedaagde]
2.5.
[eiseres] heeft naar behoren onderbouwd gesteld dat [gedaagde] niet alleen de lusten, maar ook de lasten van de portefeuille van [onderneming] voor wat betreft de zaken die in behandeling waren bij [eiseres] , heeft overgenomen. [eiseres] heeft namelijk aangevoerd dat namens [gedaagde] in 2021 in het kader van de overgang van de portefeuille schriftelijk aan haar is toegezegd dat alle openstaande, dan wel in te dienen declaraties door [gedaagde] zullen worden voldaan (punt 9 dagvaarding). [gedaagde] erkent dat die toezegging is gedaan (punten 5 en 20 van de conclusie van antwoord in conventie). De overgang van de portefeuille is door die toezegging vergelijkbaar met een activa/passiva transactie. [gedaagde] kan [eiseres] dus niet naar (de curator van) [onderneming] verwijzen voor betaling van een del van haar werkzaamheden. [gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord in conventie aangevoerd dat haar toezegging onverplicht was en rechtens niet afdwingbaar en dat zij deze toezegging daarom niet langer gestand hoeft te doen. Dat betoog gaat niet op. De toezegging is onderdeel van de afspraken die partijen in het kader van de overgang van de portefeuille hebben gemaakt. Daarmee is de toezegging onderdeel geworden van de overeenkomt tussen partijen. [gedaagde] kan die overeenkomst niet eenzijdig wijzigen of intrekken. [eiseres] kan wel nakoming vorderen.
[gedaagde] moet de kosten van [eiseres] betalen
[eiseres] mag dossiers sluiten
2.6.
Een punt dat partijen zeer verdeeld houdt, is de vraag of [eiseres] executiedossiers mag sluiten of dat alleen [gedaagde] als opdrachtgever dat mag. Dat is volgens partijen van belang, omdat [eiseres] volgens [gedaagde] niet tussentijds mag declareren, maar alleen na sluiting van een dossier. Het beding waarin staat dat [eiseres] tussentijds mag declareren (artikel 2 van onderdeel F van de algemene voorwaarden van [eiseres] , zie productie 3 van [eiseres] ) zou volgens [gedaagde] niet van toepassing zijn. Dat zou volgens [gedaagde] staan in de met [eiseres] overeengekomen SLA. De betreffende SLA kan [gedaagde] niet over leggen. Maar volgens [gedaagde] is de met [eiseres] overeengekomen SLA exact dezelfde als die welke [gedaagde] heeft overgelegd als productie 1.
2.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Omdat [eiseres] niet ontkent dat een met productie 1 van [gedaagde] vergelijkbare SLA met [onderneming] is overeengekomen, gaat de kantonrechter daarvan uit. In de SLA staat dat de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing zijn, voor zover in de SLA daar niet uitdrukkelijk van wordt afgeweken (zie de volzin van de SLA op de eerste pagina boven
“De bedragen genoemd in deze SLA zijn excl. BTW”). [gedaagde] baseert zich voor haar stelling dat alleen zij en niet [eiseres] dossiers mag sluiten op artikel 5 van de SLA. Daarin staat:
“Verhaal Indien [eiseres] bekend is of raakt met het feit dat de schuldenaar geen verhaal biedt, dan zal [eiseres] dit aan[ [gedaagde] ]
kenbaar maken zodat[ [gedaagde] ]
ter voorkoming van (verdere) kosten kan besluiten het dossier te sluiten.”De kantonrechter leest in de tekst van deze bepaling niet dat alléén [gedaagde] kan besluiten om een dossier te sluiten en [eiseres] dus niet. [gedaagde] legt ook niet uit waarom partijen die bepaling wel zo zouden hebben bedoeld. Het uitgangspunt bij de beoordeling is daarom dat [eiseres] ook zelf dossiers kan sluiten indien de schuldenaar geen verhaal biedt. [gedaagde] heeft niet gesteld dat de ministerieplicht van een deurwaarder dat verhindert. Dat is ook niet gebleken.
2.8.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] haar kosten na het sluiten van dossiers in rekening kan brengen. De vraag of [eiseres] ook tussentijds mag declareren, hoeft de kantonrechter niet te beantwoorden. De vordering van [eiseres] heeft namelijk uitsluitend betrekking op dossiers die [eiseres] heeft gesloten. In principe moet [gedaagde] die dus betalen. In deze procedure heeft [eiseres] voldoende onderbouwd dat zij die dossiers mocht sluiten omdat de debiteuren geen verhaal bieden. Zij heeft toegelicht dat een deurwaarder zich ook de gerechtvaardigde belangen van een schuldenaar moet aantrekken en dat daarbij niet past dat een deurwaarder (verhaalbare) kosten blijft maken enkel en alleen omdat een incassobureau blijft hopen dat op enig (toekomstig) moment in een gedateerde kwestie alsnog betaling kan worden afgedwongen. Zij heeft verder toegelicht dat zij geen excessieve en onnodige druk op een schuldenaar mag uitoefenen en dat [gedaagde] dat van haar wel verlangt.
De hoogte van de kosten klopt en wordt toegewezen
2.9.
Op zichzelf betwist [gedaagde] de berekeningswijze van [eiseres] van de hoogte van de kosten niet. Wel stelt [gedaagde] dat [eiseres] meer in rekening brengt dan dat zij volgens de SLA mag. [gedaagde] beroept zich op het onderdeel van artikel 2 van de SLA waar staat:
“Indien er in executiezaken geen algehele voldoening wordt verkregen, worden de kosten die [eiseres] aan[ [gedaagde] ]
in rekening brengt beperkt tot: (…) een bedrag van € 350,00 aan executiekosten, indien er geen gelden zijn ontvangen of de ontvangen gelden niet de daadwerkelijk door [eiseres] gemaakte kosten dekt.”[gedaagde] concludeert daaruit dat in de dossiers die [eiseres] in rekening brengt de kosten maximaal € 350,00 kunnen bedragen.
2.10.
De kantonrechter oordeelt anders. Ten eerste citeert [gedaagde] niet het onderdeel van artikel 2 waarin staat dat [eiseres] ook de
“verschotten/out of pocketkosten (bijv. griffierecht, leges kadaster, kosten autoberger, slotenmaker en honorarium van een eventueel met u door [eiseres] in te schakelen advocaat)”in rekening kan brengen. Ten tweede staat in het wel geciteerde gedeelte van dat artikel niet dat de kosten per definitie maximaal € 350,00 bedragen, maar uitsluitend in die gevallen waarin
“geen gelden zijn ontvangen of de ontvangen gelden niet de daadwerkelijk door [eiseres] gemaakte kosten”dekken. Tegen deze achtergrond heeft [eiseres] haar kosten voldoende gespecificeerd met de producties die zij met haar laatste processtuk in het geding heeft gebracht. [gedaagde] heeft die producties niet meer weersproken. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het door [eiseres] gestelde en naar behoren onderbouwde bedrag. Dat betekent dat de vordering voor de hoofdsom zal worden toegewezen.
De geïnde gelden strekken in mindering
[eiseres] mag verrekenen.
2.11.
In de artikelen 2 en 3 van onderdeel G van de algemene voorwaarden van [eiseres] is bepaald dat [eiseres] ontvangen gelden mag verrekenen met de door haar gemaakte kosten. Voor zover de kantonrechter het verweer van [gedaagde] op dit punt goed begrijpt ( [gedaagde] heeft dat niet verder toegelicht), voert [gedaagde] aan dat die bepaling worden uitgesloten door artikel 5 (tweede volzin) van de SLA. Daarin staat:
“Maandelijks zullen de per saldo aan u toekomende gelden met een minimum van € 100,00 bij wijze van tussentijdse afrekening aan u worden afgedragen (…).”Maar de tekst van dat artikel sluit (zoals vereist in de SLA) niet ‘uitdrukkelijk’ de verrekeningsbevoegdheid van [eiseres] uit. Het woord ‘verrekening’ komt zelfs in dat hele artikel niet voor. Hoe de bewoordingen van dit artikel zouden kunnen betekenen wat [gedaagde] eruit concludeert, heeft [gedaagde] niet verder uitgelegd of toegelicht. Haar verweer op dit punt is daarom onvoldoende gemotiveerd en faalt om die reden. Het uitgangspunt is dus dat de verrekeningsbepalingen in de algemene voorwaarden van [eiseres] gelden.
2.12.
De geïnde gelden (ten tijde van de laatste conclusie van [eiseres] op 10 maart 2023: € 4.766,52) staan op de derdenrekening van de aan [eiseres] verbonden gerechtsdeurwaarder [C] . Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres] toegelicht dat wanneer bij vonnis een bestemming voor het geïnde geld is bepaald, de gerechtsdeurwaarder dat geld volgens die bestemming kan uitkeren. Met dit vonnis is die bestemming gegeven. De gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
2.13.
De verweren van [gedaagde] tegen de verschuldigdheid van de kosten en de verrekening van geïnde gelden slagen niet, zoals hiervoor is beslist. De gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] een eventueel nieuw/bijkomend saldo van te innen gelden eveneens in mindering mag brengen op hetgeen [gedaagde] op dat moment nog aan [eiseres] verschuldigd is, is daarom ook toewijsbaar.
Vermeerdering van eis
2.14.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis in conventie dat de kantonrechter bepaalt dat [eiseres] :
  • (al dan niet na verrekening) de af te dragen gelden in de Wet op de Consignatie van Gelden bedoelde consignatiekas dient te storten, waarna belanghebbenden bij die gelden eerst door de rechtbank kunnen laten uitmaken aan wie gelden toekomen, en dat
  • in gesloten en lopende dossiers alle afwikkeldocumenten, waaronder de als productie 2 overgelegde nota’s, in kopie aan de andere belanghebbenden, zijnde de schuldenaar en de schuldeiser in de dossiers, mag toezenden (teneinde de schuldenaar te informeren omtrent de juiste hoogte van de nog te betalen vordering, dan wel de schuldeiser te informeren omtrent door [gedaagde] ontvangen en nog door [gedaagde] aan schuldeisers door te betalen bedragen).
2.15.
[eiseres] heeft daaraan kort gezegd ten grondslag gelegd (zo licht zij toe) dat zij ernstige zorgen heeft over de werkwijze van [gedaagde] , zowel ten aanzien van haarzelf als de opdrachtgevers (crediteuren) en schuldenaars voor wie of bij wie [gedaagde] vorderingen incasseert of laat incasseren. Volgens [eiseres] heeft zij als zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder ook met de belangen van deze derden rekening te houden. [eiseres] acht de kans aanwezig dat [gedaagde] de ontvangen gelden niet afdraagt aan haar opdrachtgevers voor wie er is geïncasseerd, omdat zij twijfels heeft over de solvabiliteit van [gedaagde] . [eiseres] oppert verder dat [gedaagde] de vorderingen in de dossiers die [eiseres] heeft afgesloten wellicht via een andere deurwaarder wederom tracht te (her)incasseren, met inbegrip van de door [eiseres] aan [gedaagde] in rekening gebrachte verhaalbare ambtelijke kosten. Als dat zo is, zo betoogt [eiseres] , moet worden vastgesteld dat [gedaagde] aan de ambtelijke werkzaamheden van [eiseres] verdient en de onwetende schuldenaar onnodig met hogere kosten confronteert dan gerechtvaardigd.
2.16.
De kantonrechter overweegt dat [eiseres] haar argumentatie op dit punt niet heeft voorzien van een feitelijke en concrete toelichting. [eiseres] heeft alleen gesteld dat de meeste titels in de portefeuille oud zijn en dat zij vermoedt dat schuldeisers dikwijls niet eens bekend zijn met het feit dat [gedaagde] nog altijd poogt de gedateerde vorderingen te (laten) incasseren. [eiseres] kan daarom niet uitsluiten dat eventuele baten nimmer geheel of gedeeltelijk door [gedaagde] aan die onwetende schuldeisers ter beschikking worden gesteld. Aan de andere kant heeft [gedaagde] , hoewel zij daartoe naar behoren in staat is gesteld, in het geheel niet gereageerd op dit betoog van [eiseres] en dus de geuite vermoedens op geen enkele manier van repliek gediend. De kantonrechter beslist daarom dat het betoog van [eiseres] voldoet als onderbouwing van haar eisvermeerdering. Genoemde vorderingen zijn daarom toewijsbaar.
Subsidiaire vorderingen
2.17.
Omdat de primaire vorderingen van [eiseres] toegewezen worden, hoeft de kantonrechter de subsidiaire vorderingen niet te beoordelen.
Nevenvorderingen in conventie
2.18.
[eiseres] vordert de contractuele rente van 1% per maand over de hoofdsom vanaf de dag volgende op de respectievelijke factuurvervaldata, en € 915,97 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dat is als onweersproken toewijsbaar. De hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten zijn samen (€ 14.096,77 + € 915,97 =) € 15.012,74.
2.19.
[gedaagde] is de in conventie in het ongelijk gestelde partij, en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiseres] in conventie worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde €
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
Totaal € 2.233,33
In reconventie
2.20.
In reconventie vordert [gedaagde] dat [eiseres] het geïnde geld aan haar betaalt, met rente. Op basis van hetgeen in conventie is geoordeeld, wordt die vordering afgewezen.
2.21.
[gedaagde] vordert verder dat [eiseres] rekening en verantwoording aflegt over de geïnde gelden, met nevenvorderingen. [eiseres] heeft betoogt dat [gedaagde] in haar systeem kan inloggen en dat ook daadwerkelijk heeft gedaan, waarmee [eiseres] heeft voldaan aan haar verplichtingen op dit punt. Omdat [gedaagde] dat niet heeft weersproken, is haar vordering op dit punt niet toewijsbaar.
2.22.
Omdat de hoofdvorderingen in reconventie worden afgewezen, delen de nevenvorderingen dit lot.
2.23.
[gedaagde] is de in reconventie in het ongelijk gestelde partij, en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiseres] in reconventie worden begroot op € 330,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 330,00 x factor 0,5 wegens de samenhang met de zaak in conventie).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 15.012,74, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over € 14.096,77 vanaf de dag volgende op de respectievelijke factuurvervaldata tot de voldoening,
3.2.
verklaart voor recht dat [eiseres] het saldo van de nog door [eiseres] aan [gedaagde] af te dragen gelden (ten tijde van de laatste conclusie van [eiseres] van 10 maart 2023 € 4.766,52) in mindering mag brengen op hetgeen [gedaagde] aan [eiseres] verschuldigd is,
3.3.
verklaart voor recht dat [eiseres] een eventueel nieuw/bijkomend saldo van nog door [eiseres] aan [gedaagde] af te dragen gelden ook in mindering mag brengen op wat [gedaagde] op dat moment nog aan [eiseres] verschuldigd is,
3.4.
bepaalt dat [eiseres] (al dan niet na verrekening) de af te dragen gelden in de Wet op de Consignatie van Gelden bedoelde consignatiekas dient te storten, waarna belanghebbenden bij die gelden eerst door de rechtbank kunnen laten uitmaken aan wie gelden toekomen,
3.5.
bepaalt dat [eiseres] in gesloten en lopende dossiers alle afwikkeldocumenten, waaronder de als productie 2 overgelegde nota’s, in kopie aan de andere belanghebbenden, zijnde de schuldenaar en de schuldeiser in de betreffende dossiers mag toezenden (teneinde de schuldenaar te informeren omtrent de juiste hoogte van de nog te betalen vordering, dan wel de schuldeiser te informeren omtrent door [gedaagde] ontvangen en nog door [gedaagde] aan schuldeisers door te betalen bedragen),
3.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten in conventie van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.233,33, waarin begrepen € 746,00 aan salaris gemachtigde,
3.7.
wijst het meer of anders in conventie gevorderde af,
in reconventie
3.8.
wijst de vordering af,
3.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten in conventie van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 330,00 aan salaris gemachtigde,
in conventie en in reconventie
3.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.